ECLI:NL:RBSHE:2012:BX3663

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
250026/FT-RK 12.1166
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 1 augustus 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend op 12 juli 2012. Het verzoekschrift was ingediend op grond van artikel 284 juncto 285 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank heeft vastgesteld dat in het verzoekschrift geen deugdelijke verklaring was opgenomen waaruit bleek dat er geen reële mogelijkheid bestond om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. De kredietbank had in haar verklaring volstaan met de mededeling dat het minnelijk traject niet was gestart omdat de schulden niet te goeder trouw zouden zijn ontstaan.

De rechtbank benadrukt dat zonder een verklaring dat de schuldenaar tevergeefs heeft geprobeerd om met zijn schuldeisers tot een minnelijk vergelijk te komen, de schuldsaneringsregeling niet kan worden toegepast. De rechtbank oordeelt dat het feit dat de verzoeker volgens zijn schuldhulpverlener niet te goeder trouw zou zijn geweest, geen reden is om de schuldeisers geen minnelijk aanbod te doen. De rechtbank stelt dat, indien er werkelijk sprake zou zijn van een gebrek aan goeder trouw, het juist voor de hand zou liggen om de mogelijkheid van een minnelijke regeling extra zorgvuldig te onderzoeken.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat verzoeker niet ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek, omdat hij eerst de mogelijkheid van een minnelijk traject dient te onderzoeken voordat hij gebruik kan maken van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft de verzoeker derhalve niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 285 lid 1 sub a en f Fw. De uitspraak werd gedaan door mr. P.P.M. van der Burgt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Rekestnummer : 250026/FT-RK 12.1166
Niet- ontvankelijkverklaring
In de zaak van:
[verzoeker]
[woonplaats]
is op 12 juli 2012 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 284 juncto 285 Faillissementswet (Fw).
Ingevolge artikel 285 lid 1 sub f Fw, dient in het verzoekschrift of een daarbij te voegen bijlage, te worden opgenomen een met redenen omklede verklaring waaruit blijkt dat er geen reële mogelijkheid bestaat om te komen tot een buitengerechtelijke schuldregeling. In de bij bovengenoemd verzoekschrift gevoegde verklaring wordt door de kredietbank echter volstaan met de mededeling dat het minnelijke traject niet is gestart omdat de schulden niet te goeder trouw zouden zijn ontstaan. De rechtbank merkt op dat zonder een verklaring dat de schuldenaar tevergeefs pogingen heeft ondernomen om met zijn schuldeisers tot een minnelijk vergelijk te komen de schuldsaneringsregeling niet van toepassing kan worden verklaard (kamerstukken II, vergaderjaar 1997/1998, 25672 nr 3). Het feit dat verzoeker volgens zijn schuldhulpverlener niet te goeder trouw zou zijn geweest ten aanzien van zijn schulden is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om de schuldeisers geen minnelijk aanbod te doen. Wanneer er werkelijk sprake zou zijn van een gebrek aan goeder trouw, waaruit kan volgen dat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling onmogelijk wordt, zou het naar het oordeel van de rechtbank juist voor de hand liggen de mogelijkheid van een minnelijke regeling extra zorgvuldig te onderzoeken. De rechtbank merkt overigens op dat het aan de rechtbank is om te beoordelen of de goeder trouw van een verzoeker voldoende aannemelijk is.
De rechtbank stelt vast dat voorafgaand aan het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling geen deugdelijke poging is ondernomen om te komen tot een buitenrechtelijke schuldregeling. Verzoeker dient eerst de mogelijkheid van een minnelijk traject te onderzoeken voordat hij gebruik kan maken van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank verklaart verzoeker derhalve niet ontvankelijk op grond van artikel 285 lid 1 sub a en f Fw.
Beschikkende
De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Gewezen door mr. P.P.M. van der Burgt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.