ECLI:NL:RBSHE:2012:BX3691

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
249346/FT-RK 12.1083
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 juli 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend op 28 juni 2012. De verzoekster had een gezamenlijk minnelijk aanbod aan schuldeisers gedaan samen met haar partner, maar de rechtbank oordeelde dat dit aanbod niet voldeed aan de vereisten van de Faillissementswet. Volgens artikel 285 lid 1 sub f van de Faillissementswet is het noodzakelijk dat er een verklaring is van de gemeente waaruit blijkt dat er geen reële mogelijkheid bestaat voor een buitengerechtelijke schuldregeling. De rechtbank stelde vast dat er geen deugdelijke poging was ondernomen om tot een dergelijke regeling te komen, en dat het gezamenlijke aanbod niet recht deed aan de juridische positie van de afzonderlijke schuldeisers. Dit leidde tot de conclusie dat verzoekster niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoek. De rechtbank benadrukte dat de schuldenaar in zijn aanbod recht moet doen aan de juridische positie van de schuldeisers, en dat er geen sprake kan zijn van een reëel aanbod als dit niet het geval is. De rechtbank heeft daarom de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot schuldsanering, en heeft haar aangespoord om eerst een serieuze poging te doen tot een buitengerechtelijke regeling voordat zij gebruik maakt van de wettelijke schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Rekestnummer : 249346/FT-RK 12.1083
Niet- ontvankelijkverklaring
In de zaak van:
[verzoekster]
[woonplaats]
is op 28 juni 2012 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 284 juncto 285 Faillissementswet (Fw).
Ingevolge artikel 285 lid 1 sub f Fw dient er een verklaring te zijn afgegeven door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van de woon- of verblijfplaats van de schuldenaar waaruit blijkt dat er geen reële mogelijkheid bestaat om te komen tot een buitengerechtelijke schuldregeling.
Zoals blijkt uit de totstandkominggeschiedenis van artikel 285 lid 1 sub f Fw heeft de wetgever het van belang geacht dat voorafgaande aan de wettelijke schuldsanering eerst een buitengerechtelijke schuldregeling wordt beproefd, dat bij een daarop volgend verzoek tot schuldsanering, een verklaring wordt overgelegd als omschreven in artikel 285 lid 1 sub f Fw en dat deze verklaring een betrouwbaar kompas vormt voor de rechter bij de beoordeling of in voldoende mate een minnelijke regeling is beproefd. De huidige wettelijke regeling stelt geen imperatieve eisen aan de kwaliteit van het aanbod tot een buitengerechtelijke schuldregeling. Dat wil echter niet zeggen dat in de fase voorafgaand aan het wettelijk traject een volstrekte vrijheid heerst (Kamerstukken 11 2005-2006, 29 942, nr. 7, blz. 42). De rechtbank verstaat onder de kwaliteit van het aanbod onder meer dat de schuldenaar in zijn aanbod recht doet aan de juridische positie van de onderscheidenlijke schuldeisers, zoals dit geldt in het traject van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De schuldeisers dienen in verhouding tot elkaar niet anders te worden aangeboden dan zij mogen verwachten bij een uitkering krachtens het wettelijk traject. Is dit niet het geval, dan mag op voorhand niet verwacht worden dat de schuldeisers die zich geen recht gedaan voelen, zullen instemmen met het aanbod.
De rechtbank heeft geconstateerd dat er tussen verzoeker en haar partner [X] geen sprake is van een gemeenschap van goederen. Hieruit volgt dat zij ieder over een individuele schuldenlast beschikken. Het ingediende verzoekschrift bevat slechts één gezamenlijke schuldenlijst. Er kan derhalve niet worden afgeleid voor welke schulden verzoekster daadwerkelijk kan worden aangesproken. Bovendien is gebleken dat schuldenaren de schuldeisers één gezamenlijk minnelijk aanbod hebben gedaan. Verzoekster dient in dit aanbod mogelijk mee te betalen aan schulden waarvoor zij wettelijk niet aansprakelijk is en het aanbod doet voorts geen recht aan de juridische positie van de schuldeisers. Van een reëel aanbod aan de schuldeisers is onder die omstandigheden geen sprake.
De rechtbank stelt vast dat voorafgaand aan het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling geen deugdelijke poging is ondernomen om te komen tot een reële buitenrechtelijke schuldregeling. Verzoekster dient deze mogelijkheid te onderzoeken voordat zij gebruik kan maken van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank zal verzoekster derhalve niet-ontvankelijk verklaren.
Beschikkende
De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Gewezen door mr. P.P.M. van der Burgt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2012 in tegenwoordigheid van de griffier .