RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Uitspraak van de meervoudige kamer van 23 maart 2012
[eiseres], te [adres], eiseres,
gemachtigde: mr. H.L. van Toorenburg,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [adres],
verweerder,
gemachtigden: mr. P.A.J.S. Lathouwers en H. Özkiliç.
Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2010 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om aan de hand van een door haar overgelegde akte persoonsgegevens aan te vullen in de gemeentelijke administratie persoonsgegevens (hierna: gba) afgewezen.
Bij besluit van 24 augustus 2011 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 februari 2012, waar eiseres is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigden. Aan de zijde van verweerder was tevens aanwezig J. Doornhein, werkzaam bij bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: bureau Documenten).
Overwegingen
1. Aan de orde is of het bestreden besluit in rechte kan standhouden
2. Bij die beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3. Op 2 juni 2010 heeft eiseres onderhavig verzoek ingediend. Bij dit verzoek heeft eiseres overgelegd een akte van bekendheid in plaats van een geboorteakte van de Democratische Republiek Congo (hierna ook wel: akte).
4. Bij verklaring van onderzoek van 7 mei 2010 heeft bureau Documenten na onderzoek van de akte geconcludeerd dat het document incompleet en vervalst is. Volgens bureau Documenten is, voor zover hier relevant, gebleken dat (-) een radering zichtbaar is in het geslacht van de betrokkene en dat deze wijziging niet is gewaarmerkt en (-) de legalisatie door het Congolese Ministerie van Buitenlandse Zaken als zodanig vals is.
5. Bij brief van 16 juni 2010 heeft verweerder onder verwijzing naar de verklaring van onderzoek van 7 mei 2010 eiseres bericht voornemens te zijn haar verzoek af te wijzen.
6. Bij brief van 13 juli 2010 heeft eiseres hierop gereageerd.
7. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
8. Bij brief van 24 november 2010 heeft eiseres overgelegd een brief van politieregio Brabant-Noord van 22 november 2010. In laatstgenoemde brief staat – kort gezegd – dat de met de aangifte van de gemeente ’s-Hertogenbosch ter zake van valsheid in geschrifte ingeleide strafzaak tegen eiseres wordt geseponeerd, omdat er geen strafbaar feit is gepleegd. Voorts vermeldt die brief dat uit nader onderzoek is gebleken dat de akte van bekendheid, zoals deze door de ambassade is gelegaliseerd, exact overeenkomt met de originele akte van bekendheid zoals deze door de gemeente is overhandigd.
9. Bij brief van 14 december 2010 heeft bureau Documenten verweerder het volgende bericht.
“(…) In het onderhavige onderzoek (…) is gesteld dat de legalisatie door het Congolese Ministerie van Buitenlandse Zaken als zodanig vals is. Hierover wordt in de politieverklaring van 22 november 2010 (…) niets vermeld.
In analogie met de redenering dat wanneer in een echt paspoort een vals visum is geplaatst, dit paspoort aangemerkt wordt als “vervalst” is in het onderhavige geval een echte ‘akte van bekendheid in plaats van een geboorteakte’ waarop een valse legalisatiestempel is aangebracht eveneens als “vervalst”aangemerkt.
De radering op de voorzijde, waarbij het thans leesbare geslacht niet de oorspronkelijk aangebrachte informatie is, helpt niet om het document positief te beoordelen. De politieverklaring gaat enkel in op deze radering.
(…)
Ook al is het document gelegaliseerd door de Nederlandse Ambassade, de verantwoordelijkheid voor het gebruiken van de akte voor de gemeentelijke basisadministratie ligt nog steeds bij de gemeente. De genoemde politieverklaring leidt dan ook niet tot een ander oordeel over het document. (…)”
10. Bij brief van 29 april 2011 heeft eiseres overgelegd een verklaring van de Congolese ambassade van 23 februari 2011. In de vertaling van deze verklaring staat dat de ambassade de akte heeft gelegaliseerd, omdat deze qua inhoud en qua vorm met de Congolese wet in overeenstemming is, dat de akte is opgesteld overeenkomstig de geldende legalisatie, dat deze is bekrachtigd door de arrondissementsrechtbank te Kinshasa/Kalamu en derhalve gelijk te stellen is met een geboorteakte en dat het aan degene is die de wettigheid van deze akte betwist de valsheid ervan aan te tonen.
11. Bij verklaring van onderzoek van 9 juni 2011 heeft bureau Documenten bericht dat kort gezegd in eerder onderzoek is vermeld dat de legalisatie door het Congolese Ministerie van Buitenlandse Zaken als zodanig vals is. Dit betekent dat de verschijningsvorm van deze legalisatie niet overeenkomt met een originele legalisatie van het Congolese Ministerie van Buitenlandse Zaken van dit model. De legalisatie is nagemaakt en derhalve vals.
12. Op 22 juni 2011 heeft een hoorzitting plaatsgevonden van de commissie van advies voor bezwaarschriften. Bij advies van 22 juni 2011 heeft deze commissie geadviseerd het bezwaar van eiseres ongegrond te verklaren.
13. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
14. Het wettelijke kader luidt als volgt.
15. Ingevolge artikel 34, eerste lid, onder a, sub 1°, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet GBA) worden in de basisadministratie van de gemeente van inschrijving over de ingeschrevene algemene gegevens opgenomen waaronder gegevens over de burgerlijke staat.
16. Ingevolge artikel 34, tweede lid, van de Wet GBA worden als algemene gegevens de gegevens opgenomen die als zodanig zijn vermeld in bijlage I bij deze wet.
17. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de wet GBA worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
18. Ingevolge artikel 37, derde lid, van de Wet GBA worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onder d en e, geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
19. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
20. Ingevolge artikel 83, aanhef en onder f, van de wet GBA wordt een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in artikel 82 gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
21. Ingevolge bijlage I bij de Wet GBA "De algemene gegevens", onder 1, "Gegevens over de burgerlijke staat", zijn algemene gegevens over de burgerlijke staat, onder meer, de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum, de geboorteplaats en het geboorteland en zo nodig gebiedsdeel.
22. De rechtbank stelt voorop dat de gegevens in de gba betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten er op kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 februari 2011, LJN: BP3722). Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, is een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het moment van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3, blz. 13, 44 en 45).
23. Hieruit vloeit voort dat aanvulling van persoonsgegevens van een in de gba ingeschreven persoon slechts mogelijk is, indien daartoe een door de Wet GBA aangewezen geschikt document wordt overgelegd.
24. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich onder verwijzing naar de hiervoor weergegeven verklaringen van onderzoek van bureau Documenten op het standpunt mogen stellen dat de door eiseres overgelegde akte geen document is als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de Wet GBA. Uit die verklaringen blijkt genoegzaam dat en waarom bureau Documenten de legalisatie door het Congolese Ministerie van Buitenlandse Zaken als zodanig vals heeft aangemerkt en om die reden de akte als vervalst heeft aanmerkt. In de door eiseres overgelegde brief van politieregio Brabant-Noord van 22 november 2010 en de verklaring van de Congolese ambassade van 23 februari 2011 ziet de rechtbank geen concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat de conclusie van bureau Documenten onjuist is. Het onderzoek van de politie heeft geen betrekking op de legalisatie door het Congolese Ministerie van Buitenlandse Zaken, terwijl de verklaring van de Congolese ambassade enkel stelt dat de akte is opgesteld overeenkomstig de geldende legalisatie. Dat, zoals eiseres ter zitting heeft opgemerkt, zowel de Congolese als de Nederlandse ambassade niet heeft onderkend dat de legalisatie vals is, betekent niet dat verweerder gehouden is de akte aan te merken als een document als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de Wet GBA. Verweerder heeft ter zake van die wet een eigen verantwoordelijkheid.
25. Hetgeen eiseres in beroep nog over de bekrachtiging en de radering van de akte heeft aangevoerd kan dan ook niet leiden tot een ander oordeel en behoeft om die reden geen nadere bespreking.
26. Het bestreden besluit kan dus in rechte standhouden.
27. Het beroep is ongegrond
28. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
29. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. A. Venekamp als voorzitter en mr. J.H.L.M. Snijders en mr. F.P.J.M. Otten als leden in tegenwoordigheid van mr. drs. J.J.M. Goosen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2012.
De griffier is buiten staat deze uitspraak
mede te ondertekenen.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending
van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.