RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 10/2590 en AWB 10/2592
Uitspraak van de meervoudige kamer van 28 september 2011
[eiseres], (hierna: [eiseres])
te [plaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. P.I.M. Houniet
[A] en [B], (hierna: [eisers])
te [plaats],
eisers,
gemachtigde: mr. P.I.M. Houniet,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eersel,
verweerder,
gemachtigde: J.J.M. van Dooren.
Bij besluiten van 27 oktober 2009 en 3 november 2009 heeft verweerder de verzoeken van [eiseres], respectievelijk [eisers], om vergoeding van planschade, bestaande uit waardevermindering van hun onroerende zaken door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Kerkebogten" en de vrijstellingsbesluiten ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) van 10 oktober 2006 en 18 september 2007, afgewezen.
Verweerder heeft de door [eiseres] en [eisers] gemaakte bezwaren bij afzonderlijke besluiten van 22 juni 2010 ongegrond verklaard.
[eiseres] en [eisers] hebben tegen het tot hen gerichte besluit beroep ingesteld. De beroepen zijn geregistreerd onder nummer AWB 10/2590, respectievelijk nummer AWB 10/2592.
De zaken zijn gezamenlijk behandeld op de zitting van 14 september 2011, waar [eiseres] en [eisers] zijn verschenen in persoon, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde, vergezeld van mr. G.F.M. Bakkers.
1. Aan de orde is of verweerders besluiten van 22 juni 2010 in rechte kunnen worden gehandhaafd.
2. De aanvragen om planschadevergoeding dateren van 23 juni 2008. Verweerder heeft naar aanleiding van deze aanvragen, conform zijn "Procedureregeling planschadevergoeding 2006", een onafhankelijke planschadebeoordelingscommissie samengesteld, bestaande uit een tweetal personen, werkzaam bij Gloudemans Taxatie- en adviesbureau.
3. Uit de adviezen van de planschadebeoordelingscommissie van 17 juni 2009 blijkt het volgende.
[eiseres] en haar toenmalige echtgenoot zijn op 4 april 1984 eigenaar geworden van de onroerende zaak op het adres [adres eiseres] te Eersel, kadastraal bekend [kadastergegevens], groot 4.670 m². Sedert 21 november 1996 is uitsluitend [eiseres] eigenaresse van de onroerende zaak. Het object betreft een vrijstaande woning van circa 1.800 m³ met inpandige praktijkruimte en garage.
[eisers] is op 21 maart 2003 eigenaar geworden van de onroerende zaak op het adres [adres eisers] te Eersel kadastraal bekend [kadastergegevens], samen groot 1.490 m². De koopovereenkomst is op 15 maart 2002 getekend. Het object betreft een twee-onder-één-kapwoning van circa 525 m³ met garage, carport en een vrijstaand bijgebouw van 115 m³.
4. Het bestemmingsplan "Kerkebogten" is vastgesteld op 15 mei 2007, is goedgekeurd op 18 september 2007, heeft rechtskracht gekregen op 15 november 2007 en is grotendeels onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 16 juli 2008.
Waar ten zuiden van de percelen van de woningen aan de [straat] voorheen overwegend sprake was van een bestemming ‘Agrarisch gebied’ is deze bestemming in het bestemmingsplan "Kerkebogten" gewijzigd in de bestemmingen ‘Groen’, ‘Maatschappelijk’, ‘Verkeer-Verblijf’ en ‘Wonen 1’. Een strook grond in de achtertuinen van de woningen aan de [straat] met oneven huisnummers, gelegen op gemiddeld 18 meter vanaf de achtergevels, is in dit bestemmingsplan bestemd tot ‘Wonen 1’. Deze gronden hadden voorheen de bestemming ‘Voor- of zijtuin, open erf’. De bestemming ‘Wonen 1’ biedt de mogelijkheid om woningen op te richten.
Naar aanleiding van het door [eiseres] en [eisers] ingestelde beroep tegen het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot goedkeuring van het bestemmingsplan, heeft de Afdeling, bij de genoemde uitspraak van 16 juli 2008, het goedkeuringsbesluit vernietigd, voor zover het betrekking had op de strook grond in de achtertuinen van de woningen ten zuiden van de [straat].
Gedeputeerde staten hebben vervolgens bij besluit van 7 oktober 2008 alsnog goedkeuring onthouden aan de bestemming ‘Wonen 1’ voor de percelen van eisers en voor de overige percelen opnieuw goedkeuring verleend. Het bestemmingsplan "Kerkebogten" is op 6 juli 2009, met het intrekken van het beroep van [eiseres] en [eisers] tegen het besluit van gedeputeerde staten van 7 oktober 2008, in zijn geheel onherroepelijk geworden. Het gevolg daarvan is dat op de percelen ten zuiden van de [straat], behoudens op de percelen van [eiseres] en [eisers], woningen mogen worden opgericht.
5. Met verlening van een vrijstelling ex artikel 19 van de WRO op 10 oktober 2006 is de bouw mogelijk gemaakt van:
• een centrumgebouw met 23 servicewoningen en 9 verpleegplaatsen;
• een complex van 44 servicewoningen;
• 4 groepswoningen elk voor 6 bewoners met een verstandelijke en lichamelijke beperking;
• 6 groepswoningen elk voor 6 senioren met een psychogeriatrische problematiek;
• 20 huurappartementen;
• een complex van 10 (zorg)patiowoningen;
• een complex van 12 (zorg)appartementen;
• een gezondheidscentrum met 36 huurappartementen.
6. Met verlening van een vrijstelling ex artikel 19 van de WRO op 18 september 2007 is de bouw mogelijk gemaakt van:
• 3 geschakelde woningen met bijbehorende voorzieningen aan De Poten 1 tm 5 oneven;
• 4 vrijstaande woningen met bijbehorende voorzieningen aan De Poten 7 tm 13 oneven;
• 29 woningen voor starters met bijbehorende voorzieningen aan De P{oten 17 tm 71 oneven;
• 8 patiobungalows met bijbehorende voorzieningen aan het Gebint 38 tm 45 doorgenummerd.
7. Bij besluit van 11 april 1978 is door de gemeenteraad de "Beleidsnota ruimtelijke ordening van de gemeente Eersel" (hierna: de Beleidsnota) vastgesteld. De kaart waarop de uitgangspunten van de Beleidsnota zijn neergelegd draagt de naam "Structuurschets 1978". De Beleidsnota is een actualisatie van de in april 1974 verschenen "Structuurschets Eersel". In de Beleidsnota zijn diverse bouwlocaties tot 1992 aangewezen, alsmede een eventuele bouwlocatie voor na 1992 waarin 250 woningen zijn voorzien ten zuidoosten van de woning van [eiseres]. Gelet hierop is de planschadebeoordelingscommissie van mening dat reeds vanaf 1978 voor [eiseres], op grond van de Beleidsnota, voorzienbaar was dat het gebied gelegen ten zuidoosten van haar woning in de toekomst een woonbestemming zou kunnen krijgen.
Op 17 december 2002 is door de gemeenteraad de "Structuurvisie Plus 2002" vastgesteld (hierna: Structuurvisie). In deze Structuurvisie is een drietal richtingen aangegeven waarin de kom van Eersel zich zou kunnen uitbreiden, waaronder in zuidoostelijke richting vanaf de [straat]. De Structuurvisie heeft in ontwerp van 1 maart 2002 tot en met 4 april 2002 ter inzage gelegen. Die tervisielegging is kenbaar gemaakt in een publicatie in een regionaal dagblad van 28 november 2001. Op het moment van tekenen van de koopovereenkomst door [eisers] op 15 maart 2002 was de Structuurvisie nog niet vastgesteld, maar lag het ontwerp wel formeel ter inzage. Gelet hierop is de planschadebeoordelingscommissie van mening dat ten tijde van die aankoop voorzienbaar was dat het gebied gelegen ten zuidoosten van de woning van [eisers] in de toekomst een woonbestemming zou kunnen krijgen.
8. Volgens de planschadebeoordelingscommissie hebben de planologische maatregelen voor [eiseres] en [eisers] geleid tot een nadeliger positie waaruit op de voet van artikel 49 van de WRO voor vergoeding vatbare schade in de vorm van waardevermindering is voortgevloeid. De schade wordt door de planschadebeoordelingscommissie voor [eiseres] begroot op € 50.000 en voor [eisers] op € 30.000. Deze schade dient voor rekening van [eiseres] en [eisers] te blijven, omdat ten tijde van de aankoop van haar woning door [eiseres] op 3 april 1984 op grond van de Beleidsnota voorzienbaar was dat het gebied, gelegen ten zuidoosten van de woning ingevuld zou worden als woongebied en voor [eisers] ten tijde van de aankoop van de woning op 15 maart 2002, op grond van de ter inzage liggende Structuurvisie voorzienbaar was dat het gebied Kerkebogten, gelegen ten zuidoosten van de woning, ingevuld zou worden als woongebied.
9. Verweerder heeft, onder verwijzing naar de adviezen van de planschadebeoordelingscommissie, aan de bestreden besluiten het standpunt ten grondslag gelegd dat er sprake is van actieve risicoaanvaarding, nu in de Beleidsnota respectievelijk de Structuurvisie door de gemeenteraad het gebied ten zuidoosten van de woningen van [eiseres] en [eisers] is aangewezen als een potentieel woongebied. Verweerder volgt niet het standpunt van de bezwaarschriftencommissie dat niet te voorzien was dat in de achtertuinen van de woningen met oneven nummers van de [straat] te Eersel, met uitzondering van nummers [nummer eisers] en [nummer eiseres], gebouwd zou kunnen worden. Verweerder stelt daaromtrent dat het doel van zowel de Beleidsnota als de Structuurvisie is om de visie van de gemeente ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling vast te leggen. De Beleidsnota en Structuurvisie zijn beleidsinstrumenten die uiteindelijk een vertaling krijgen in een juridisch bindend ruimtelijk plan, het bestemmingsplan. Nu de Beleidsnota en Structuurvisie niet beogen om ‘harde contouren’ weer te geven, maar veeleer een indicatie beogen te geven van de ruimtelijke ontwikkelingsrichting van de kern Eersel, was het volgens verweerder niet irreëel om te veronderstellen dat delen van de diepe achtertuinen van de woningen aan de [straat] met oneven nummers in de toekomst zouden worden betrokken bij de mogelijke zuidoostelijke uitbreiding van de kern van Eersel. Het gegeven dat in de Beleidsnota en de Structuurvisie het gebied ten zuiden van de [straat], voor zover het de percelen van [eiseres] en [eisers] betreft, als bestaand woongebied wordt aangeduid, acht verweerder niet van doorslaggevend belang.
Verweerder heeft geen oordeel gegeven over de hoogte van de planschade, die door [eiseres] en [eisers] op € 85.000, respectievelijk € 47.000, wordt begroot, omdat de schade, in verband met de voorzienbaarheid van de woningbouw, voor rekening van deze eisers dient te blijven. In beroep heeft verweerder daaraan nog toegevoegd, dat de enkele omstandigheid dat de planschade door de adviseur van [eiseres] en [eisers] hoger wordt getaxeerd, onvoldoende is om het advies van de planschadebeoordelingscommissie voor onjuist te houden.
10. [eiseres] en [eisers] hebben in beroep gesteld dat de planschade met name wordt veroorzaakt, doordat het bestemmingsplan "Kerkebogten" op de zuidelijke delen van de percelen aan de [straat], behoudens op de percelen [nummer eisers] en [nummer eiseres], woningbouw mogelijk maakt. Op grond van de Beleidsnota en Structuurvisie en de daarbij behorende kaarten hoefden [eiseres] en [eisers] er op geen enkele wijze op bedacht te zijn dat in de toekomst in de achtertuinen van de woningen aan de zuidkant van de [straat] woningbouw mogelijk zou worden. Verder hebben [eiseres] en [eisers] gesteld dat de planschadebeoordelingscommissie niet onafhankelijk is, omdat de leden van die commissie werkzaam zijn bij Gloudemans Taxatie- en adviesbureau en dit bureau ook betrokken was bij de grondaankopen ten behoeve van de realisatie van het bestemmingsplan "Kerkebogten". Tot slot stellen [eiseres] en [eisers], onder verwijzing naar de door hen ingebrachte contra-expertises van Verhagen Advies van 11 januari 2010, dat de planschade moet worden begroot op € 85.000 in plaats van op € 50.000, respectievelijk op € 47.000 in plaats van op € 30.000.
11. Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Op grond van artikel 9.1.18, eerste lid, van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, voor zover hier van belang, blijft op aanvragen om schadevergoeding ingevolge artikel 49 van de WRO, die zijn ingediend voor inwerkingtreding van de Wro, het vóór dat tijdstip geldende recht van toepassing. Van een dergelijke situatie is in dit geval sprake, zodat het vóór 1 juli 2008 vigerende artikel 49 van de WRO van toepassing is.
12. Op grond van artikel 49 van de WRO kennen burgemeester en wethouders een belanghebbende, voor zover blijkt dat deze ten gevolge van wijziging van de bepalingen van een bestemmingsplan of van een besluit omtrent vrijstelling, als bedoeld in de artikelen 17 of 19 van de WRO, schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, op diens verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
13. De rechtbank overweegt allereerst ten aanzien van de beroepsgrond inzake de onafhankelijkheid van de planschadebeoordelingscommissie dat, voor zover al voldoende onderbouwd zou zijn dat deze commissie niet onafhankelijk is, ter zitting door mr. Bakkers van die commissie desgevraagd is verklaard dat de werkzaamheden bij Gloudemans zijn verdeeld over verschillende afdelingen en secties en dat degenen die betrokken zijn geweest bij de planschaderisicoanalyse en de grondverwerving ten behoeve van het bestemmingsplan Kerkebogten, geen deel hebben uitgemaakt van de planschadebeoordelingscommissie. De rechtbank acht, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 16 juni 2010, LJN: BM7755, hiermee voldoende weerlegd dat de planschadebeoordelingscommissie niet onafhankelijk is, zodat deze beroepsgrond niet leidt tot vernietiging van de bestreden besluiten.
14. Tussen partijen is niet in geschil dat er van planschade sprake is en dat de beroepen zich met name richten tegen het bestemmingsplan Kerkebogten. Partijen worden in essentie verdeeld gehouden door de vraag of planologische ontwikkelingen die woningbouw in de tuinen van de woningen aan de zuidkant van de [straat] mogelijk zouden maken ten tijde van de aankoop van de woningen door [eiseres] en [eisers] voorzienbaar waren.
15. Voor het aannemen van voorzienbaarheid, op grond waarvan schade redelijkerwijs voor rekening van de benadeelde dient te blijven, is het voldoende dat er, bezien vanuit de positie van een redelijk denkende en handelende eigenaar ten tijde van de aankoop van zijn eigendom, aanleiding bestond rekening te houden met de kans dat de planologische situatie zou gaan veranderen, in een voor hem negatieve zin. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft.
16. [eiseres] heeft haar woning in 1984 in eigendom verkregen toen het bestemmingsplan "Kom Eersel" van kracht was. De gronden ten zuiden van haar perceel hadden de bestemming ‘agrarisch gebied’ en het perceel van [eiseres] zelf en dat van haar buren ten zuiden van de woningen de bestemming ‘voor- of zijtuin, open erf’ waarop geen gebouwen mochten worden opgericht.
De rechtbank is van oordeel dat er voor [eiseres] geen aanleiding bestond om ten tijde van de aankoop van haar woning in 1984 rekening te houden met de toekomstige woningbouw in de achtertuinen van de ten zuiden van de aan de [straat] gelegen woningen. Op de bij de Beleidsnota horende kaart, aangeduid als Structuurschets 1978, zijn de gronden ten zuidoosten van de percelen ten zuiden van de [straat] aangeduid als ‘eventueel nieuw woongebied na 1992'.Het perceel van [eiseres] en van haar buren is aangeduid als ‘bestaand woongebied’. Ter zitting is komen vast te staan, aan de hand van de op de Structuurschets ingetekende beek die voorheen achter die percelen liep, dat de uitbreiding betrekking heeft op het gebied buiten die percelen. De rechtbank deelt dan ook niet verweerders opvatting dat van een globale begrenzing sprake is.
17. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat voor [eiseres] bij de aankoop van de woning in 1984 niet was te voorzien dat op het meest zuidelijke deel van de belendende tuinen van de buren in de toekomst woningbouw mogelijk zou worden.
18. [eisers] heeft de woning op 15 maart 2002 gekocht en deze op 21 maart 2003 geleverd gekregen. Ten tijde van de aankoop in 2002 gold het bestemmingsplan "Buitengebied 1998". Ook in dit bestemmingsplan zijn de gronden, grenzend aan de percelen van de woningen ten zuiden van de [straat], aangeduid als ‘Agrarisch gebied’. De contour uit de Structuurschets 1978 met daarop aangegeven het eventueel na 1992 te realiseren woongebied is niet op de plankaart terug te vinden. Op de kaart behorende bij het ontwerp van de Structuurvisie die ten tijde van de aankoop van de woning door [eisers] ter inzage lag, zijn de gronden ten zuiden van het perceel van [eisers] aangeduid als ‘zoeklocatie uitbreidingsmogelijkheden wonen’. Op de kaart is tevens aangegeven dat de uitbreidingsrichting wonen naar het zuiden ligt, derhalve afgekeerd van het perceel en de woning van [eisers] en dat er ten zuidoosten van het perceel van [eisers] een zoeklocatie intramurale zorg ligt. De percelen van de woningen aan de [straat] zijn weergegeven als ‘bebouwingskern’ die deel uitmaakt van de stedelijke hoofdstructuur.
19. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat [eisers] bij de aankoop van de woning in maart 2002 als redelijk denkende en handelende koper er niet op bedacht hoefde te zijn dat op het meest zuidelijke deel van de belendende tuinen van de buren in de toekomst woningbouw mogelijk zou worden, te minder nu op de zitting onweersproken door [eisers] is gesteld dat de percelen van de woning aan zuidkant van de [straat] grensden aan een beek die later is gedempt.
20. Gelet op het voorafgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de bestreden besluiten niet berusten op een deugdelijke motivering. De beroepen zijn derhalve gegrond en de bestreden besluiten zullen worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb.
21. Omdat verweerder, in verband met zijn standpunt dat de planschade voorzienbaar was,
niet is toegekomen aan een beoordeling van de omvang van de door [eiseres] en [eisers] geleden schade, althans niet gemotiveerd is ingegaan op hun standpunten ter zake, ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaken te voorzien, dan wel de rechtsgevolgen van de te vernietigen besluiten in stand te laten, of om gebruik te maken van de bevoegdheid ingevolge artikel 8:51a van de Awb.
22. Wel zal de rechtbank verweerder opdragen om opnieuw op de bezwaren van [eiseres] en [eisers] te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
23. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door [eiseres] en [eisers] gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage voor eisers afzonderlijk begroot op in totaal € 874 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 437;
• wegingsfactor 1.
24. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan [eiseres] en [eisers] het door ieder van hen betaalde griffierecht dient te vergoeden.
25. Beslist wordt als volgt.
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op om opnieuw op de bezwaren van [eiseres] en [eisers] te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de door [eiseres] en [eisers] gemaakte proceskosten, voor elk van hen afzonderlijk vastgesteld op € 874;
- gelast verweerder [eiseres] en [eisers] het door hen afzonderlijk betaalde griffierecht, ten bedrage van € 150 te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. D.J. de Lange als voorzitter en mr. E.H.B.M. Potters en
mr. J.D. Streefkerk als leden in tegenwoordigheid van R.G. van der Korput als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2011.
<HR>
<i>Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.</i>