RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 oktober 2012 in de zaak tussen
[eiseres], te [plaats], eiseres,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder,
(gemachtigde mr. C.E.B. Haazen).
Bij besluit van 18 juli 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de beteelbare oppervlakte van beheerseenheid 1 met ingang van beheerjaar 2010 gewijzigd vastgesteld op 1,23 hectare en de bij besluit van 23 april 2009 aan eiseres verleende subsidie gewijzigd vastgesteld op € 7.384,80.
Bij besluit van 27 januari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen in die zin dat de beteelbare oppervlakte van beheerseenheid 1 nader is bepaald op 1,47 ha.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2012, waar de maat
[naam A] voor eiseres is verschenen. Verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Bij aanvraag van 10 januari 2008 met PSAN-nummer 6713407 heeft eiseres beheerssubsidie aangevraagd op grond van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer Noord-Brabant (PSAN) voor 1,25 hectare kruidenrijk weiland, aangeduid als beheerseenheid 1. Bij besluit van 7 juli 2008 heeft verweerder deze aanvraag goedgekeurd en eiseres € 7.635,00 subsidie verleend.
Bij aanvraag van 11 december 2008 met PSAN-nummer 6899684 heeft eiseres beheerssubsidie aangevraagd op grond van de SAN voor 1,95 hectare kruidenrijk weiland, aangeduid als beheerseenheid 1. Bij besluit van 23 april 2009 heeft verweerder deze aanvraag goedgekeurd en eiseres voor het tijdvak 1 januari 2009 tot en met
31 december 2014 € 12.706,20 subsidie verleend.
Het bestreden besluit wijzigt het besluit van 23 april 2009 en stelt de beteelbare oppervlakte van beheerseenheid 1 (wat de aanvraag met PSAN-nummer 6899684 betreft) vast op 1,47 hectare in plaats van op de door eiseres opgegeven 1,95 hectare.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder de beteelbare oppervlakte van beheerseenheid 1 had moeten bepalen op 1,95 hectare. Volgens eiseres is zij haar subsidieverplichtingen van de PSAN nagekomen. In de ligging en de oppervlakte van de grindpaden op het perceel heeft geen verandering plaatsgevonden. Toen de aanvraag plaatsvond werden grindpaden met een breedte van ongeveer drie meter meegerekend en waren deze geen beletsel voor goedkeuring. Eiseres heeft het gehele perceel bestaande uit de twee beheerseenheden door GEO-service Landmeetkunde laten opmeten. Het aangrenzende perceel met goedgekeurde subsidieaanvraag nummer 6713407 heeft verweerder groter ingetekend dan door eiseres opgegeven. De GPS-meting heeft plaatsgevonden op het gehele perceel en de uitkomst hiervan is 3.19,83 hectare en verschilt nauwelijks met de kadastrale grootte van 3.20,00 hectare. De gebruikte GPS-meetapparatuur voldoet aan de daartoe gestelde eisen. Over deze beroepsgrond overweegt de rechtbank als volgt.
3. Verweerder heeft uiteengezet dat op grond van artikel 34 van Verordening (EG) 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (Verordening) slechts de beteelbare oppervlakte in aanmerking voor subsidie komt. Verweerder heeft voorts onder verwijzing naar de artikelen 14, 15, 17 en 20 van Verordening (EG) 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 uiteengezet dat een lidstaat bij de controle van de subsidiabele oppervlakte gebruik moet maken van een systeem voor identificatie van percelen landbouwgrond dat onderdeel uitmaakt van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem. Dienst Regelingen is bij het uitvoeren van dergelijke controles uitgegaan van de bruto perceelsoppervlakte (het Perceel Identificatie en Perceel Oppervlakte-systeem). Dat wil zeggen van een oppervlakte die bestaat uit beteelbare grond en eventuele landschapselementen (sloten, bomenrijen, houtwallen, etc) die niet voor subsidie in aanmerking kwamen. In 2007 en 2009 heeft het audit team van de Europese Commissie gebreken geconstateerd in de werkwijze en controle van Nederland. Naar aanleiding van die bevindingen heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, thans de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, besloten om de landschapselementen in beeld te brengen door middel van kadastrale gegevens en luchtfoto’s en vervolgens de bruto oppervlakte hierop te corrigeren. Hiertoe heeft hij een nieuw perceelsregister opgezet, het Agrarisch Areaal Nederland.
4. Verweerder is bij het besluit van 23 april 2009, waarbij de aanvraag met PSAN-nummer 6899684 voor 1,95 hectare kruidenrijk weiland is goedgekeurd, uitgegaan van de zogenaamde bruto perceelsoppervlakte. Verweerder heeft de oppervlakte van beheerseenheid 1 (wat betreft de aanvraag met PSAN-nummer 6899684) opnieuw beoordeeld aan de hand van het nieuwe perceelsregister. Op basis van die beoordeling heeft verweerder de subsidiabele oppervlakte van die beheerseenheid bepaald op 1,47 hectare, waarbij de grenzen zijn bepaald door de sloot aan de westelijke zijde, het pad aan de oostelijke zijde en het pad dat de beheerseenheid doorkruist. Meer in het bijzonder heeft verweerder, zoals ter zitting van de rechtbank nader toegelicht, de oppervlakte van het pad aan de oostelijke zijde, de oppervlakte van de grond tussen dat pad en de sloot aan de oostelijke zijde en de oppervlakte van het pad dat de beheerseenheid doorkruist bij het bepalen van de subsidiabele oppervlakte niet meegerekend, omdat op die oppervlakten geen kruidenrijk weiland aanwezig is.
5. Aan de orde is dus of op de oppervlakte van het pad aan de oostelijke zijde, de oppervlakte van de grond tussen dat pad en de sloot aan de oostelijke zijde en de oppervlakte van het pad dat de beheerseenheid doorkruist een kruidenrijk weiland aanwezig is. De bij het verweerschrift meegezonden luchtfoto’s en de ter zitting van de rechtbank door eiseres overgelegde foto’s laten duidelijk zien dat sprake is van een (grind)pad aan de oostelijke zijde en dat sprake is van een (grind)pad dat de beheerseenheid doorkruist. Deze paden zijn niet beteeld en hebben, zoals verweerder ter zitting terecht heeft toegelicht, hoofdzakelijk een infrastructurele functie. Niet kan worden staandegehouden dat op die paden een kruidenrijk weiland aanwezig is. Dat, zoals eiseres aan de hand van de ter zitting getoonde foto’s heeft aangevoerd, op de betreffende paden enige begroeiing aanwezig is en dat de door eiseres gehouden geiten en schapen ook op deze paden grazen, betekent niet dat niet langer van een grindpad maar van kruidenrijk weiland moet worden gesproken. In aanmerking genomen dat, zoals hiervoor overwogen, sprake is van een pad aan de oostelijke zijde, heeft verweerder de oppervlakte van de grond tussen dat pad en de sloot aan de oostelijke zijde terecht aangemerkt als berm en niet als kruidenrijk weiland. Deze grond heeft hoofdzakelijk een ondersteunende functie voor het naastgelegen pad. De conclusie is dat verweerder de oppervlakte van het pad aan de oostelijke zijde, de oppervlakte van de grond tussen dat pad en de sloot aan de oostelijke zijde en de oppervlakte van het pad dat de beheerseenheid doorkruist terecht buiten beschouwing heeft gelaten bij het bepalen van de subsidiabele oppervlakte van beheerseenheid 1 (wat betreft de aanvraag met PSAN-nummer 6899684). De door eiseres overgelegde meetresultaten van GeoService kunnen niet dienen als bewijs dat verweerder de oppervlakte van deze beheerseenheid niet juist heeft vastgesteld, omdat, zoals eiseres ter zitting van de rechtbank heeft bevestigd, deze meetresulaten ook betrekking hebben op evenbedoelde oppervlakten van (grind)paden en bermen. Anders dan eiseres heeft aangevoerd, heeft verweerder het aangrenzende perceel waarvoor eiseres met PSAN-nummer 6713407 een aanvraag heeft ingediend niet groter ingetekend dan door eiseres opgegeven. Bij die aanvraag heeft eiseres 1,25 hectare opgegeven en daarvan is verweerder ook in deze procedure uitgegaan.
6. De door eiseres uit de brochure “Aanvraagperiode 2009, Provinciale subsidieregeling agrarisch natuurbeheer” aangehaalde passage, waarin is vermeld dat een beheerseenheid niet doorsneden mag worden door wegen breder dan vijf meter, leidt niet tot de conclusie dat minder brede wegen bij de oppervlaktebepaling van een beheerseenheid wel mogen worden meegenomen. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat met de bewuste passage bedoeld is aan te geven dat, indien een beheerseenheid wordt doorsneden door een weg of pad breder dan vijf meter, niet meer wordt voldaan aan het vereiste van aaneengeslotenheid en daarom niet langer sprake is van één beheerseenheid. Wanneer een beheerseenheid wordt doorsneden door een weg of pad van minder dan vijf meter breed, is nog wel sprake van één beheerseenheid, maar mag de oppervlakte van die wegen of paden nog altijd niet worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte van die beheerseenheid.
7. Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgrond faalt.
8. Het beroep van eiseres is daarom ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, voorzitter, mr. J.M.H. Rijken – Lie en
mr. P.H.C.M. Schoemaker, leden, in aanwezigheid van mr. D.M Manie, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.