In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Hertogenbosch werd behandeld, stond de vraag centraal of de behandeling van eiseres [X] op 21 mei 2004 door het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ) conform de geldende professionele standaard is uitgevoerd. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T.G.M. Gersjes, stelde dat er onzorgvuldig was gehandeld, met name in het kader van de diagnose en behandeling van een mogelijk herseninfarct. De rechtbank benoemde neuroloog prof. dr. [Z] als deskundige, die op 7 juni 2011 zijn rapport uitbracht. In zijn rapport concludeerde dr. [Z] dat de zorgverleners van JBZ adequaat hadden gehandeld en dat er geen indicatie was voor trombolyse, gezien de contra-indicaties en het ontbreken van een zekere diagnose herseninfarct.
Eiseres was het niet eens met de conclusies van dr. [Z] en voerde aan dat hij was uitgegaan van onjuiste feiten en dat zij niet voldoende gelegenheid had gekregen om op het conceptrapport te reageren. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet in haar belangen was geschaad en dat de deskundige zijn conclusies deugdelijk had gemotiveerd. De rechtbank verwierp de bezwaren van eiseres en concludeerde dat er geen bewijs was dat de zorgverleners van JBZ onzorgvuldig hadden gehandeld.
De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, met uitzondering van de kosten voor de deskundige, die voor rekening van de Staat blijven. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. O.R.M. van Dam op 14 maart 2012.