ECLI:NL:RBSHE:2012:BZ0584

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12 / 2708
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor verplaatsing schutterslocatie en plaatsing schietbomen

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een omgevingsvergunning die is verleend aan de gemeente Maasgouw voor het verplaatsen van een schutterslocatie en het plaatsen van twee schietbomen met kogelvangers. De rechtbank heeft op 5 februari 2013 uitspraak gedaan in deze zaak. De eisers, woonachtig in de nabijheid van de nieuwe locatie, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat zij van mening zijn dat de aanvraag te laat is aangevuld en dat zij hierdoor in hun belangen zijn geschaad. De rechtbank oordeelt echter dat de eisers niet geschaad zijn, omdat zij ook een nieuwe aanvraag hadden kunnen indienen. De rechtbank stelt vast dat de schutterslocatie valt onder de uitzondering van de vergunningplicht voor traditioneel schieten en dat de aanvraag in overeenstemming is met de bestemming sportvelden. De rechtbank concludeert dat de gemeente voldoende heeft gemotiveerd dat de aanvraag niet in strijd is met het bestemmingsplan en dat de benodigde parkeerplaatsen zijn gerealiseerd. De vrees van de eisers voor geluidsoverlast en verkeersoverlast wordt door de rechtbank niet gehonoreerd, omdat deze aspecten geen rol spelen bij de beoordeling van de omgevingsvergunning. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2708
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 februari 2013 in de zaak tussen
[eiser 1], [eisers 2 en 3], [eiser 4] en [ eiser 5],
[eisers 6 en 7], [eisers 8 en 9], te Maasbracht, eisers
(gemachtigde: mr. P. Hamers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw, verweerder
(gemachtigde: N.J.S. Maas-Houben en P.J.M.J. Vaessen).
Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de gemeente Maasgouw een omgevingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ten behoeve van het verplaatsen van de schutterslocatie (gebouw) en het plaatsen van twee schietbomen met kogelvangers op de locatie [adres].
Bij besluit van 16 juli 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers gedeeltelijk ongegrond verklaard. Hiertegen hebben eisers beroep ingesteld. De zaak is door de rechtbank Roermond op basis van art. 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling doorgezonden naar deze rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 januari 2013, waar voor eisers is verschenen
mr. P. Hamers, vergezeld van [eiser 2] en [eiser 7]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde.
Overwegingen
1.1 De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eisers zijn woonachtig aan de Sint Joosterweg en aan de Stevensweerterweg te Maasbracht.
1.2 Op 6 september 2011 heeft de gemeente Maasgouw (verder: de gemeente) een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het verplaatsen van een schutterslocatie en het plaatsen van twee schietbomen met kogelvangers op de locatie kadastraal bekend gemeente Maasgouw, sectie H, nummer 1076, plaatselijk bekend Sint Joosterweg ongenummerd. Bij brief van 24 oktober 2011 heeft verweerder de gemeente tot uiterlijk 22 november 2011 in de gelegenheid gesteld aanvullende gegevens aan te leveren. Deze gegevens zijn op 25 november 2011 aangeleverd.
1.3 De nieuwe locatie bevindt zich tussen de Sint Joosterweg en de Rijksweg A2. Aan de zuidzijde van de nieuwe locatie bevindt zich een bedrijventerrein en aan de noordzijde zijn voetbalvelden. De gemeente is eigenaar van het terrein. De aanvraag is ingediend ten behoeve van de verplaatsing van Schutterij St. Andreas 1634, die 15 leden telt.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers, onder verwijzing naar het advies van de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie ongegrond verklaard.
3.1 Eisers hebben aangevoerd dat de gemeente buiten de daartoe geboden termijn de aanvraag heeft aangevuld en dat verweerder de aanvraag niet in behandeling had mogen nemen.
3.2 Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de gemeente inderdaad te laat de gegevens had aangeleverd maar dat zij de aanvraag toch in behandeling heeft genomen omdat door deze werkwijze belanghebbenden niet in hun belangen zijn geschaad.
3.3 Ingevolge artikel 4:5, eerste lid onder c, van de Awb heeft verweerder de bevoegdheid om een aanvraag niet te behandelen als de verstrekte gegevens onvoldoende zijn.
3.4 Vast staat dat verweerder de bevoegdheid had de aanvraag niet te behandelen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van gebruikmaking van deze bevoegdheid vanwege het enkele te laat verstrekken van de benodigde gegevens. Eisers en andere belanghebbenden zijn door deze handelwijze niet geschaad omdat het aanvrager ook vrij had gestaan een nieuwe (volledige) aanvraag in te dienen. Gesteld noch gebleken is dat verweerder het primaire besluit op basis van onvolledige gegevens heeft genomen. Deze beroepsgrond faalt.
4.1 Eisers stellen verder dat voor de inrichting ook een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo benodigd is.
4.2 Volgens verweerder is de inrichting niet vergunningplichtig maar valt deze onder het Activiteitenbesluit. Op 27 oktober 2011 heeft Schutterij St. Andreas 1634 een melding gedaan als bedoeld in het Activiteitenbesluit voor het oprichten van de inrichting.
4.3 Ingevolge artikel 19.4 van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht worden inrichtingen voor het schieten in de open lucht met wapens werkend met luchtdruk of gasdruk als vergunningplichtige inrichtingen aangewezen met uitzondering van inrichtingen voor traditioneel schieten.
4.4 De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een inrichting voor traditioneel schieten die is uitgezonderd van de vergunningsplicht. Weliswaar hebben eisers ter zitting aangevoerd dat wapens en munitie worden opgeslagen, maar dit is van de zijde van verweerder betwist. Zowel ter zitting als in de melding van 27 oktober 2011 is van de zijde van de schutterij aangegeven dat de opslag plaatsvindt bij de leden van de schutterij, niet ter plaatse van de schietlocatie. Deze beroepsgrond faalt.
5.1 Eisers zijn voorts van mening dat vergunning is verleend in strijd met het bestemmingsplan. De bouwlocatie is binnen het bestemmingsplan “Maasbracht-Brachterbeek” gelegen op gronden met de bestemming ‘Sportvelden Rs(v)’ en niet binnen de bestemming ‘Schutterij Rs(s)’. Bovendien wordt niet voldaan aan de bouwvoorschriften nu volgens eisers de maximale toelaatbare oppervlakte voor gebouwen wordt overschreden. Eisers gaan hierbij uit van het terrein van de schutterij.
Volgens verweerder is de aanvraag niet in strijd met het bestemmingsplan en past dit binnen de ruime bestemming ‘Sportvelden Rs(v)’. Verder wordt ruimschoots voldaan aan de voorwaarde dat voor het bouwen van gebouwen het bebouwd oppervlak niet meer dan 5% van de bestemming mag bedragen. Verweerder gaat hierbij uit van de oppervlakte van het gehele bestemmingsvlak ‘Sportvelden Rs(V)’ en niet alleen van het terrein van de schutterij binnen dat bestemmingsvlak.
5.2 Het bestemmingsplan “Maasbracht-Brachterbeek” kent zowel de bestemming ‘Sportvelden Rs(v)’ als de bestemming ‘Schutterij Rs (s)’. Gronden met de bestemming ‘Sportvelden Rs(v)’ zijn bestemd voor de sportbeoefening en voor nutsvoorzieningen. Gronden met de bestemming “Schutterij Rs(s)’ zijn bestemd voor de schietsport en voor nutsvoorzieningen. De rechtbank is van oordeel dat schutterij kan worden aangemerkt als een vorm van sportbeoefening. De schutterij is daarom niet in strijd met de bestemming ‘Sportvelden Rs(v)’. Dat het bestemmingsplan tevens voorziet in een specifieke bestemming ‘Schutterij Rs(s)’ leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat de planwetgever heeft beoogd slechts de terreinen van de schutterijen die aanwezig waren ten tijde van de totstandkoming van het bestemmingsplan specifiek ten behoeve van de schutterij te bestemmen. Uit de tekst van het bestemmingsplan volgt niet dat de planwetgever heeft bedoeld om binnen de ruime bestemming ‘Sportvelden Rs(v)’ specifieke sporten zoals de schutterij nadrukkelijk uit te zonderen.
5.3 Ingevolge artikel 2.29, onder 3.A, eerste lid mag het bebouwd oppervlak van de totale bestemming niet meer dan 5% bedragen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee wordt bedoeld het bebouwde oppervlak van het totale plandeel met de bestemming ‘Sportvelden Rs(v)’ en niet slechts het terrein van de schutterij. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak met de bestemming ‘Sportvelden Rs(v)’ circa 72.000 m² bedraagt. De oppervlakte van de al aanwezige gebouwen samen met de oppervlakte van het te realiseren schutterslokaal is ruimschoots minder dan de toelaatbare oppervlakte voor gebouwen. De beroepsgrond van eisers faalt.
6.1 Eisers vrezen verder voor parkeeroverlast. Dit zal vooral optreden bij evenementen.
Verweerder heeft aangegeven dat op basis van de huidige ervaringcijfers 10 parkeerplaatsen extra worden gerealiseerd bij sportcomplex Mortelskoel.
6.2 Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt de omgevingsvergunning voor bouwen geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorschriften van de bouwverordening. Ingevolge artikel 2.5.30 van de Bouwverordening Maasgouw 2012 moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
6.2 Verweerder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de gemeente eigenaar is van het parkeerterrein bij sportcomplex Mortelskoel. Het parkeerterrein is gelegen direct aansluitend aan het terrein van de schutterij en ligt binnen dezelfde bestemming ‘Sportvelden Rs(v)’. De rechtbank is van oordeel dat met de aanleg van 10 parkeerplaatsen op dit terrein wordt voldaan aan bovengenoemd artikel van de bouwverordening. Op basis van de ervaringscijfers van de huidige schutterij, die door eisers niet zijn weersproken, heeft verweerder kunnen uitgaan van een parkeerbehoefte van 10 parkeerplaatsen. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat voor de oude locatie van de schutterij geen Drank- en horecawetvergunning was verleend zodat hier geen alcoholische dranken mochten worden verkocht en dat voor de nieuwe locatie een dergelijke vergunning niet is aangevraagd. Eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat er meer parkeerplaatsen nodig zijn. Dat bij evenementen veel bezoekers komen en parkeeroverlast ontstaat, wat hier ook van zij, leidt niet tot een ander oordeel. Dit valt buiten het bestek van deze vergunning. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat Afdeling 7 van de Algemene Plaatselijke Verordening Maasgouw 2012 voorziet in een vergunningplicht voor evenementen. Eventuele parkeeroverlast kan worden gereguleerd door middel van een evenementenvergunning. Deze beroepsgrond faalt.
7.1 Eisers hebben vervolgens aangevoerd dat zij vrezen voor geluidsoverlast door de schutterij. Zij vrezen ook voor de veiligheid, nu wordt geschoten in de richting van dieselopslagtanks op het nabijgelegen bedrijventerrein. Zij vrezen verder voor verkeersoverlast in aanvulling op de reeds bestaande verkeersoverlast als gevolg van het bedrijventerrein.
7.2 Verweerder heeft gesteld dat artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo eraan in de weg staat dat deze aspecten een rol spelen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
7.3 De rechtbank stelt voorop dat verweerder ingevolge artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo de omgevingsvergunning moet verlenen indien geen van de weigeringsgronden in dit artikel aan de orde is. Dat is hier het geval. Verweerder heeft dientengevolge geen ruimte voor een belangenafweging, zodat verweerder bij de beschikking omtrent de onderhavige omgevingsvergunning geen rekening mag houden met de door eisers gevreesde geluidsoverlast, de verkeersoverlast of de vrees voor de veiligheid. Hetgeen eisers hebben aangevoerd kan daarom niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
7.4 De rechtbank merkt ten overvloede op dat artikel 2.18, eerste lid, van het Activiteitenbesluit bepaalt dat bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19, 2.20, dan wel 6.12 van het Activiteitenbesluit onder meer buiten beschouwing blijft het traditioneel schieten, bedoeld in paragraaf 3.7.2 van het Activiteitenbesluit, tenzij en voor zover daarvoor bij gemeentelijke verordening regels zijn gesteld, hetgeen in verweerders gemeente niet is gebeurd. Het staat partijen vrij, als zij hiermee allen instemmen, afspraken te maken over aanvullende geluidbeperkende maatregelen. Dit heeft echter geen gevolgen voor de uitkomst van deze procedure. Verder wijst de rechtbank er ten overvloede op, dat artikel 3.146 van het Activiteitenbesluit in samenhang met artikel 3.114 van de Activiteitenregeling milieubeheer voorschriften stelt met betrekking tot de veiligheid van de schutterijlocatie.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J.D. Streefkerk en mr. J.H.G. van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. M.P.C. Moers-Anssems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.