RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 januari 2012 in de zaak tussen
[eiser] h.o.d.n. Rato Zendertechniek (Rato), te [plaats], eiser,
gemachtigde: mr. H. van der Valk,
het Commissariaat voor de Media, verweerder,
gemachtigden: mr. G.H.L. Weesing en A.F. Ottenhoff.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NDC Radio B.V. (NDC), te Sneek,
gemachtigde: C. Anceaux.
Bij besluit van 13 april 2010 heeft verweerder beslist op het verzoek van Rato om op grond van de Mediawet handhavend op te treden tegen enkele met name genoemde radiostations.
Het hiertegen door Rato gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 28 september 2010 (het bestreden besluit) gegrond verklaard ten aanzien van het digitale kabelbereik van de programma’s van NDC Radio en voor het overige ongegrond verklaard.
Rato heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
[naam A] Holding B.V. is in de gelegenheid gesteld om op de voet van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als derde-partij aan het geding deel te nemen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2011 en de zaak is gevoegd behandeld met de zaak bij de rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 11/1267. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. NDC heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verder is verschenen [naam] Holding B.V., vertegenwoordigd door [naam A]. Tot slot is verschenen eiseres in de zaak AWB 11/1267, Young City Media B.V. (YCM), vertegenwoordigd door [naam B] en [naam C].
1. Aangezien [naam A] ter zitting heeft verklaard dat de vennootschap [naam A] Holding B.V. haar aandeel in NDC inmiddels heeft verkocht en daarom niet langer een belang heeft bij de uitkomst van de onderhavige procedure, merkt de rechtbank haar niet langer op de voet van artikel 8:26 als derde-partij aan.
2. De rechtbank ziet zich vervolgens ambtshalve geplaatst voor de vraag of verweerder Rato terecht als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb heeft aangemerkt en overweegt dienaangaande als volgt.
3. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
4. Uit vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 april 2009, LJN: BI0442) volgt dat om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang dient te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
5. Volgens vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 28 april 2010, LJN: BM4375 en 5 april 2011, LJN: BQ0455) zijn ondernemers of ondernemingen als belanghebbenden aan te merken als zij in een concurrerende positie op dezelfde markt opereren of willen gaan opereren als de begunstigde van een besluit.
6. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang van Rato voldoende rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken, aangezien Rato een directe concurrent is van NDC en YCM en uit dien hoofde belang heeft bij handhaving van overtredingen van de Mediawet, omdat, zo dit niet zou gebeuren, dit zou (kunnen) leiden tot concurrentievervalsing.
7. Anders dan partijen is de rechtbank van oordeel dat Rato niet als concurrent van NDC en YCM kan worden aangemerkt, omdat ter zitting is gebleken dat Rato thans geen radioprogramma’s uitzendt, althans niet op een legale wijze. Rato heeft immers weliswaar toestemming gekregen van verweerder voor het verzorgen van het commerciële radioprogramma Memories FM en voorts heeft Rato getracht een vergunning van het Agentschap Telecom voor de FM frequenties B27, B31 en B38 te verkrijgen, maar aan Rato is geen vergunning verleend door het Agentschap Telecom voor het gebruik van deze frequentieruimte ten behoeve van de niet-landelijke commerciële omroep. Nu is gebleken dat Rato thans niet (op legale wijze) actief is op de markt van de niet-landelijke commerciële radio kan Rato reeds daarom niet als concurrent van NDC en YCM worden beschouwd en is Rato niet om die reden als belanghebbende bij het bestreden besluit aan te merken.
8. Ook is Rato geen belanghebbende bij het bestreden besluit, omdat hij - zoals hij ter zitting heeft aangevoerd - zeer op de radiomarkt is betrokken en - zo begrijpt de rechtbank - daarop als concurrent van NDC en YCM actief wil worden. Rato heeft betoogd dat hij belanghebbende is bij het bestreden besluit, omdat hij potentieel verkrijger is van de vergunningen voor het gebruik van de FM frequenties die thans in het bezit zijn bij NDC en YCM. Immers, indien er maar genoeg besluiten tot handhaving wegens overtredingen van de Mediawet worden genomen dan zou verweerder uiteindelijk kunnen besluiten de aan NDC en YCM verleende toestemming om de radioprogramma’s uit te zenden in te trekken. Dit zal er toe leiden dat het Agentschap Telecom de aan NDC en YCM verleende vergunningen zal intrekken, waarna die vergunningen wederom zullen worden geveild, waarbij Rato dan de mogelijkheid heeft een of meer vergunningen te verkrijgen, aldus Rato.
9. De rechtbank stelt vast dat Rato op grond van hetgeen hij heeft aangevoerd, wat daar overigens ook van zij, niet als rechtstreeks gevolg van zijn beroep tegen het bestreden besluit alsnog als concurrent van NDC en YCM actief kan worden op de markt van de niet-landelijke commerciële radio. Of de uitkomst die Rato voor ogen stond bij aanvang van deze procedure daadwerkelijk verwezenlijkt wordt hangt af van meerdere onzekere toekomstige gebeurtenissen. Het belang van Rato is daarom niet voldoende concreet en niet rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit, zodat Rato geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
10. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder Rato ten onrechte als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb heeft aangemerkt. Verweerder heeft Rato derhalve ten onrechte in zijn bezwaar ontvangen. Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal doende hetgeen verweerder zou behoren te doen zelf in de zaak voorzien en het bezwaar van Rato alsnog niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
11. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 874,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 437,00;
• wegingsfactor 1.
12. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 dient te vergoeden.
13. Beslist wordt als volgt.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van eiser alsnog niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrag van € 298,00 dient te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 874,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. de Stigter, voorzitter, en mr. J.H.L.M. Snijders en mr. P.H.C.M. Schoemaker, leden, in aanwezigheid van mr. drs. J.J.M. Goosen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
<b>Rechtsmiddel</b>
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.