De rechtbank stelt in dat verband voorop dat als uitgangspunt geldt dat het treffen van een verkeersmaatregel als hier aan de orde als een normale maatschappelijke ontwikkeling moet worden beschouwd, waarmee een ieder kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening van de betrokkenen behoren te blijven. Dat neemt niet weg dat zich feiten en omstandigheden kunnen voordoen waardoor een individueel belang ten gevolge van een dergelijke maatregel zodanig zwaar wordt getroffen dat het uit die maatregel voortvloeiende nadeel redelijkerwijs niet ten laste van de betrokkenen dient te blijven.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake is. Hoewel de rechtbank niet uitsluit dat eiseres door de betreffende verkeersmaatregel in economisch opzicht in haar belangen is getroffen, is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij onevenredige, buiten haar normale maatschappelijke risico vallende en redelijkerwijs niet ten laste van haar komende schade heeft geleden als gevolg van dat besluit.
De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat eiseres reeds sedert medio 1960 met een benzineverkoop-punt is gevestigd in de toen nog in aanbouw zijnde woonwijk Liendert. Sedert die periode heeft de betreffende woonwijk zich volledig ontwikkeld, van welke ontwikkelingen eiseres in de loop der jaren heeft geprofiteerd. Daarnaast kan worden vastgesteld dat in de jaren '80 door de gemeente Amersfoort is begonnen met de ontwikkeling van het, aan de woonwijk Liendert grenzende, industrieterrein De Hoef, van welke ontwikkeling eiseres eveneens in economisch opzicht heeft geprofiteerd.
Eiseres had dan ook rekening dienen te houden met de mogelijkheid dat er van de zijde van verweerder met het oog op evengenoemde ontwikkelingen voor de woonwijk Liendert en het industrieterrein De Hoef verkeersbesluiten konden worden genomen, welke er toe zouden strekken om sluipverkeer in de woonwijk Liendert te weren en de woonwijk op die wijze autoluw te maken.
Dat eiseres met deze mogelijkheid rekening had dienen te houden geldt temeer nu enerzijds reeds in de toelichting op het uitwerkingsplan van maart/april 1988 melding wordt gemaakt van de ontsluiting van het industrieterrein De Hoef, waarbij onder meer wordt gesproken over het zogenoemde Rustenburgtracé als ontsluitingsroute, en ander- zijds ook in oktober 1991 al een verkeersbesluit was genomen waarbij de Liendertseweg voor vrachtverkeer werd afgesloten. De omstandigheid dat afsluiting van de Liendertseweg voor gemotoriseerd verkeer wellicht niet direct uit het betreffende globale bestemmingsplan "De Hoef" dan wel het uitwerkingsplan is af te leiden, acht de rechtbank niet doorslaggevend voor de beantwoording van de vraag of in casu gesproken kan worden van een verkeersmaat-regel welke moet worden aangemerkt als een normale maatschappelijke ontwikkeling, waarmee een ieder, mede gelet op de voorschrijdende maatschappelijke inzichten dienaangaande, kan worden geconfronteerd. Zoals ter zitting is bevestigd heeft eiseres voorafgaand aan het doen van investeringen in 1992 niet afzonderlijk geïnformeerd bij verweerder naar de mogelijke verkeersontwikkelingen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de nadelige gevolgen van de betreffende verkeersmaatregel in het onderhavige geval voor rekening van eiseres behoren te blijven. Dit geldt temeer nu eiseres als een van de grotere oliemaatschappijen in Nederland vele afzetmogelijkheden heeft en als zodanig dagelijks wordt geconfronteerd met voortschrijdende inzichten ten aanzien van de infrastructuur.
Als gevolg van deze ontwikkelingen zal eiseres enerzijds regelmatig te maken krijgen met voor haar nadelige verkeersbesluiten, doch anderzijds zeker ook met voor haar gunstige besluiten. Gelet hierop kan eiseres zich dan ook bezwaarlijk beroepen op enig recht op handhaving van een bestaande situatie, zeker niet nu aan de toename van het autoverkeer en de ontwikkeling van de gehele infrastructuur veelal positieve gevolgen voor oliemaatschap-pijen zijn verbonden.