ECLI:NL:RBSHE:2011:BU6790

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10-1975
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een Belgisch gemeentebestuur in bezwaar tegen een omgevingsvergunning voor een windpark

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 9 november 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen het gemeentebestuur van Arendonk, België (eiser) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden (verweerder). De zaak betreft de vraag of het gemeentebestuur van Arendonk als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en of het bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning voor de oprichting van een windturbinepark ontvankelijk is.

Het college van burgemeester en wethouders had op 13 november 2009 een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een windturbinepark nabij de Belgische grens. Het gemeentebestuur van Arendonk maakte bezwaar tegen deze vergunning, maar verweerder achtte dit bezwaar ontvankelijk. De rechtbank oordeelde echter dat het gemeentebestuur van Arendonk geen bestuursorgaan is zoals bedoeld in artikel 1:1 van de Awb, en daarom niet als belanghebbende kan worden aangemerkt volgens artikel 1:2 van de Awb. Dit betekent dat het gemeentebestuur geen bezwaar kan maken tegen de vergunning.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van verweerder en verklaarde het bezwaar van eiser alsnog niet-ontvankelijk. De rechtbank benadrukte dat, zelfs als het gemeentebestuur als bestuursorgaan zou worden aangemerkt, het bezwaar niet ontvankelijk zou zijn op basis van de Crisis- en herstelwet, die in deze zaak van toepassing is. De rechtbank besloot dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 298,00 moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 10/1975
Uitspraak van de meervoudige kamer van 9 november 2011
inzake
het gemeentebestuur van Arendonk, België,
eiser,
gemachtigden K. Wouters en W. Hendriks,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reusel-De Mierden,
verweerder,
gemachtigden mr. ing. A.P.J. Timmermans, R.J.L.M. van Kroonenburg, A. Kluijtmans en N. Ansems.
Aan het geding heeft als partij deelgenomen Eneco Wind B.V., te Rotterdam,
gemachtigde ir. F.P. de Jong.
Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2009 heeft verweerder aan Eneco New Energy B.V. (thans Eneco Wind B.V., hierna: vergunninghoudster) vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van vijf windturbines, een inkoopstation en vijf transformatorstations in een lijnopstelling tussen de Laarakkerdijk te Reusel en de Belgische grens, kadastraal bekend [kadastergegevens].
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 7 juni 2010 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 28 september 2011, waar eiser en verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voorts is verschenen de gemachtigde van vergunninghoudster, alsmede deskundige L. van Grinsven.
Overwegingen
1. De rechtbank ziet zich ambtshalve geplaatst voor de vraag of verweerder het bezwaar van eiser terecht ontvankelijk heeft geacht.
2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
In het tweede lid van artikel 1:2 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van bestuursorganen de hun toevertrouwde belangen als hun belangen kunnen worden beschouwd.
3. Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van de Awb wordt onder bestuursorgaan verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
4. Ter zitting heeft eiser desgevraagd bevestigd dat hij heeft beoogd als bestuursorgaan bezwaar te maken en beroep in te stellen en in die hoedanigheid op te komen voor een algemeen belang, te weten het belang van een goed woon- en leefklimaat voor de inwoners van de gemeente Arendonk. Naar het oordeel van de rechtbank is het gemeentebestuur van de Belgische gemeente Arendonk evenwel niet aan te merken als een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Uit de systematiek en de aard van de Awb volgt immers dat alleen organen van rechtspersonen die bij of krachtens Nederlands publiekrecht zijn ingesteld dan wel personen of colleges die bij of krachtens Nederlands recht met enig openbaar gezag zijn bekleed, als bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb kunnen worden aangemerkt. Hierbij heeft de rechtbank onder meer in aanmerking genomen dat in artikel 1:1, tweede lid, van de Awb een aantal organen, personen en colleges is opgesomd dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb, niet als bestuursorgaan wordt aangemerkt. Deze opsomming betreft slechts naar Nederlands recht ingestelde dan wel benoemde organen, personen en colleges.
5. Gelet op het voorgaande is eiser geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, van de Awb en heeft verweerder het bezwaar van eiser ten onrechte ontvankelijk geacht.
6. Ter voorlichting van partijen merkt de rechtbank nog op dat ook indien eiser wel als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb zou moeten worden aangemerkt, eiser niet in rechte kan opkomen tegen het primaire besluit van 13 november 2009 respectievelijk tegen het besluit op bezwaar van 7 juni 2010.
7. Zoals de rechtbank heden bij uitspraak, geregistreerd onder de nummers 10/2267, 10/2269 t/m 10/2278 heeft overwogen, is op deze zaak de Crisis- en herstelwet (hierna: de Chw) van toepassing.
8. Ingevolge artikel 1.4 van de Chw kan in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb een niet tot de centrale overheid behorende rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld of een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan geen beroep instellen tegen een besluit, indien dat besluit niet is gericht tot die rechtspersoon of tot de rechtspersoon waartoe dat bestuursorgaan behoort.
9. Nu vast staat dat het gemeentebestuur van Arendonk geen tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan is en het besluit van 13 november 2009 niet een tot het gemeentebestuur van Arendonk gericht besluit is, kan eiser geen bezwaar maken respectievelijk beroep instellen tegen verweerders besluit van 13 november 2009. Hieruit volgt dat, ook al zou eiser als bestuursorgaan moeten worden aangemerkt, het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard.
10. Nu verweerder eiser ten onrechte heeft ontvangen in zijn bezwaar tegen het besluit van 13 november 2009, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
12. Wel zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht dient te vergoeden ten bedrage van € 298,00.
13. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt verweerders besluit van 7 juni 2010, strekkende tot ongegrondverklaring van het bezwaar van eiser;
- verklaart het bezwaar van eiser tegen het besluit van 13 november 2009 niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem gestorte griffierecht dient te vergoeden ten bedrage van € 298,00.
Aldus gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen als voorzitter en mr. W.C.E. Winfield en mr. R.J.A. Schaaf als leden in tegenwoordigheid van mr. M.P.C. Anssems als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2011.
De voorzitter is buiten staat de uitspraak mede te ondertekenen.

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschriften verzonden: