ECLI:NL:RBSHE:2011:BU5502

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-3508
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke sluiting van een cafetaria wegens verstoring van de openbare orde na meerdere incidenten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 november 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster, de exploitant van een cafetaria in Eindhoven, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om de cafetaria tijdelijk te sluiten voor een periode van acht weken. Dit besluit was genomen naar aanleiding van verschillende incidenten die zich hadden voorgedaan, waaronder een vechtpartij op 1 mei 2011 en overtredingen van de sluitingstijden op 9 mei en 13 augustus 2011. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester de bevoegdheid had om de cafetaria te sluiten in het belang van de openbare orde. De rechter stelde vast dat er voldoende bewijs was van ernstige verstoringen van de openbare orde, waarbij personeel van de cafetaria direct betrokken was. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster tegen die van de burgemeester en concludeert dat het belang van de openbare orde zwaarder weegt dan de financiële gevolgen van de sluiting voor verzoekster. De rechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, waarmee de sluiting van de cafetaria voor acht weken gehandhaafd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/3508
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 november 2011
inzake
[verzoekster],
te Eindhoven,
verzoekster,
gemachtigde mr. B.J.W. Walraven,
tegen
de burgemeester van de gemeente Eindhoven,
verweerder,
gemachtigden mr. B. Timmermans en mr. F. van Laanen.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2011, verzonden op 6 oktober 2011, heeft verweerder bevolen de door verzoekster geëxploiteerde [cafetaria] (hierna: cafetaria) aan het [adres], te Eindhoven, te sluiten voor een periode van acht weken, ingaande twee weken na de verzending van dit besluit.
Tegen dit besluit heeft verzoekster een bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van 18 oktober 2011 heeft verzoekster de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het sluitingsbevel wordt geschorst.
Op 18 oktober 2011 heeft verweerder bericht te zullen wachten met de uitvoering van het sluitingsbevel totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op dit verzoek.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 16 november 2011, waar partijen bij hun gemachtigde zijn verschenen. Aan de kant van verzoekster was tevens aanw[bestuurder van de exploitant][bestuurder van de exploitant] van verzoekster (hierna: [bestuurder van de exploitant]).
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Bij brief van 23 juni 2011 heeft verweerder verzoekster meegedeeld voornemens te zijn de cafetaria tijdelijk te sluiten voor de duur van acht weken.
3. Dit voornemen is gebaseerd op de rapportage van 10 mei 2011 van de chef van de Afdeling Eindhoven Centrum van de Politie Brabant Zuid-Oost. Volgens deze rapportage hebben zich in de nacht van respectievelijk zaterdag op zondag 1 mei 2011 en zondag op maandag 9 mei 2011 ernstige incidenten voorgedaan.
Op 1 mei 2011 heeft een portier van verzoekster voor de deur een of meer mensen geduwd en geslagen.
Op 9 mei 2011 hebben personeelsleden van verzoekster een aantal klanten geduwd, geslagen, geschopt, bij de hals gegrepen en tegen de grond gewerkt, waarbij de eigenaar zonder in te grijpen aanwezig was. Deze klanten waren bovendien na het voor de cafetaria op die dag geldende sluitingsuur in de zaak toegelaten. Ook zat er nog ander publiek te eten in de zaak.
4. Op 1 augustus is verzoekster gehoord over evenbedoeld voornemen.
5. Bij email van 30 augustus 2011 is verzoekster meegedeeld dat zich op 13 augustus 2011 een nieuw incident heeft voorgedaan, te weten een overtreding van de sluitingstijd door verzoekster, en dat verweerder voornemens is deze overtreding te betrekken bij het eerdere voornemen. Verweerder heeft hierbij gewezen op de rapportage van 25 augustus 2011 van de chef van de Afdeling Eindhoven stad van de Politie Brabant Zuid-Oost. Hierin staat vermeld dat verzoekster zich in de nacht van vrijdag op zaterdag 13 augustus 2011 niet heeft gehouden aan de voor haar op die dag geldende sluitingstijd.
6. Op 8 september 2011 is verzoekster wederom gehoord over evenbedoeld voornemen.
7. Bij besluit van 27 september 2011 heeft verweerder de tijdelijke sluiting bevolen van de cafetaria voor een periode van acht weken, ingaande twee weken na de verzenddatum.
8. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Volgens verweerder is terecht tot sluiting van de cafetaria voor de duur van acht weken besloten. Op basis van de stukken, waaronder documenten van de politie en de processen-verbaal van onder meer aangifte, verhoor en bekeken camerabeelden, kan worden geconcludeerd dat zich op 1 en 9 mei 2011 geweldsincidenten hebben voorgedaan voor de cafetaria en er aldus sprake is geweest van respectievelijk een verstoring en een ernstige verstoring van de openbare orde. Voorts kan op basis van de stukken worden geconcludeerd dat op 9 mei 2011 en op 13 augustus 2011 de cafetaria voor publiek was geopend of dat publiek was toegelaten op een tijd waarop dit niet mocht en vond aldus een overschrijding van het sluitingsuur en daarmee een verstoring van de openbare orde plaats. Gelet op de aard, omvang en ernst van de overtredingen heeft verweerder de sluitingsduur bepaald op acht weken. Verweerder heeft bij het bepalen van de sluitingsduur toepassing gegeven aan hoofdstuk 17 van het Horecastappenplan 2010 (hierna: Horecastappenplan).
9. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet worden toegewezen. Een sluiting van de cafetaria voor de duur van acht weken heeft voor haar ernstige financiële gevolgen en om die reden heeft zij een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorziening. Verweerder heeft de door verweerder genoemde incidenten ten onrechte gekwalificeerd als (ernstige) verstoring van de openbare orde. De incidenten rechtvaardigen geen sluiting van de cafetaria van acht weken.
10. Het wettelijk kader luidt als volgt.
11. Ingevolge artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van de regels welke hij uitvoert.
12. Ingevolge artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Ingevolge artikel 174, derde lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.
13. Ingevolge artikel 2.3.1.4, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Eindhoven 2010 (hierna: APV) is het de houder van een horecabedrijf verboden deze voor publiek geopend te hebben of daarin of aldaar publiek toe te laten of te laten verblijven tussen 02.00 en 08.00 uur.
14. Ingevolge artikel 2.3.1.4, derde lid, van de APV geldt het verbod, gesteld in het eerste lid, tussen 02.00 uur en 04.00 uur niet, voor zover hier van belang, op zaterdag en zondag voor een horeca-inrichting gelegen binnen het gebied als aangeduid in dit artikel. De cafetaria is gelegen in dit gebied en valt onder de in dit artikel genoemde uitzonderingsbepaling.
15. Ingevolge artikel 2.3.1.5, eerste lid, van de APV kan de burgemeester in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven, voor zover hier van belang, tijdelijke sluiting bevelen.
16. Tevens is de notitie Horecastappenplan van toepassing. In de hoofdstukken 12 en 13 van het Horecastappenplan staat beschreven welke stappen worden ondernomen bij respectievelijk overtreding van het sluitingsuur en verstoring van de openbare orde. In hoofdstuk 14 van het Horecastappenplan staat beschreven dat, indien er sprake is van een ernstig incident en/of ernstige verstoring van de openbare verweerder zonder voorafgaande stappen de inrichting kan sluiten. De duur van de sluiting is gesteld op maximaal twaalf maanden. De hoeveelheid betrokken personen bij het geweld en de directe betrokkenheid van personeel zijn indicatoren op basis waarvan in ieder geval een ernstig incident wordt aangenomen. In hoofdstuk 17 van het Horecastappenplan is bepaald dat bij een cumulatie van overtredingen in of in de nabijheid van een horecabedrijf met een zodanige negatieve invloed op de omgeving dat de openbare orde en/of fysieke leefomgeving in ernstige mate wordt aangetast, de afzonderlijke stappen per overtreding niet meer hoeven te worden gevolgd, maar direct tot een bestuurlijke maatregel kan worden overgegaan. In geval van cumulatie van overtredingen sluit de burgemeester het horecabedrijf op grond van artikel 2.3.1.5 van de APV. Afhankelijk van de aard, omvang en ernst van de gepleegde feiten wordt de duur van de sluiting op maximaal twaalf maanden gesteld.
17. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
18. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
19. De voorzieningenrechter acht het belang van verzoekster bij het treffen van de gevraagde voorziening onder de gegeven omstandigheden voldoende spoedeisend. Het belang van verzoeker bij het treffen van die voorziening dient in het kader van deze voorlopige voorzieningenprocedure te worden afgewogen tegen het belang van verweerder. Dit vereist een meer inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit op basis van een voorlopige rechtmatigheidstoets. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank op geen enkele wijze in een eventuele bodemprocedure.
20. Naar voorlopig oordeel komt verweerder op basis van artikel 2.3.1.5 van de APV de bevoegdheid toe de cafetaria te sluiten. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
21. Uit de door verweerder overgelegde stukken kan het volgende worden afgeleid:
- op 1 mei 2011 heeft een portier van de cafetaria voor de deur van de cafetaria een bezoeker van de cafetaria geslagen;
- op 9 mei 2011 hebben personeelsleden van de cafetaria voor de deur van de cafetaria bezoekers van de cafetaria geslagen, geduwd en geschopt. [bestuurder van de exploitant] was hierbij aanwezig, maar heeft niet ingegrepen.
- op 9 mei 2011 is de in de APV bepaalde sluitingstijd overtreden;
- op 13 augustus 2011 is de in de APV bepaalde sluitingstijd overtreden.
22. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder het incident op 1 mei 2011 en de overtredingen van de sluitingstijd op 9 mei 2011 en 13 augustus 2011 niet als verstoring van de openbare orde heeft kunnen aanmerken. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat alleen al het langer openblijven van de cafetaria de openbare orde bedreigt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de raad van State (hierna: Afdeling) van
23 mei 1995, LJN: AN4389).
23. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder het incident op 9 mei 2011 niet als een ernstig incident in de zin van hoofdstuk 14 van het Horecastappenplan heeft kunnen aanmerken. Voldoende duidelijk is dat er ongeveer zeven mensen, waaronder personeelsleden van de cafetaria, direct betrokken waren bij de vechtpartij. Dat, zoals verzoekster heeft aangevoerd, het incident werd veroorzaakt door bezoekers die zich agressief gedroegen (verbaal en fysiek), leidt, wat daar ook van zij, niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat aan personeelsleden – en ook aan de daarbij aanwezige [bestuurder van de exploitant] – uit hoofde van hun functie hoge eisen mogen worden gesteld wat betreft het oplossen en beteugelen van conflicten.
24. Op grond van (de cumulatie van) deze incidenten en overtredingen heeft verweerder in het belang van de openbare orde de tijdelijke sluiting van de cafetaria kunnen bevelen.
25. Anders dan verzoekster heeft betoogd kan uit de stukken niet worden afgeleid dat verweerder op basis van de in het kader van de hoorzitting van 29 juni 2011 door verzoekster verschafte informatie (personeel van de cafetaria zal een cursus agressiebeheersing volgen en er zal met ander beveiligingsbedrijf worden gewerkt) niet meer zou zijn overgegaan tot het sluitingsbevel wanneer zich op 13 augustus 2011 geen overtreding van het sluitingsuur zou hebben voorgedaan. Het sluitingsbevel is vooral gebaseerd op het incident van 9 mei 2011.
26. Het betoog van verzoekster dat de door verweerder opgelegde maatregel punitief en niet reparatoir van aard is, faalt. Een sluitingsbevel, zoals in deze zaak aan de orde, is enkel gericht op bescherming van de openbare orde en veiligheid. Een dergelijk bevel is niet (mede) gericht op het bewerkstelligen van normconform gedrag door toevoeging van geïndividualiseerd concreet nadeel en kan daarom niet worden aangemerkt als een bestraffende sanctie (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 13 februari 2008, LJN: BC4250).
27. Het betoog van verzoekster dat de cafetaria door verweerder onder een vergrootglas wordt gelegd en tegen andere horecagelegenheden die de sluitingstijden overtreden niet wordt opgetreden slaagt evenmin. Weliswaar heeft verzoekster aangevoerd, ondersteund door een rapport van Sureté Nederland van 13 november 2011 en met ter zitting getoonde videobeelden, dat twee nabijgelegen zaken aan het Stratumseind te Eindhoven, in de vroege ochtend van zondag 6 november 2011 na 4.00 uur nog bestellingen aannamen en etenswaren verkochten, maar dit betekent niet dat verweerder niet handhavend optreedt. Verweerder heeft ter zitting mede aan de hand van toegezonden stukken uiteengezet dat ook tegen overtredingen van het sluitingsuur handhavend wordt opgetreden.
28. Met betrekking tot de duur van de sluiting stelt de voorzieningenrechter voorop dat de bevoegdheid van verweerder tijdelijke sluiting te bevelen een discretionaire bevoegdheid is, die door de rechter terughoudend moet worden getoetst. Bij het bepalen van de duur van acht weken heeft verweerder vooral betekenis kunnen toekennen aan de aard en ernst van het incident van 9 mei 2011. In het bijzonder vanwege dit incident bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder het belang van de openbare orde niet mocht laten prevaleren boven de nadelige (financiële) gevolgen die sluiting van de cafetaria voor de duur van acht weken voor verzoekster heeft. Overigens heeft verzoekster weliswaar gesteld dat een sluiting van een dergelijke duur grote nadelige financiële gevolgen voor haar en haar werknemers heeft, zeker als in de sluitingsperiode feestdagen als Kerst, Oud en Nieuw en Carnaval, vallen, maar verzoekster heeft niet aan de hand objectieve stukken aannemelijk gemaakt dat zij die sluiting niet kan dragen.
29. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat verweerder de cafetaria voor een periode van acht weken mag sluiten.
30. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal dus worden afgewezen
31. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of om te bepalen dat aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht moet worden vergoed.
32. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. A. Venekamp als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2011.
?