ECLI:NL:RBSHE:2012:BW6116

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11 / 3024
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinair ontslag wegens integriteitsschending en de evenredigheid van de opgelegde straf

In deze zaak gaat het om een disciplinair ontslag van eiseres, die werkzaam was als medewerker publiekswerkzaamheden bij de gemeente Eindhoven. Eiseres werd beschuldigd van integriteitsschending door interne systemen te raadplegen met betrekking tot een vriendin, terwijl er een strafrechtelijk onderzoek naar deze vriendin liep. De rechtbank oordeelt dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, maar dat het opgelegde strafontslag niet evenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim. De rechtbank stelt vast dat eiseres de systemen twee keer heeft geraadpleegd, maar dat deze raadplegingen niet dienstgerelateerd waren. Eiseres had zich moeten onthouden van het raadplegen van de systemen, maar de rechtbank houdt rekening met het feit dat zij kort in dienst was en mogelijk niet volledig op de hoogte was van de integriteitsregels. De rechtbank concludeert dat de opgelegde straf van ontslag niet in verhouding staat tot de ernst van het plichtsverzuim. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij ook het door eiseres betaalde griffierecht moet worden vergoed. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/3024
Uitspraak van de meervoudige kamer van 19 april 2012
inzake
[eiseres],
te Geldrop,
eiseres,
(gemachtigde: mr. B.M. van Kerkvoorden),
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven,
verweerder,
(gemachtigde: mr. P.G.J. Raaijmakers).
Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2010 heeft verweerder eiseres met ingang van 10 juni 2010 geschorst. Tevens is in dit besluit bepaald dat tijdens de schorsing eiseres de toegang tot de dienstgebouwen, het werk en de faciliteiten ten behoeve van het werk worden ontzegd.
Bij besluit van 30 augustus 2010 heeft verweerder eiseres disciplinair ontslag verleend per
1 september 2010.
De door eiseres tegen voormelde twee besluiten gemaakte bezwaren zijn door verweerder bij besluit van 12 juli 2011 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit, voor zover het gaat om het strafontslag, beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres is met ingang van 1 februari 2010 bij verweerder aangesteld in de functie van medewerker publiekswerkzaamheden C. Eiseres is werkzaam op de afdeling Bijzonder Onderzoek. De aanstelling van eiseres is tijdelijk en eindigt op 1 januari 2011.
2. Bij verweerder is het vermoeden ontstaan dat eiseres de haar ter beschikking staande systemen mogelijk niet functioneel heeft geraadpleegd. Ook had verweerder het vermoeden dat eiseres een (vriendschappelijke) relatie had met iemand tegen wie een strafrechtelijk onderzoek loopt, ten aanzien waarvan zij geen openheid van zaken had gegeven. In verband met deze vermoedens heeft de leidinggevende van eiseres op 22 april 2010 bij het Bureau Integriteit melding gemaakt van een vermoedelijke integriteitsschending door eiseres. Door het Bureau Integriteit is een onderzoek gestart, bestaande uit het horen van verschillende medewerkers van verweerder en eiseres. Het Bureau Integriteit heeft zijn bevindingen neergelegd in het rapport van mei 2010 en daarin de vermoedens van verweerder bevestigd. Het Bureau Integriteit heeft het aannemelijk geacht dat sprake is van een integriteitsschending en heeft geconcludeerd dat eiseres zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Gelet op deze conclusie heeft verweerder besloten eiseres te schorsen en is haar later disciplinair ontslag verleend.
3. Op de gronden die eiseres tegen het bestreden besluit aanvoert, zal hierna worden ingegaan.
4. Het wettelijk kader is als volgt.
5. Ingevolge artikel 15:1 van de CAR/EAR is de ambtenaar gehouden zijn betrekking nauwgezet en ijverig te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
6. Ingevolge artikel 16:1:1, eerste lid, van de CAR/EAR kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel van de Ambtenarenwet, deswege disciplinair worden gestraft.
7. Ingevolge artikel 16:1:1, tweede lid, van de CAR/EAR omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge artikel 8:13 van de regeling kan aan de ambtenaar als disciplinaire straf ongevraagd ontslag worden verleend.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres - in ieder geval - twee keer de interne systemen heeft geraadpleegd met betrekking tot haar vriendin [naam]. Dit heeft eiseres ook erkend. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn opvatting dat eiseres de systemen zeker drie keer heeft geraadpleegd om de gegevens van haar vriendin [naam]t te bekijken. Op grond van de door eiseres op 7 mei 2010 afgelegde verklaring kan slechts met zekerheid worden vastgesteld dat de systemen twee keer door haar zijn geraadpleegd. Door verweerder zijn geen stukken overgelegd waaruit onmiskenbaar blijkt dat van een derde keer sprake is geweest. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde nog gewezen op het bezwaarschrift van eiseres. Anders dan verweerders gemachtigde is de rechtbank van oordeel dat uit dit stuk niet eenduidig kan worden opgemaakt dat eiseres het systeem een derde keer heeft geraadpleegd. Dit geldt eveneens voor de - ook door deze gemachtigde - genoemde pleitnota in bezwaar van mr. M. Houben. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het verwijt slechts kan worden gebaseerd op twee raadplegingen.
9. De rechtbank is van oordeel dat deze raadplegingen niet dienstgerelateerd zijn aangezien eiseres op geen enkele wijze bij het onderzoek naar [naam] is betrokken. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat zij eerst het systeem wilde raadplegen om vast te stellen of [naam] een bijstandsuitkering genoot voordat zij eventueel een melding zou doen. De rechtbank ziet hierin geen reden voor een ander oordeel. Volgens de rechtbank had eiseres zich, juist omdat zij [naam] goed kent, moeten onthouden van enig onderzoek. Indien eiseres een vermoeden had dat sprake zou (kunnen) zijn van fraude, had zij hiervan melding kunnen doen bij haar collega’s of leidinggevende.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met voormelde handelwijze de privacy van [naam] geschonden en daarmee ook het aanzien van de gemeente. Door eiseres zijn in beroep geen omstandigheden aangevoerd die moeten leiden tot een ander oordeel.
11. De rechtbank gaat vervolgens in op het tweede onderdeel van het plichtsverzuim. Naar het oordeel van de rechtbank staat ook in voldoende mate vast dat eiseres onvoldoende openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot haar vriendschap met [naam]. Eiseres is in maart 2010 te weten gekomen dat haar collega’s bezig waren met een onderzoek naar [naam]. De rechtbank is van oordeel dat eiseres op dat moment van de vriendschap melding had moeten maken bij verweerder. Met betrekking tot de melding die eiseres heeft gedaan aan haar mentor [mentor] overweegt de rechtbank dat eiseres niet met deze melding had kunnen volstaan. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres haar leidinggevende dan wel haar collega’s die met het onderzoek naar [naam] waren belast, had moeten informeren.
12. De rechtbank maakt uit de gedingstukken - en hetgeen eiseres heeft aangevoerd - wel op
dat eiseres door haar mentor niet adequaat is geïnformeerd. Eiseres heeft ten opzichte van haar mentor aangegeven dat een vriendin van haar onderwerp is van een onderzoek. Hoewel niet meer precies kan worden vastgesteld wat er vervolgens tussen eiseres en de mentor is besproken, staat wel in voldoende mate vast dat de mentor eiseres niet heeft geadviseerd om melding te maken bij de leidinggevende dan wel bij een andere collega. Volgens de rechtbank neemt deze omstandigheid niet weg dat eiseres wel een verwijt kan worden gemaakt, zij het in mindere mate. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres de vriendschap ook niet heeft gemeld na de integriteitscursus en een sms van [naam] op 27 maart 2010, terwijl zij – naar eigen zeggen – toen besefte dat een melding verstandig zou zijn. Met betrekking tot de hiervoor door eiseres vermelde reden, namelijk dat ze op een “cue” aan het wachten was, wat hier ook van zij, overweegt de rechtbank dat deze reden geenszins afbreuk doet aan hetgeen eiseres wordt verweten en haar eigen verantwoordelijkheid.
13. Gelet op vorenoverwogene komt de rechtbank tot de conclusie dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. De rechtbank overweegt vervolgens dat het plichtsverzuim eiseres ook is toe te rekenen, zodat zij toekomt aan de vraag of de opgelegde straf van ontslag evenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim.
14. In dit kader wijst de rechtbank erop dat eiseres ten tijde van de eerste raadpleging van het systeem, omstreeks 23 maart 2010, nog maar kort bij verweerder in dienst was. Het moet dan ook voor mogelijk worden gehouden dat eiseres op dat moment nog niet geheel van de bij verweerder geldende integriteitsregels op de hoogte was, zodat de eerste raadpleging eiseres in mindere mate te verwijten valt. Daarbij wijst de rechtbank nog op de verklaring van de leidinggevende van eiseres, de heer [leidinggevende], van 4 mei 2010 dat bij nieuwe medewerkers niet wordt stilgestaan bij hun expliciete verantwoordelijkheid waar het om het raadplegen van systemen gaat. Wat betreft de tweede raadpleging stelt de rechtbank vast dat deze plaatsvond op of omstreeks 8 april 2010. Nu vast staat dat eiseres kort daarvoor een integriteitstraining heeft gehad – en eiseres vanaf toen wel van de betreffende regels op de hoogte moet zijn geweest - is de rechtbank van oordeel dat eiseres voor de tweede raadpleging een veel groter verwijt kan worden gemaakt. Daar komt nog bij dat eiseres werkzaam is op een afdeling waar fraude-onderzoeken worden verricht en verweerder daarom juist van eiseres mocht verwachten dat haar integriteit boven alle twijfel verheven is.
15. Met betrekking tot het niet melden van de vriendschap met [naam], laat de rechtbank meewegen de hiervoor vermelde omstandigheid dat eiseres direct haar mentor op de hoogte heeft gesteld en door haar mentor niet adequaat is geïnformeerd. Deze omstandigheid betekent weliswaar niet dat eiseres niets te verwijten valt, maar het verwijt is beduidend minder groot dan in geval eiseres wel op een goede wijze zou zijn geadviseerd.
16. Gelet op voorgaande overwegingen stelt de rechtbank vast dat met name de twee keren dat eiseres de systemen heeft geraadpleegd, haar zwaar kunnen worden aangerekend. Niettemin acht de rechtbank deze gedraging, ook in combinatie met de andere verweten gedragingen, onvoldoende zwaarwegend om het disciplinair ontslag te kunnen dragen. Het ontslag acht de rechtbank dan ook niet evenredig aan het gepleegde plichtsverzuim. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerders ontslaggrond geen stand kan houden en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Het beroep zal gegrond worden verklaard. De rechtbank zal verweerder opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen.
17. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal
€ 874,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 437,00;
• wegingsfactor 1.
18. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 dient te vergoeden.
19. Door eiseres is op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de schade in de vorm van wettelijke rente. Het ligt thans niet op de weg van de rechtbank om zich over mogelijke schade uit te spreken, omdat nog niet vaststaat hoe het nieuwe besluit zal gaan luiden. Verweerder zal bij het nemen van het nieuwe besluit antwoord moeten geven op de vraag of, en zo ja, in welke mate de door eiseres gestelde schade voor vergoeding in aanmerking komt.
20. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is bepaald;
- gelast verweerder aan eiseres te vergoeden het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op
€ 874,00.
Aldus gedaan door mr. Y.S. Klerk als voorzitter en mr. J.H.L.M. Snijders en
mr. drs. M.M.L. Wijnen als leden in tegenwoordigheid van mr. P.A.M. Laro als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 april 2012.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Afschriften verzonden: