ECLI:NL:RBUTR:2004:AP1340

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
SBR 04/1500 VV
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van sluiting Stadsherberg Karel de Stoute tijdens evenementen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 10 juni 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de sluiting van het café Stadsherberg Karel de Stoute. De burgemeester van de gemeente Utrecht had op 4 mei 2004 besloten om het café te sluiten tijdens verschillende evenementen van 2 mei tot 1 oktober 2004, waaronder de Bevrijdingsdag en het bluesfestival. Dit besluit was gebaseerd op incidenten die op 30 april 2004 hadden plaatsgevonden, waarbij bezoekers van het café de politie bekogelden met bierflessen. De voorzieningenrechter oordeelde dat onvoldoende bewijs was geleverd dat de ongeregeldheden direct aan de bedrijfsvoering van het café waren te wijten. De verzoeker, die het café exploiteert, betwistte de beschuldigingen en stelde dat er geen bierflessen waren verkocht, maar alleen tapbier. De voorzieningenrechter concludeerde dat de feiten niet voldoende waren onderbouwd en dat de sluiting van het café niet gerechtvaardigd was. Daarom werd het besluit van de burgemeester geschorst en werd de gemeente Utrecht veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
sector bestuursrecht
nr. SBR 04/1500
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht op het verzoek om een
voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoeker] en
[verzoeker] wonende te De Meern,
verzoeker,
en
de burgemeester van de gemeente Utrecht,
verweerder.
1. INLEIDING
1.1 Het verzoek heeft betrekking op een besluit van verweerder van 4 mei 2004, waarbij in de periode van 2 mei 2004 tot 1 oktober 2004 verzoekers niet wordt toegestaan het cafébedrijf Stadsherberg Karel de Stoute gevestigd op het perceel Voor Clarenburg 2 (hierna: het café) geopend te hebben gedurende de volgende evenementen/festiviteiten:
Bevrijdingsdag 5 mei 2004 vanaf 18.00 uur
De finale van de Amstelcup op 23 mei 2004 gedurende de gehele dag,
Het weekend van het bluesfestival op 11, 12, en 13 juni vanaf 18.00 uur
De popronde op 24 september 2004, vanaf 18.00 uur,
Alle thuiswedstrijden van F.C. Utrecht in europees verband vanaf 12.00 uur,
Alle uit- en thuiswestrijden van FC Utrecht voor de competitie en de beker de gehele dag en indien het een avondwedstrijd betreft vanaf 16.00 uur.
1.2 Het verzoek is op 9 juni 2004 ter zitting behandeld, waar verzoekers in persoon zijn verschenen, bijgestaan door mr. H.A. van der Linden, advocaat te Utrecht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Ramdoelare Tewari, werkzaam bij de gemeente Utrecht en H.R.M. Ekelschot, werkzaam bij de afdeling bijzondere wetten, van het district Paardenveld van de politie regio Utrecht.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
2.3 Aangezien tijdig bezwaar is gemaakt bij verweerder tegen het besluit waarop het verzoek betrekking heeft en deze rechtbank in de hoofdzaak bevoegd zal zijn, is er geen beletsel het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk te achten.
2.4 Naar aanleidingen van gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden rond en op 30 april 2004 heeft verweerder heeft op grond van artikel 9, vijfde lid, van de Horecaverordening de gedeeltelijke sluiting van het café bevolen op de in het besluit aangegeven data en uren.
2.5 Het besluit is gericht aan [verzoeker] (hierna: verzoeker), de vergunninghouder van de inrichting. De vergunning vermeldt daarnaast [verzoeker] (hierna: de beheerder) als beheerder van de inrichting. Niet in geschil is dat de vergunninghouder belanghebbende is bij het bestreden besluit. De vraag of de beheerder eveneens als belanghebbende dient te worden aangemerkt laat de voorzieningenrechter in het kader van het verzoek om voorlopige voorziening dan ook onbesproken.
2.6 Verweerder heeft aan het besluit twee incidenten ten grondslag gelegd, die hebben plaatsgevonden op 30 april 2004 om omstreeks 2.45 uur en op 30 april 2004 om omstreeks 15.00 uur. Op de betreffende avond alsmede de daaropvolgende middag heeft de politie zowel het café van verzoeker als het daarnaast gelegen café Meesters’ gesloten. Volgens verweerder werd bij het eerste incident de politie door publiek, afkomstig uit de inrichting van verzoeker, bekogeld met bierflessen. Bij het tweede incident maakte volgens verweerder het publiek, afkomstig uit de inrichting van verzoeker, het de politie onmogelijk om hun werkzaamheden te verrichten. Verweerder acht deze incidenten direct te wijten aan de bedrijfsvoering van verzoeker aangezien de flessen bier afkomstig uit verzoekers inrichting zouden zijn en de beheerder ’s nachts onder invloed zou zijn geweest. Daarbij wijst verweerder erop dat het niet past om bij een grootschalige gelegenheid als de viering van koninginnedag drank uit flessen te verstrekken. Voorts is verzoeker volgens verweerder onvoldoende in staat gebleken de bedrijfsvoering zodanig in te richten dat hij voldoende overwicht heeft op de bezoekers van de inrichting ter voorkoming van incidenten in de sfeer van openbare orde en veiligheid. Daarvoor mist verzoeker volgens verweerder de tact, mentaliteit en bovenal het overwicht op zijn klanten. Volgens verweerder is duidelijk geworden dat de problematiek met betrekking tot de exploitatie van de inrichting van verzoeker zich in overwegende mate voordoet op het moment dat er sprake is van evenementen en/of festiviteiten in de stad.
2.7 Allereerst wijst de voorzieningenrechter er op dat indien de door verweerder gestelde feiten – met name het verstrekken van bier in flessen en het verkeren onder invloed - zouden vaststaan dit inderdaad de conclusie zou rechtvaardigen dat de bedrijfsvoering van verzoeker op 30 april j.l. volstrekt ondeugdelijk is geweest. Hierbij is van belang dat het verstrekken van bier in flessen bij dergelijke evenementen uitdrukkelijk niet is toegestaan uit een oogpunt van het voorkomen van ongeregeldheden en dat het volstrekt onverantwoord is indien een beheerder van een horeca-inrichting tijdens werktijd onder invloed verkeert. Verzoeker heeft beide feiten gemotiveerd betwist.
Ten aanzien van het verstrekken van flessen uit de inrichting heeft verzoeker gesteld dat men sowieso nooit bierflessen verkoopt aangezien er uitsluitend tapbier wordt geschonken. Verzoeker is vanaf het begin op de hoogte geweest van de afspraak om bij evenementen uitsluitend in plastic glazen te schenken en heeft daar ook altijd gevolg aan gegeven. Wel is op de avond van 29 april om circa 23.30-24.00 u door een personeelslid per ongeluk een bestelling breezers in flessen van het merk Smirnoff op het terras geserveerd maar het personeelslid is daar onmiddellijk op aangesproken en dit heeft zich niet meer herhaald.
Het proces-verbaal van 2.18 uur vermeldt dat het mountainbike team hen vertelde dat zij werden geconfronteerd met bierflessen gooiend publiek van beide cafés. De verbalisanten vermelden echter dat zij niet hard konden maken dat er daadwerkelijk in het café van verzoeker of café Meesters bier uit flessen werd verkocht. Het standpunt van verweerder is dan ook uitsluitend gebaseerd op een verklaring van de ondernemer van het café Meesters en een eigen verklaring van verzoeker, zoals deze zijn neergelegd in het proces-verbaal van 30 april om 16.29 uur. Dit proces-verbaal vermeldt dat de ondernemer van café Meesters wist te vertellen dat de flessen die naar de politie waren gegooid afkomstig waren van café Karel de Stoute. Voorts is in dit proces-verbaal vermeld dat dit door verzoeker in een later gesprek “min of meer werd bevestigd, er zou eenmalig drank zijn verkocht”. Ter zitting is door verzoeker toegelicht dat het ging om een bestelling van 4 of 5 breezerflesjes en dat verzoeker zich niet kan voorstellen dat dit de oorzaak zou zijn geweest van de latere ongeregeldheden. Deze toelichting is - anders dan verweerder stelt - niet in strijd met de in het proces-verbaal weergegeven verklaring. Uit het verslag van het zienswijzengesprek kan voorts niet worden afgeleid dat verzoeker in dat gesprek de verkoop van bier in flessen zou hebben erkend. De conclusie van verweerder dat verzoeker later is teruggekomen op zijn aanvankelijk afgelegde verklaring kan dan ook op basis van de voorhanden stukken alsmede de toelichting van beide partijen ter zitting niet worden gedeeld. In dit verband merkt de voorzieningenrechter nog op dat de weergave in de gedingstukken van hetgeen verzoeker zou hebben gezegd uiterst summier is. Aan de verklaring van de ondernemer van het café Meesters kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder de gegeven omstandigheden geen doorslaggevende betekenis worden gehecht.
Op grond van het voorgaande is onvoldoende vast komen staan dat de bierflessen waarmee de politie werd bekogeld afkomstig waren van het café van verzoeker.
Het eerst ter zitting door verweerder ingenomen standpunt dat er niet met bierflessen maar met breezerflessen zou zijn gegooid staat volstrekt haaks op hetgeen zowel in de diverse processen-verbaal als in het bestreden besluit is vermeld, nu daar zeer expliciet over bierflessen wordt gesproken. Dat sprake zou zijn van een misverstand acht de voorzieningenrechter moeilijk voorstelbaar gelet op het verschil in uiterlijk tussen de beide soorten flessen. Ook het tijdsverloop en de geringe omvang van de door verzoeker uitgegeven bestelling maakt het niet aannemelijk dat er enig causaal verband is met de latere ongeregeldheden.
2.8 Volgens het proces-verbaal is de sluiting van het café ’s nachts aangezegd aan de ondernemer, waarbij is vastgesteld dat deze redelijk onder invloed was. In het proces-verbaal ontbreekt de naam van de ondernemer aan wie de sluiting is aangezegd. Ter zitting is aangegeven dat niet verzoeker maar de beheerder wordt bedoeld. Verzoeker was niet aanwezig die avond. Evenmin is een beschrijving gegeven van de toestand waarin hij verkeerde en op grond waarvan de conclusie is getrokken dat hij onder invloed was. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de politie die avond niet in het café is geweest. De beheerder heeft ter zitting verklaard dat de politie die avond niet met hem heeft gesproken. Er liepen volgens hem twee man bediening op het terras. Zelf werkte hij niet op het terras. De beheerder stelt dat vanaf een uur of half twee, twee uur ’s nachts niet meer op het terras werd geserveerd en dat hij ten tijde van de komst van de politie zelf al van plan was te gaan sluiten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is op grond van de ter beschikkingstaande stukken onvoldoende vast komen staan hoe de gang van zaken is geweest rondom de sluiting van het café in de nacht. Tevens is onvoldoende onderbouwd – voor zover inderdaad met de beheerder is gesproken – dat deze inderdaad onder invloed was.
Hoewel niet ontkend kan worden dat de door de verbalisanten gerapporteerde ongeregeldheden die plaatsvonden voor de café’s een bedreigende situatie vormden die de nachtelijke cafésluiting op dat moment rechtvaardigde, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter, op grond van de summiere gegevens die thans voorhanden zijn niet met zekerheid worden gezegd dat de ontstane situatie voornamelijk aan de bedrijfsvoering van verzoeker is te wijten. Daarbij wordt opgemerkt dat in de processen-verbaal werd gesproken over publiek van beide café’s en dat het ook voor de politie niet duidelijk was van welk café het zich misdragende publiek afkomstig was, hetgeen aanleiding vormde om beide cafés te sluiten. Bovendien was het op die avond zeer druk, zodat het aannemelijk is dat het onderscheid tussen het publiek dat tot het café behoorde en het overige publiek, ook door de horecaondernemers zelf, niet gemakkelijk gemaakt kon worden.
2.9 Met betrekking tot het tweede incident, dat plaatsvond in de middag van koninginnedag, overweegt de voorzieningenrechter dat blijkens het proces-verbaal de situatie aanvankelijk rustig was en dat de sfeer goed was, doch dat de problemen ontstonden op het moment dat de politie een aanhouding wilde verrichten naar aanleiding van baldadig gedrag van een bezoekster van het terras van Karel de Stoute waarna enkele mensen uit het publiek zich tegen de politie keerden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is van dit incident eveneens onvoldoende komen vast te staan dat dit aan de bedrijfsvoering van verzoeker is te wijten. In dit verband wordt nog opgemerkt dat door café Meesters een muziekgroep was ingehuurd en een buitentap was geplaatst zodat bepaald niet kan worden uitgesloten dat het publiek voornamelijk daarop af kwam. Aangezien de terrassen naast elkaar zijn gelegen en geen afscheiding hebben met het voetgangersgebied is niet komen vast te staan dat het specifiek klanten van verzoeker waren die de ongeregeldheden hebben veroorzaakt.
2.10 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen bestaat onvoldoende duidelijkheid over de feiten die verweerder aan het besluit ten grondslag heeft gelegd, zodat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de incidenten zijn te wijten aan de bedrijfsvoering van verzoeker.
2.11 De voorzieningenrechter onderschrijft het standpunt van verweerder dat juist bij evenementen en festiviteiten wanneer het publiek zich massaal in de stad begeeft de ondernemer van een horeca-inrichting extra alert dient te zijn en zijn bedrijfsvoering zonodig dient aan te scherpen. Voor de stelling van verweerder dat verzoeker de capaciteiten mist om zijn café onder deze omstandigheden te drijven, biedt het dossier naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, echter onvoldoende aanknopingspunten. Daarbij wordt nog opgemerkt dat verzoeker reeds sinds 1978 het café drijft en dat zijn zoon als beheerder sedert 1999 aanwezig is, en dat door verweerder ter zitting is erkend dat zich nooit eerder incidenten hebben voorgedaan in het café van verzoeker, ook niet bij de vele grootschalige evenementen die in die periode hebben plaatsgevonden.
2.12 In hetgeen hiervoor is overwogen ziet de voorzieningenrechter aanleiding het besluit te schorsen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat verweerder zijn ter zitting naar voren gebrachte stelling dat de bluesroute, het eerstkomende evenement waar de gedeeltelijke sluiting op ziet, een nog risicovoller evenement is dan de koninginnedag, volstrekt niet heeft onderbouwd en dat verzoeker dit gemotiveerd heeft weersproken.
2.13 Op grond van het vorenstaande is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 644,- als kosten van verleende rechtsbijstand.
3. BESLISSING
de voorzieningenrechter,
3.1 wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe,
3.2 schorst het besluit van 4 mei 2004,
3.3 bepaalt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 136,- aan hem vergoedt,
veroordeelt verweerder in de kosten van dit geding ten bedrage van € 644, - te betalen door de gemeente Utrecht
Aldus vastgesteld door mr. T. Dompeling, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2004.
De griffier: De voorzieningenrechter:
mr. S. Meurs mr. T. Dompeling
Afschrift verzonden aan partijen op: