ECLI:NL:RBUTR:2000:AA9038

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
111897/HA ZA 00-449
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de levering van vuurwerk en de toepasselijkheid van algemene voorwaarden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de vennootschap onder firma [appellant] V.O.F., gevestigd te Veenendaal, tegen een vonnis van de kantonrechter te Amersfoort. De zaak betreft een geschil over een schriftelijke overeenkomst die in oktober 1996 is gesloten tussen [appellant] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [geïntimeerde], gevestigd te Rotterdam, met betrekking tot de levering van vuurwerk. [appellant] heeft niet alle bestelde vuurwerk op tijd kunnen leveren voor de jaarwisseling 1998/1999, wat heeft geleid tot een vordering van [geïntimeerde] van ƒ 10.000,-- wegens niet-nakoming van de overeenkomst.

De rechtbank heeft het hoger beroep in volle omvang beoordeeld. [appellant] heeft één grief ingediend, waarin zij betoogt dat de overeenkomst niet voor meerdere jaren is gesloten, maar uitsluitend voor de jaarwisseling 1996/1997. De rechtbank oordeelt echter dat de overeenkomst ook geldt voor de jaarwisseling 1998/1999, omdat de tekst van de overeenkomst dit ondersteunt en er geen andere afspraken zijn gemaakt die de leveringsvoorwaarden zouden wijzigen.

Daarnaast is er een geschil over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [appellant]. De rechtbank oordeelt dat de inhoud van de overeenkomst prevaleert boven de algemene voorwaarden, omdat de overeenkomst specifieke bedingen bevat die voorrang hebben. [appellant] erkent dat zij niet alle bestelde zaken heeft kunnen leveren, waardoor het bedrag van ƒ 10.000,-- opeisbaar is. De rechtbank bekrachtigt het bestreden vonnis en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

VONNIS
van de arrondissementsrechtbank te
Utrecht, meervoudige kamer voor de
behandeling van burgerlijke zaken,
in de zaak van:
de vennootschap onder firma
[appellant] V.O.F.,
gevestigd en kantoorhoudende te Veenendaal,
eiseres in het hoger beroep,
procureur:
mr. P.G. Broekman,
- t e g e n -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in het hoger beroep,
procureur:
mr. J. van Andel.
Partijen worden in dit vonnis aangeduid als [appellant] en [geïntimeerde].
1.
Het geding in hoger beroep
1.1
[appellant] is bij dagvaarding van 24 februari 2000 in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de kantonrechter te Amersfoort op 2 februari 2000 onder rolnummer 175786CV99-3217 tussen partijen heeft uitgesproken.
1.2
Bij memorie van grieven, met producties, heeft [appellant] één grief tegen het bestreden vonnis aangevoerd en geconcludeerd dat de rechtbank het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
1.3
[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord, met producties, de grief bestreden en geconcludeerd tot verwerping van het beroep met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties.
1.4
[appellant] heeft een akte uitlating producties genomen, met één productie.
1.5
Partijen hebben vonnis gevraagd op het griffiedossier, waarin zich de gedingstukken van beide instanties bevinden.
2.
De grief
De rechtbank verwijst voor de inhoud van de grief naar de desbetreffende memorie.
3.
De vaststaande feiten
3.1
[appellant], groothandel in vuurwerk, heeft in oktober 1996 met [geïntimeerde] een schriftelijke overeenkomst met betrekking tot levering van vuurwerk gesloten. De overeenkomst is bij dagvaarding in eerste aanleg overgelegd als productie 2 en 3 en als zodanig bekend aan partijen en de rechtbank.
3.2
[appellant] heeft niet al het door [geïntimeerde] bestelde vuurwerk voor de jaarwisseling 1998/1999 tijdig kunnen leveren.
3.3
[geïntimeerde] heeft [appellant] er schriftelijk op gewezen dat zij haar verplichtingen uit de in 3.1 genoemde overeenkomst niet is nagekomen en op grond daarvan het in artikel 4 van de overeenkomst genoemde bedrag van ƒ 10.000,-- opgeëist. [appellant] weigert laatstgenoemd bedrag aan [geïntimeerde] te betalen.
4.
De beoordeling van het hoger beroep
4.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg het in 3.3 bedoelde bedrag van ƒ 10.000,-- met rente gevorderd.
4.2
De kantonrechter heeft de vordering bij het bestreden vonnis toegewezen, omdat [appellant] niet binnen de daarvoor gegeven termijn heeft geantwoord.
4.3
[appellant] beoogt met haar grief de zaak in volle omvang aan de rechtbank voor te leggen, zo leidt de rechtbank af uit de daarbij gegeven toelichting.
4.4
Nu het hoger beroep mede dient om in eerste aanleg gemaakte fouten te herstellen, zal de rechtbank de zaak thans in volle omvang (opnieuw) beoordelen.
4.5
Volgens [appellant] is de in 3.1 genoemde overeenkomst niet voor alle komende jaren gesloten, maar uitsluitend voor leveringen verband houdende met de jaarwisseling 1996/1997.
4.6
De rechtbank is met [geïntimeerde] van oordeel dat dit verweer van [appellant] niet strookt met de tekst van artikel 1 van de overeenkomst van partijen. Bedoeld artikel 1 is zodanig geformuleerd dat de overeenkomst betrekking kan hebben op meerdere jaren. Voorts blijkt uit de stukken dat partijen sedert het sluiten van de overeenkomst zonder onderbreking elk jaar zaken met elkaar hebben gedaan. Niet gesteld of gebleken is dat partijen na het sluiten van de overeenkomst in oktober 1996 mondeling dan wel schriftelijk andere afspraken hebben gemaakt die in de plaats zijn gekomen van de leveringsvoorwaarden in die overeenkomst. De rechtbank concludeert daarom dat de overeenkomst ook geldt voor leveringen met betrekking tot de jaarwisseling 1998/1999.
4.7
Partijen verschillen van mening over de vraag of de algemene voorwaarden van [appellant] op de overeenkomst van toepassing zijn. [geïntimeerde] stelt -zakelijk weergegeven- dat de algemene voorwaarden niet bij het aangaan van de overeenkomst in oktober 1996 zijn overeengekomen. Volgens [geïntimeerde] zijn de algemene voorwaarden van [appellant] nooit aan haar ter hand gesteld of toegezonden. Bij akte uitlating producties voert [appellant] aan dat haar algemene voorwaarden zijn afgedrukt op de door haar gehanteerde bestelformulieren, waarvan ook [geïntimeerde] gebruik heeft gemaakt.
4.8
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de op 6 oktober 1996 gesloten overeenkomst prevaleert boven de algemene voorwaarden, nu de overeenkomst individuele bedingen bevat. Laatstgenoemde bedingen hebben, naar algemeen wordt aangenomen (BW Tekst & Commentaar, derde druk, blz. 1867), voorrang boven de in de algemene voorwaarden opgenomen bedingen.
4.9
[appellant] erkent dat zij niet alle door [geïntimeerde] bestelde zaken voor de jaarwisseling 1998/1999 heeft kunnen aanbieden. Uit de overeenkomst vloeit daarom, naar het oordeel van de rechtbank, rechtstreeks voort dat het in artikel 4 genoemde bedrag van ƒ 10.000,-- opeisbaar is, ongeacht de werkelijk door [geïntimeerde] geleden schade. Het verweer dat [geïntimeerde] te laat zou hebben besteld wordt verworpen, omdat artikel 4 ook geldt voor leveringen tijdens de wettelijk toegestane verkoopdagen in Nederland en de overeenkomst geen datum of tijdstip vermeldt waarop de bestellingen uiterlijk moeten zijn gedaan en voorts, omdat [appellant] ook niet heeft betwist dat het in de vuurwerkbranche gebruikelijk is dat er op de laatste dagen (van het jaar) nog vuurwerk wordt besteld en geleverd, noch dat [geïntimeerde] in 1998/1999 niet anders of op andere wijze heeft besteld dan in eerdere jaren. Bovendien heeft [appellant] niet betwist dat wel was afgesproken dat in de laatste dagen van het jaar zou worden geleverd.
4.1
[geïntimeerde] heeft terecht naar voren gebracht dat de kantonrechter [appellant] op goede gronden ambtshalve in de proceskosten heeft veroordeeld.
De slotsom
4.11
Nu de grief faalt dient het bestreden vonnis te worden bekrachtigd onder aanvulling van de rechtsgronden.
4.12
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.
5
De beslissing
De rechtbank:
5.1
Bekrachtigt het bestreden vonnis onder aanvulling van de rechtsgronden;
5.2
Veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen, tot op deze uitspraak begroot op ( 400,-- aan verschotten en op ( 1.095,-- aan salaris van de procureur. Verklaart dit vonnis wat betreft deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.B. van Esch, N.E. Kerssies en H.C. Frankena en is in het openbaar uitgesproken op woensdag 29 november 2000.