RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2011
[eiser],
te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. J.C.C. Leemans,
de Registratiecommissie Specialismen Gezondheidszorgpsycholoog,
te Amsterdam,
verweerder,
gemachtigden mr. J. Siemons en prof. dr. R.P.C. Kessels.
Bij besluit van 16 oktober 2009 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij niet wordt ingeschreven in het specialistenregister van klinische neuropsychologen, omdat hij niet voldoet aan de toelatingseisen ingevolge de overgangsregeling klinische neuropsycholoog.
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is door verweerder, in afwijking van het advies van de adviescommissie specialismenregeling gezondheidszorgpsycholoog (hierna: adviescommissie), bij besluit van 17 juni 2010 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van 11 april 2011, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigden.
1. Aan de orde is of het bestreden besluit van 17 juni 2010 in rechte stand kan houden.
2. De rechtbank gaat bij de beantwoording van die vraag uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3. In 1987 is eiser afgestudeerd aan de Universiteit van Tilburg in de twee hoofdrichtingen (-) Fysiologie en Fysiologische Psychologie en (-) Neuropsychologie.
4. Vanaf begin 1988 tot heden is eiser ononderbroken werkzaam geweest als klinisch neuropsycholoog aan het Eindhovens Psychologisch Instituut (EPI). De omvang van het dienstverband van eiser is wisselend geweest tot 1 maart 2002 en betrof meerdere functies zoals, klinisch neuropsychologische cliënt gebonden werkzaamheden, leidinggevende en superviserende functies en wetenschappelijk inhoudelijk adviseur van de directie. Per 1 maart 2002 is eiser benoemd tot directeur van het EPI. De omvang van de klinisch neuropsychologische cliënt gebonden werkzaamheden bedroeg minimaal 35 uur per week in de periode van 1 januari 2000 tot 1 maart 2002. Van 1 maart 2002 tot op heden bedraagt dit minimaal 40 uur per week.
5. Voorts heeft eiser voor 1 januari 2008 een aantal artikelen als eerste auteur gepubliceerd op het gebied van de humane neuropsychologie, waaronder het artikel ‘Epilepsie, alertheid en cognitief functioneren: een klinisch psychologisch onderzoek’ (hierna: artikel)
6. Op 16 juni 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiser ontvangen voor inschrijving in het register van klinisch neuropsycholoog via de overgangsregeling.
7. Verweerder heeft zich - kort weergegeven - in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor inschrijving. Verweerder stelt dat één van de voorwaarden is dat eiser minstens twee artikelen op het gebied van humane neuropsychologie als eerste auteur heeft gepubliceerd, welke publicaties naar het oordeel van verweerder voldoen aan de daarvoor geldende wetenschappelijke standaarden. Volgens verweerder voldoet een publicatie aan de daarvoor geldende wetenschappelijke standaarden indien de publicaties hebben plaatsgevonden in een internationaal peer-reviewed tijdschrift dat is opgenomen in PsychInfo, Medline/PubMed of Web of Science. Het staat volgens verweerder vast dat slechts één van de door eiser opgegeven publicaties die hij als eerste auteur heeft geschreven, - te weten “P300, Alertness and Cognition” - aan het vereiste ‘internationaal peer-reviewed’ en dat het artikel hieraan niet voldoet.
8. Eiser kan zich hiermee niet verenigen en heeft hiertegen – zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Volgens eiser is de voorzitter van de Registratiecommissie Specialisme Gezondheidszorg (RSG) niet bevoegd in mandaat op het bezwaar te beslissen. Verder is het Besluit specialisme klinische neuropsychologie (hierna: Besluit) een algemeen verbindend voorschrift, waartegen geen bezwaar en beroep open staat, zodat dit de motivering van het bestreden besluit aantast. Voorts is het artikel in het Epilepsie Bulletin peer reviewed, zodat eiser dus ook op dit punt aan de door verweerder gestelde eisen voldoet. Daarnaast is eiser met de adviescommissie van oordeel dat de door verweerder gehanteerde publicatie-eis een normstelling impliceert, waartoe verweerder niet bevoegd is. Tot slot voert eiser aan dat indien de publicatie-eis toch steun mocht vinden in het Besluit, verweerder de bevoegdheid tot afwijking daarvan heeft miskend. Het ontbreken van een onderzoek naar de mogelijkheid tot afwijking van de beleidsregels en afweging van belangen maakt de motivering onrechtmatig.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
10. Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG), kan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, indien een organisatie van beoefenaren van een beroep waarop een register betrekking heeft, voor de inschrijving van beroepsbeoefenaren die een bijzondere deskundigheid hebben verworven met betrekking tot de uitoefening van een deelgebied van hun beroep, een specialistenregister heeft en daaraan een titel is verbonden, bepalen dat die titel als wettelijk erkende specialistentitel wordt aangemerkt.
11. De minister heeft hiervan gebruik gemaakt door het Besluit vast te stellen (Stcrt. 22 mei 2008, nr 96, pag. 9). Dit besluit is op 1 januari 2008 in werking getreden.
12. Ingevolge artikel 3 van het Besluit is registratie als klinisch neuropsycholoog mogelijk na afronding van de reguliere opleiding tot klinisch neuropsycholoog en met een buitenlands diploma op het gebied van de klinische neuropsychologie.
13. Op grond van artikel 12, eerste lid, van het Besluit, komen gezondheidszorgpsychologen die niet beschikken over het in artikel 3 genoemde getuigschrift, maar op het moment van inwerkingtreding van dit besluit aantoonbare ervaring op specialistisch niveau hebben op het gebied van de klinische neuropsychologie, in aanmerking voor inschrijving in het register indien zij met goed gevolg een toets hebben afgelegd, waaruit blijkt dat zij voldoen aan de opleidingseisen genoemd in de artikelen 6 tot en met 8 en 10 van dit Besluit.
14. Ingevolge artikel 12, tweede lid, van het Besluit, worden uitsluitend gezondheidszorgpsychologen tot de toets als bedoeld in het eerste lid toegelaten, die voldoen aan elk van de volgende voorwaarden:
a. Betrokkene heeft tussen 1 januari 2000 en de datum van inwerkingtreding van dit besluit minimaal 7000 uur werkervaring opgedaan als gezondheidszorgpsycholoog op het specialistische gebied van de klinische neuropsychologie;
b. Betrokkene heeft aantoonbare ervaring met onderzoek op het gebied van de humane psychologie, blijkend uit:
1. een dissertatie op dat gebied;
2. dan wel publicatie van minstens twee artikelen op dit gebied, waarvan minstens één als eerste auteur;
3. dan wel minstens drie publicaties op dit gebied als medeauteur.
In de onder 2. en 3. genoemde gevallen dient het publicaties te betreffen die naar het oordeel van de registratiecommissie voldoen aan de daarvoor geldende wetenschappelijke standaarden. In het onder 3. genoemde geval dient bovendien tot genoegen van de registratiecommissie te worden aangetoond dat de auteur een essentiële rol heeft gespeeld in het onderzoek dat ten grondslag heeft gelegen aan de betreffende publicaties.
15. Het betoog van eiser dat het Besluit een algemeen verbinden voorschrift is waartegen geen bezwaar en beroep openstaat, zodat dit de motivering van het bestreden besluit aantast, kan, wat daar ook van zij, niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, zodat het reeds om die geen doel treft.
16. Verweerder heeft de bepalingen op het gebied van de publicaties nader uitgewerkt in de Beleidsregels uitvoering overgangsregeling KNP (artikel 12 Besluit KNP) zoals vastgesteld in de vergadering van de RSG van 23 mei 2008 (hierna: Beleidsregels).
17. In de Beleidsregels staat onder het kopje ‘Publicatie op het gebied van de humane neuropsychologie (2) en (3)’, onder meer het volgende:
“De publicatie moet betrekking hebben op mensen (dus geen proefdieren) en op het vakgebied van de neuropsychologie.
De RSG is van mening dat een publicatie voldoet aan de daarvoor geldende wetenschappelijke standaarden wanneer de publicatie plaatsvond in een internationaal peer-reviewed tijdschrift dat is opgenomen in PsychInfo, Medline/PubMed of Web of Science. Bovendien moeten de publicaties een literatuurstudie betreffen of een onderzoeksverslag zijn. ‘Letters’, boeken, boekhoofdstukken, boekbesprekingen en congresverslagen voldoen niet aan deze wetenschappelijke standaarden.”
18. De rechtbank deelt niet het standpunt van eiser dat de hiervoor in rechtsoverweging 17 genoemde “publicatie-eis” een nadere normstelling impliceert, waartoe verweerder niet bevoegd is. Blijkens de redactie van artikel 12, tweede lid, onder b, van het Besluit heeft de wetgever het oordeel of een publicatie voldoet aan de ‘daarvoor geldende wetenschappelijke standaard’ uitdrukkelijk aan verweerder overgelaten. In dit artikel staat immers dat het publicaties moet betreffen die ‘naar het oordeel van de RSG’ voldoen aan de daarvoor geldende wetenschappelijke standaarden. Nu de wetgever de beantwoording van die vraag bewust aan het inzicht van verweerder heeft overgelaten is sprake van beoordelingsvrijheid. Verweerder heeft in de Beleidsregels invulling gegeven aan deze beoordelingsvrijheid. In hetgeen eiser heeft aangevoerd bestaat geen grond voor het oordeel dat die Beleidsregels en de daarin neergelegde voorwaarden kennelijk onredelijk zijn.
19. Met betrekking tot het betoog van eiser dat de beslissing op bezwaar onbevoegd in mandaat is genomen door [voorzitter van de RSG] (hierna: voorzitter van de RSG), voorzitter van de RSG, overweegt de rechtbank het volgende.
20. De rechtbank stelt vast dat blijkens het onderschrift van zowel de beslissing in primo als de beslissing op bezwaar dat beide besluiten in mandaat door [voorzitter van de RSG], zijn genomen. Ingevolge artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt een mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen. Gelet hierop is de beslissing op bezwaar onbevoegd genomen en slaagt dit betoog van eiser. Hieraan doet niet af dat, zoals verweerder heeft aangevoerd, het besluit in primo feitelijk is genomen door een administratieve eenheid die verweerder ondersteunt bij de uitvoering van werk en de ondertekening plaats heeft gevonden met de digitale handtekening van [voorzitter van de RSG].
21. Dit betekent dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 10:3, derde lid, van de Awb.
22. Verweerder heeft zich in het verweerschrift en ter zitting op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit achteraf - in de vergadering 1 oktober 2010 - door verweerder is bekrachtigd. Hoewel hierin aanleiding kan bestaan de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, acht de rechtbank daartoe, gelet op het navolgende, geen termen aanwezig.
23. Het geschil spitst zich voornamelijk toe op de vraag of het artikel voldoet aan de daarvoor geldende wetenschappelijke standaard en meer in het bijzonder of dit artikel peer-reviewed is.
24. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het artikel niet peer reviewed is, omdat publicatie niet plaatsvond in een peer reviewed tijdschrift. Volgens verweerder is het tijdschrift Epilepsie Bulletin geen wetenschappelijk blad, maar een vaktijdschrift en hebben vaktijdschriften binnen de wetenschappelijke standaard geen status. Het tijdschrift is niet in een internationale database opgenomen en voorts is verweerder uit beschikbare informatie gebleken dat het tijdschrift werkt met een redactie waarbinnen de artikelen worden verdeeld en beoordeeld, zodat de beoordeling niet anoniem en niet objectief gebeurt.
25. Eiser heeft uiteengezet dat en waarom het artikel volgens hem peer-reviewed is en heeft het standpunt van verweerder gemotiveerd bestreden. In de eerste plaats heeft eiser uiteengezet dat het tijdschrift Epilepsie Bulletin eind jaren negentig voor het laatst is uitgegeven en dat de informatie waarover verweerder beschikt betrekking heeft op de opvolger van het tijdschrift Epilepsie Bulletin. In dit verband heeft eiser erop gewezen dat de hem bekende hoofdredactrice van het nieuwe tijdschrift heeft bevestigd dat het om een heel ander tijdschrift gaat. In de tweede plaats heeft eiser uiteengezet dat de door hem overgelegde ‘Richtlijnen voor auteurs’ zoals gepubliceerd op bladzijde 54 van het Epilepsie Bulletin 24, nr. 3, september 1997, die ook golden voor het artikel van eiser, vermelden dat het manuscript in de regel door twee deskundigen (anoniem) wordt beoordeeld, dat de auteur vervolgens verneemt of het artikel kan worden geplaatst, respectievelijk aanpassing of herziening behoeft en op welke punten. In dit verband heeft eiser erop gewezen dat professor Aldenkamp, die destijds lid was van de kernredactie van het Epilepsie Bulletin, aan eiser heeft verklaard dat het tijdschrift Epilepsie Bulletin ook in 1995 peer-reviewed was. In de derde plaats heeft eiser uiteengezet dat het artikel een weergave betreft van een tweeënhalf jaar durend onderzoek dat werd gefinancierd met een onderzoeksbeurs van het Nationale Epilepsiefonds en dat een van de eisen een exclusieve publicatie in een peer-reviewed tijdschrift was.
26. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het artikel niet peer reviewed is en dat het bestreden besluit op dit punt onzorgvuldig is voorbereid. Dat, zoals verweerder heeft aangevoerd, het artikel een weergave betreft van een onderzoek niet betekent dat het artikel peer-reviewed is, omdat de onderzoeksaanvraag voorafgaande aan het onderzoek is beoordeeld en het onderzoek zelf niet goed kan zijn uitgevoerd, is op zichzelf genomen juist, maar ziet eraan voorbij dat een van de eisen was dat het artikel werd gepubliceerd in een peer reviewed tijdschrift.
27. Voor zover verweerder in een eventueel nieuw te nemen besluit wederom tot de conclusie komt dat het artikel niet peer-reviewed is en eiser derhalve niet aan de voorwaarden zoals neergelegd in de Beleidsregels voldoet, dient verweerder ingevolge artikel 4:84 van de Awb te beoordelen of, in hetgeen eiser heeft aangevoerd, aanleiding bestaat van de Beleidsregels af te wijken. In dit verband is van belang dat eiser, mede gezien hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 25 is weergegeven, gemotiveerd heeft uiteengezet dat het artikel voldoet aan de daarvoor geldende wetenschappelijke standaarden. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder Kessels verklaard dat hij en andere leden van de Commissie van Uitvoering Registratie Klinische Neuropsycholoog (hierna: CURN) het artikel coulancehalve nog hebben beoordeeld en geconcludeerd dat het artikel niet voldoet aan de wetenschappelijke standaard, maar deze beoordeling en deze conclusie zijn niet inzichtelijk gemaakt. Voorts is niet duidelijk geworden of alle leden van de CURN het artikel daadwerkelijk hebben beoordeeld en volgens welke normen zij dat hebben gedaan. Het betoog van Kessels dat het artikel geen bronvermelding en geen literatuurlijst bevat, dat de onderzoeksgroep minimaal is beschreven en de van belang zijnde persoonskenmerken zoals geslacht, leeftijd en opleidingsniveau niet zijn genoemd, heeft eiser gemotiveerd weersproken. Eiser heeft uiteengezet dat de bronnen bij het artikel ontbreken en de literatuurlijst niet is opgenomen, omdat het tijdschrift dan te omvangrijk zou worden. Eiser heeft verklaard in het bezit te zijn van deze literatuurlijst en deze aan verweerder ter beschikking te kunnen stellen.
28. Gezien de hiervoor in de (inhoudelijke) besluitvorming geconstateerde gebreken acht de rechtbank evenmin termen aanwezig toepassing te geven aan de bestuurlijke lus.
29. De rechtbank zal bepalen dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
30. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 874,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 437,00
• wegingsfactor 1.
31. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiser het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 191,00 dient te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem gestorte griffierecht dient te vergoeden ten bedrage van € 191,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 874,00.
Aldus gedaan door mr. A. Venekamp als rechter in tegenwoordigheid van mr. C.G.M. Otag-Kosman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2011.
<HR>
<i>Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.</i>