vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/849308-09
Datum uitspraak: 27 april 2011
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 februari 2010, 22 april 2010, 14 juni 2010, 2 september 2010, 25, 26 en 28 oktober 2010, 5 november 2010, 13 januari 2011, 17 maart 2011 en 4, 5, 7, 8 en 13 april 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 februari 2010. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 25 oktober 2010 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. Met inachtneming van deze wijziging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 april 2009 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer1]van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) een of meerdere kogel(s) in de richting van voornoemde [slachtoffer 1]afgevuurd, door welke kogel(s) die [slachtoffer 1]in het (achter)hoofd is getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1]is overleden;
(artikel 289/287 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 08 april 2009 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk al dan niet met voorbedachten rade een of meer in de woning(en) en/of buiten in de Egbert Kortenaerstraat aanwezige perso(o)n(en)/omstander(s) van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) een of meerdere kogel(s) al dan niet in de richting van een of meer omstander(s) heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289/287 jo 47/45 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 april 2009 te 's-Hertogenbosch met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Egbert Kortenaerstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer aldaar aanwezige perso(o)n(en)/omstander(s), welk geweld bestond uit
- het zich in de Egbert Kortenaerstraat ophouden met (een) voor die perso(o)n(en)/omstander(s) zichtba(a)r(e) (vuur)wapen(s) en/of
- het met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) afvuren al dan niet in de richting van die perso(o)n(en)/omstander(s);
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 april 2009 te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (buiten) in de Egbert Kortenaerstraat aanwezige perso(o)n(en)/omstander(s) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk voornoemde perso(o)n(en)/omstander(s) dreigend een of meer (vuur)wapen(s) voorgehouden en/of een of meerdere kogel(s) afgevuurd al dan niet in de richting van die perso(o)n(en)/omstander(s);
(artikel 285 jo. 47 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 08 april 2009 te 's-Hertogenbosch een of meer wapens van categorie II en/of categorie III, te weten een vuurwapen, en/of munitie van categorie II en/of III, voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
(artikel 26 Wet Wapens en Munitie)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderzoek in onderhavige zaak zodanig is besmet door getuigen, die met elkaar contact hebben gehad voor en nadat zij met de politie spraken of voordat een verklaring bij de rechter-commissaris werd afgelegd, dat daarmee ook de integriteit van de rechtsgang is besmet. Bij aanvang van het onderzoek is gebruik gemaakt van een getuigenlijstje dat door buurtvader [getuige 1] op 9 april 2009 in het ziekenhuis ter hand is gesteld van de politie en waarop alleen namen uit de groep Kruiskamp stonden. De in deze zaak door de getuigen uit die groep afgelegde verklaringen zijn in voortdurende tegenspraak met elkaar en soms aantoonbaar van horen zeggen en valselijk belastend. De verklaringen zijn aangevuld met CIE-berichten waarvan de bron niet kenbaar is. Tijdens het onderzoek zijn signalen opgevangen waaruit bleek dat na 8 april 2009 vermoedelijk sprake was van beïnvloeding dan wel belemmering van het onderzoek doordat getuigen zouden zijn benaderd om hun verklaring te wijzigen.
De verdediging betrekt verder bij haar standpunt dat door een raadkamergriffier vertrouwelijke informatie uit de berechting en het onderzoek is medegedeeld aan derden, in strijd met het geheim van de raadkamer. Deze griffier is verwant aan de familie [naam familie], waarvan verschillende leden als getuigen in deze zaak zijn gehoord. Niet is uit te sluiten dat deze familie informatie heeft verkregen van de betrokken griffier. Ook is een broer van de griffier als getuige gehoord.
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat al het voorgaande niet alleen direct de positie van verdachte treft maar ook het diens belang overstijgende belang van betrouwbaarheid van de rechtspraak en, met toepassing van artikel 6 van het EVRM, de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie tot gevolg dient te hebben.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat er geen gronden aanwezig zijn voor niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in zijn vervolging.
De officier van justitie betwist dat sprake is van zodanige besmetting dan wel beïnvloeding van de afgelegde getuigenverklaringen dat dit aan de vervolging van verdachte in de weg zou staan. Er dient wel een kritische weging van de getuigenverklaringen plaats te vinden, maar dit is niet onmogelijk.
De CIE-informatie in het dossier is niet bedoeld als bewijsmateriaal.
Uit het onderzoek dat is ingesteld naar het handelen van de betrokken griffier is niet gebleken van enige objectieve omstandigheid waaruit kan worden afgeleid dat op ongeoorloofde wijze inhoudelijke informatie over de strafzaak is gedeeld en/of naar buiten gebracht, laat staan dat daardoor verklaringen van getuigen in het dossier op enigerlei wijze zouden zijn beïnvloed. Gezien de situering in de tijd is een dergelijke beïnvloeding feitelijk ook onmogelijk geweest. Het gaat in casu om de raadkamerbehandeling van het bezwaar tegen de opgelegde beperkingen van medeverdachte [medeverdachte 1] op 22 juni 2009, waarbij betrokkene als griffier is opgetreden. De beperkingen van deze medeverdachte zijn de daaropvolgende dag (23 juni 2009) reeds opgeheven. De beperkingen van medeverdachte [medeverdachte 2]zijn opgeheven op 24 juni 2009. De beperkingen van medeverdachte [medeverdachte 3]waren op 3 juni 2009 reeds opgeheven. In het uiterste geval kan derhalve slechts sprake zijn geweest van één dag waarop de griffier informatie uit de raadkamer heeft kunnen verstrekken, die niet door of via de medeverdachte naar buiten kon worden gebracht. Feitelijk is daarvan echter niet gebleken, evenmin als van enige overige invloed op het onderzoek in de zaak van verdachte(n).
De rechtbank overweegt als volgt.
De getuigen.
De rechtbank stelt voorop dat het in casu gaat om een grootschalig onderzoek naar een drietal geweldsincidenten op 8 april 2009, waaronder het schietincident op de Egbert Kortenaerstraat in de wijk Kruiskamp, waarbij een groot aantal personen ter plaatse of in de directe nabijheid is geweest.
Uit het proces-verbaal 'Onderzoeksbevindingen m.b.t. groepsvorming' d.d. 9 december 2009 (pagina 445 e.v. eindproces-verbaal) blijkt dat de politie 47 (voornamelijk Marokkaanse) jongeren heeft geïdentificeerd die zich voor of ten tijde van het schieten ophielden op of in de directe omgeving van de Egbert Kortenaerstraat. Een deel daarvan is eerder op de avond van 8 april 2009 aanwezig geweest in of nabij het buurthuis '[naam buurthuis]'. Deze jongeren zijn afkomstig uit de wijken Kruiskamp en Zuid-Oost, maar daarnaast ook uit andere wijken in 's-Hertogenbosch of uit plaatsen daarbuiten. Uit genoemd proces-verbaal bevindingen blijkt voorts dat een vaste indeling van de aanwezigen in twee groepen (Kruiskamp en Zuid-Oost) noch op basis van geografische woongebieden noch op grond van onderlinge contacten of familiebanden kon worden gemaakt.
Blijkens de stukken heeft de politie de aanwezige jongeren één of meermalen gehoord. Dat identificatie van deze jongeren deels heeft plaatsgevonden aan de hand van een door buurtvader [getuige 1] op 9 april 2009 aan de politie overhandigde lijst van bij het ziekenhuis waar het slachtoffer [slachtoffer 1]verbleef, alstoen aanwezige jongeren (zie het proces-verbaal bevindingen 'Fotomap en getuigenlijsten' van 19 april 2010, waarin ook de reden van de tussenkomst van [getuige 1] wordt toegelicht) maakt nog niet dat sprake is geweest van sturing, maar duidt eerder op voortvarend politieonderzoek. Niet is gebleken dat de politie daarbij op onaanvaardbare wijze zou hebben gehandeld.
Afgezien de voor de politie kenbaar aanwezige jongeren zijn ook anderen als getuigen gehoord. Het betreft met name een groot aantal - als neutraal te omschrijven - omwonenden/buurtbewoners. Naast het horen van getuigen heeft voorts uitgebreid technisch en forensisch onderzoek plaatsgevonden. In een later stadium zijn op verzoek van de verdediging diverse getuigen door de rechter-commissaris (opnieuw) gehoord. De rechtbank heeft voorts een aantal verzoeken van de verdediging om overige onderzoekshandelingen te laten verrichten gehonoreerd.
Voor niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie op de enkele grond dat (latere) verklaringen van jongeren die door de raadsvrouw tot de zogenoemde Kruiskampgroep worden gerekend, besmet zouden zijn, ziet de rechtbank mede in het licht van het vorenstaande geen aanleiding. De vraag of sprake is geweest van beïnvloeding - onderling dan wel van buitenaf - van verklaringen van getuigen uit een bepaalde groep is een vraag die bij de bewijswaardering aan de orde dient te komen. Van sturing door het openbaar ministerie op dit punt, is de rechtbank niet gebleken.
Dubbeltelling van bewijsmateriaal.
In het dossier bevinden zich meerdere processen-verbaal, die door een verbalisant van de Criminele Inlichtingeneenheid (CIE) of een verbalisant van de Regionale Inlichtingendienst (RID) op ambtseed zijn opgemaakt. In 19 van de deze processen-verbaal wordt melding gemaakt van informanten die verklaren over personen die betrokken zouden zijn geweest bij het met een vuurwapen schieten op [slachtoffer 1].1 In elk van deze processen-verbaal wordt vermeld dat het niet als bewijsmiddel in de strafzaak dient. Voorts blijkt dat de processen-verbaal niet zijn gebruikt als startinformatie van het onderzoek, maar dat zij in de loop van het onderzoek aan het dossier zijn toegevoegd.
Op vragen van de rechtbank heeft [naam hoofd CIE], Hoofd CIE Regiopolitie Brabant-Noord, bij brief van 21 juli 2010 aangegeven dat de CIE nimmer zal bevestigen of ontkennen of in een concrete strafzaak sprake is van dubbeltellingen en dat hij daartoe ook de noodzaak niet aanwezig acht omdat de processen-verbaal van CIE niet bestemd zijn om als bewijsmiddel te dienen, zodat er ook geen dubbeltelling kan plaatsvinden.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de CIE-informatie door de rechtbank niet gebezigd worden voor het bewijs. Er kan daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake zijn van dubbeltelling van bewijsmateriaal. Hier doet niet aan af de mogelijkheid dat een anoniem gebleven CIE-informant tevens als getuige door de politie is gehoord. De rechtbank is ook niet gebleken dat de verbalisanten hier bewust op hebben aangestuurd.
De griffier.
Naar aanleiding van een zich in het dossier bevindend tapverslag van een telefoongesprek op 6 juli 20092 tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en een NN-vrouw is de raadkamergriffier/administratief medewerker van de rechtbank over wie het in dit gesprek zou gaan, op 28 januari 2011 in het kader van de zogenoemde Putterzaak door een rechter-commissaris gehoord.
Uit de stukken blijkt dat deze griffier alleen betrokken is geweest bij de behandeling van een bezwaarschrift van medeverdachte [medeverdachte 3]tegen zijn beperkingen op 13 mei 2009 en een bezwaarschrift beperkingen van medeverdachte [medeverdachte 1] op 22 juni 2009.
Vastgesteld moet worden dat - naar overigens door de verdediging niet is weersproken - het gesprek tussen de griffier en de vrouw op het schoolplein ([naam vrouw]), waarover wordt gerelateerd in het tapgesprek, moet hebben plaatsgevonden na de behandeling van het bezwaar beperkingen van medeverdachte [medeverdachte 1] op 22 juni 2009, wiens beperkingen op 23 juni 2009 zijn opgeheven. De beperkingen van medeverdachte [medeverdachte 3] waren reeds eerder opgeheven, terwijl de laatste beperkingen in de zogenoemde Putterzaak, betreffende medeverdachte [medeverdachte 2], op 24 juni 2009 zijn beëindigd. Feitelijk gaat het derhalve om een zeer korte periode waarin van een eventuele beïnvloeding van het onderzoek door de raadkamergriffier - die overigens in het geheel van de behandeling van de strafzaak een beperkte rol heeft - sprake zou kunnen zijn geweest.
Met de officier van justitie moet voorts worden vastgesteld dat noch uit de taps noch uit de verhoren bij de rechter-commissaris van 28 januari 2011 is gebleken dat door deze of een andere griffier inhoudelijke informatie over de strafzaak is gedeeld en/of naar buiten is gebracht die van concrete invloed is geweest op (de inhoud dan wel het verloop van) het onderzoek in de zaak van verdachte en/of zijn medeverdachte(n) of die overigens van belang is geweest voor enige door de rechtbank te nemen beslissing in de zaak Putter. De verdediging heeft daarvan ook geen voorbeeld gegeven. Ook blijkt uit niets dat het feit dat zich onder de vele gehoorde getuigen familieleden (achterneven; de broer van de griffier is slechts in het kader van het buurtonderzoek gehoord) van deze griffier zouden bevinden van enige invloed is geweest op het omvangrijk te noemen onderzoek in de onderhavige zaak.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat hetgeen blijkens de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van de griffier op het schoolplein is besproken, niet van zodanige aard is dat de officier van justitie door het niet dan wel niet in een eerder stadium op (doen) maken van proces-verbaal tegen de griffier, op - voor het onderzoek in de onderhavige strafzaak relevante - wijze heeft gehandeld in strijd met de verbaliseringsplicht van artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering en/of dat (mede) daardoor sprake is van een zodanige inbreuk op beginselen van een behoorlijke strafvervolging dat het openbaar ministerie vanwege schending van het belang dat de gemeenschap heeft bij normhandhaving door berechting, niet ontvankelijk zou dienen te worden verklaard.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen - al dan niet in onderlinge samenhang bezien - van zodanige aard dat van een behandeling van de zaak, die aan het recht en de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet, geen sprake zou zijn. Het beroep van de verdediging op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt dan ook verworpen.
Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die aan de vervolging in de weg zouden staan, kan de officier van justitie in de vervolging worden ontvangen.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijsbeslissing ten aanzien van feit 1 en feit 2 primair.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft op gronden in haar schriftelijke requisitoir verwoord, vrijspraak gevorderd voor hetgeen aan verdachte onder feit 1 is tenlastegelegd. Zij heeft verder geconcludeerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem onder feit 2 primair (impliciet subsidiair) tenlastegelegde poging tot doodslag op omstanders in de Egbert Kortenaerstraat. Van het deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op het medeplegen heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
De verdediging heeft op gronden in haar schriftelijke pleitnota verwoord, vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank gaat uit van de volgende feitelijke omstandigheden.
Op 8 april 2009, omstreeks 23.00 uur, kwamen er bij het Gemeenschappelijk Meldkamer Centrum van de politie regio Brabant-Noord ongeveer 50 telefonische meldingen binnen dat er door een grote groep personen werd gevochten op de Churchilllaan in 's-Hertogenbosch. Daarbij zou ook zijn geschoten. Het schieten zou hebben plaatsgevonden in de Egbert Kortenaerstraat in 's-Hertogenbosch.
Verbalisanten zagen om 23.11 uur ter hoogte van het perceel Egbert Kortenaerstraat [huisnummer] op het trottoir een Marokkaanse jongen liggen die een snurkend geluid maakte en die niet aanspreekbaar was. Op zijn achterhoofd was een soort uitstulping zichtbaar die rood van het bloed was.
Om 23.25 uur werd het slachtoffer door ambulancepersoneel naar het Groot Ziekengasthuis in 's-Hertogenbosch overgebracht alwaar hij op 9 april 2009 om 18.33 uur is overleden.
Het slachtoffer betrof [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] (geboorteland).
Bij een uit- en inwendige schouwing op het lijk van [slachtoffer 1]werd een schotkanaal door de hersenen vastgesteld. De dood van [slachtoffer 1]bleek door de gevolgen van dit schotletsel in het hoofd te zijn ingetreden.
Bij sectie op het stoffelijk overschot van het slachtoffer werd door de patholoog in de schedelholte van het slachtoffer een kogel aangetroffen.
In de Egbert Kortenaerstraat zijn in het kader van het technische sporenonderzoek in totaal 4 munitiedelen aangetroffen.
Op een afstand van 17,90 meter, vanaf het kruisingsvlak van de Egbert Kortenaerstraat met de Pieter Florisstraat en 10 centimeter vanaf het rechtertrottoir, gezien vanaf de Pieter Florisstraat, werd een huls van het kaliber 6,35 millimeter, merk Fiocchi aangetroffen.
Op een afstand van 17,30 meter, vanaf het kruisingsvlak van de Egbert Kortenaerstraat met de Pieter Florisstraat en 1,85 meter vanaf het rechtertrottoir, gezien vanaf de Pieter Florisstraat, werd een huls van het kaliber 9 millimeter van het merk S&B aangetroffen.
Op een afstand van 20,15 meter, vanaf het kruisingsvlak van de Egbert Kortenaerstraat met de Pieter Florisstraat en 5,25 meter vanaf het rechtertrottoir, gezien vanaf de Pieter Florisstraat, werd een huls van het kaliber 6,35 millimeter van het merk S&B aangetroffen.
Op een afstand van 20,15 meter, vanaf het kruisingsvlak van de Egbert Kortenaerstraat met de Pieter Florisstraat, en 5,10 meter vanaf het rechtertrottoir, gezien vanaf de Pieter Florisstraat, werd een patroon van het kaliber 6,35 millimeter, van het merk S&B aangetroffen.
Op de afgezette plaats delict werden geen overige munitiedelen, (vuur)wapens, beschadigingen, sporen of overige goederen aangetroffen die in verband gebracht konden worden met het gepleegde feit. Tevens werden de straatkolken en de daken van de garages nrs. 2 t/m 10A in de Egbert Kortenaerstraat onderzocht op aanwezigheid van bovengenoemde goederen en sporen. Ook hierbij werd niets terzake dienende aangetroffen.
Bij het onderzoek op de rijbaan, het trottoir en de voortuinen in de Egbert Kortenaerstraat werden evenmin overige relevante goederen of sporen aangetroffen.
Met betrekking tot de in de Egbert Kortenaerstraat aangetroffen munitiedelen en de in de schedelholte van het slachtoffer aangetroffen kogel heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) een munitieonderzoek verricht. Het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) in Brussel (België) heeft vervolgens een contra-expertise uitgevoerd.
Uit het munitieonderzoek is het volgende gebleken.
Blijkens de conclusie van het NFI zijn de twee aangetroffen hulzen van het kaliber 6,35mm waarschijnlijk verschoten met één en hetzelfde vuurwapen van het kaliber 6,35mm Browning. De aangetroffen patroon van het kaliber 6,35mm is waarschijnlijk doorgeladen geweest met dit vuurwapen. De in de schedelholte van het slachtoffer aangetroffen kogel van het kaliber 6,35mm past bij het kaliber 6,35mm Browning. Volgens het NFI kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat de genoemde hulzen en de kogel daadwerkelijk uit één en hetzelfde vuurwapen zijn verschoten, omdat het vuurwapen nimmer is aangetroffen. Ook blijkens de bevindingen van het NICC kan niet worden vastgesteld of de kogel die in de schedelholte van het slachtoffer is aangetroffen in verband staat met de aangetroffen huls van het kaliber 6,35mm van het merk S&B. Wel kan worden vastgesteld dat de kogel niet in verband staat met de aangetroffen huls van het kaliber 6,35mm van het merk Fiocchi. Het NICC heeft voorts geen verschillen waargenomen die op het gebruik van twee wapens wijzen. Gelet op de kwantiteit en kwaliteit van de teruggevonden overeenkomsten wordt derhalve besloten dat beide hulzen van het kaliber 6,35mm waarschijnlijk met hetzelfde wapen zijn afgevuurd. Voorts is vastgesteld dat de aangetroffen huls van het kaliber 9mm is verschoten met een semi-automatisch pistool van vermoedelijk het merk Glock, kaliber 9mm Parabellum.
Op 23 april 2009 heeft medeverdachte [medeverdachte 3]bij de politie over het schietincident onder meer het volgende verklaard. Op 8 april 2009 heeft hij in de Egbert Kortenaerstraat in 's-Hertogenbosch tweemaal met een minivuurwapen, naar eigen zeggen een soort lady gun, geschoten. Hij heeft eerst een waarschuwingsschot in de lucht gelost. Hij hield daarbij het wapen met beide handen vast en hield zijn wijsvinger aan de trekker. Het wapen ging vervolgens af. Toen hij het waarschuwingsschot loste, hoorde hij een knal. Op het moment dat hij nogmaals een schot loste, hield hij zijn armen horizontaal gestrekt vooruit en hield hij het wapen gericht op de groep personen/omstanders in de Egbert Kortenaerstraat.
De rechtbank stelt vast dat meerdere getuigen hebben verklaard dat verdachte op 8 april 2009 in de Egbert Kortenaerstraat in 's-Hertogenbosch een vuurwapen schuin omhoog heeft gericht en dat hij vervolgens eenmaal in de lucht heeft geschoten. Getuigen hebben voorts verklaard dat verdachte een groter vuurwapen had dan het vuurwapen van medeverdachte [medeverdachte 3].
Tussenconclusie van de rechtbank.
De rechtbank stelt op grond van het technische sporenonderzoek, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] en de getuigenverklaringen vast dat vanaf de zijde van de Pieter Florisstraat drie maal is geschoten in de Egbert Kortenaerstraat. Uit het technische sporenonderzoek is niet gebleken dat er vanaf een andere positie in de Egbert Kortenaerstraat zou zijn geschoten.
De rechtbank ziet zich vervolgens eerst voor de vraag gesteld aan wie het dodelijke schot kan worden toegerekend.
Zoals hierboven reeds is weergegeven heeft het NFI niet met zekerheid kunnen vaststellen of de in de Egbert Kortenaerstraat aangetroffen huls van het kaliber 6,35mm van het merk S&B en de in de schedelholte van het slachtoffer aangetroffen kogel van het kaliber 6,35mm van het merk S&B is afgevuurd met één en hetzelfde vuurwapen, omdat het/de betreffende vuurwapen(s) nimmer is (zijn) aangetroffen. Wel is met de graad van waarschijnlijkheid gesteld dat de twee hulzen van 6,35mm zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen, kaliber 6,35mm Browning en dat de aangetroffen patroon 6,35mm doorgeladen is geweest met dit vuurwapen.
Onder de gegeven omstandigheid dat het/de vuurwapen(s) nimmer is/zijn aangetroffen heeft het NFI, door te stellen dat de aangetroffen hulzen van het kaliber 6,35mm waarschijnlijk zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen en de aangetroffen patroon van 6,35mm waarschijnlijk met datzelfde vuurwapen is doorgeladen, mede gelet op de stukken van overtuiging op basis waarvan het munitieonderzoek heeft plaatsgevonden, naar het oordeel van de rechtbank slechts 'waarschijnlijkheid' als in dit geval hoogst haalbare graad aanwezig kunnen achten.
Het vuurwapen waarmee vermoedelijk het dodelijke schot is gelost betreft volgens het NFI een semi-automatisch pistool, vermoedelijk een omgebouwd alarmpistool van het merk Tanfoglio model GT-28. Uit het munitieonderzoek is verder gebleken dat de afvuursporen op de in de schedelholte van het slachtoffer aangetroffen kogel van het kaliber 6,35mm ook passen bij een dergelijk omgebouwd alarmpistool van het merk Tanfoglio.
De rechtbank kent aan de conclusies van het NFI een groot gewicht toe voor haar oordeel aangezien de hiervoor weergegeven verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] en de verklaringen van de getuigen aansluiten op de bevindingen van het door het NFI verrichte munitieonderzoek en bovendien de conclusies van het NFI worden ondersteund door de bevindingen van de contra-expertise van het NICC
Voor de rechtbank staat op grond van het vorenstaande vast dat medeverdachte [medeverdachte 3] op 8 april 2009 in de Egbert Kortenaerstraat met één klein kaliber vuurwapen een kogel in de lucht heeft afgevuurd als waarschuwingsschot en vervolgens met datzelfde vuurwapen een tweede kogel heeft afgevuurd, terwijl hij zijn vuurwapen gericht heeft gehouden op de aldaar aanwezige groep omstanders/personen, ten gevolge waarvan het slachtoffer in het hoofd werd geraakt.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte als medepleger van dit feit kan worden aangemerkt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van een zodanig 'nauwe en bewuste samenwerking' dan wel een 'stilzwijgende samenwerking' tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] dat het medeplegen van de onder feit 1 tenlastegelegde moord/doodslag op[slachtoffer 1]bewezen zou kunnen worden verklaard. Verdachte dient derhalve van feit 1 te worden vrijgesproken.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verdachte kan worden aangemerkt als (mede)pleger van de onder feit 2 primair tenlastegelegde poging tot moord/doodslag op de in de Egbert Kortenaerstraat aanwezige personen/omstanders.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het handelen van verdachte zodanig gevaarzettend was dat sprake is geweest van poging tot doodslag op de in de Egbert Kortenaerstraat aanwezige omstanders. Verdachte heeft door zo te handelen op de koop toegenomen dat één of meer omstander(s) (dodelijk) gewond zouden kunnen raken.
Zoals hiervoor reeds is overwogen is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte zijn vuurwapen schuin omhoog heeft gericht en vervolgens eenmaal in de lucht heeft geschoten. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er onder deze omstandigheden niet zonder meer een aanmerkelijke kans dat verdachte een of meerdere in de Egbert Kortenaerstraat aanwezige omstanders dodelijk zou raken. Nu van bijzondere omstandigheden op grond waarvan dit anders zou zijn, niet is gebleken, concludeert de rechtbank dat die aanmerkelijke kans niet aanwezig is geweest. Gelet hierop komt de rechtbank aan het beantwoorden van de overige vragen die een rol spelen bij de beoordeling of van voorwaardelijk opzet sprake is niet meer toe.
Ook ten aanzien van feit 2 primair is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van een zodanig 'nauwe en bewuste samenwerking' dan wel een 'stilzwijgende samenwerking' tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] dat het medeplegen van de tenlastegelegde poging tot doodslag (door het schieten van [medeverdachte 3]) op één of meer omstander(s) in de Egbert Kortenaerstraat bewezen kan worden verklaard, zodat verdachte van dat feit eveneens dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan ten aanzien van feit 2 subsidiair en
feit 3.
De bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen maken deel uit van een eindproces-verbaal onder de naam TGO Putter, afgesloten op 30 december 2009, in totaal 6.156 doorgenummerde pagina's (hierna te noemen: eindproces-verbaal).
Voorts heeft de rechtbank de navolgende bewijsmiddelen gebezigd:
- de verklaring van [getuige 2]afgelegd d.d. 11 februari 2010 bij de rechter-commissaris;
- de verklaring van [getuige 3] afgelegd d.d. 18 januari 2010 bij de rechter-commissaris.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (feit 3).
De verdediging heeft op gronden in haar schriftelijke pleitnota verwoord, vrijspraak bepleit.
De onderbouwing van de standpunten van de officier van justitie en de verdediging zal, voor zover van belang, hierna bij het oordeel van de rechtbank nader worden uiteengezet.
Het oordeel van de rechtbank.
Getuigenverklaringen.
Zoals hiervoor door de rechtbank reeds is aangegeven zijn in het kader van het opsporingsonderzoek vele omwonenden/buurtbewoners en bij het schietincident betrokken/aanwezige personen gehoord. Met betrekking tot het schietincident zijn door de politie in totaal ruim 170 personen één of meermalen gehoord. Voorts heeft een aanzienlijk deel daarvan in een later stadium bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd.
De raadsvrouwe heeft zich, op dezelfde gronden als hiervoor onder het standpunt van de verdediging onder het kopje 'ontvankelijkheid van de officier van justitie' weergegeven, op het standpunt gesteld, dat alle in het onderhavige onderzoek afgelegde getuigenverklaringen van de in de Egbert Kortenaerstraat aanwezige personen die tot de 'groep Kruiskamp' behoren van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat genoemde getuigenverklaringen niet van het bewijs behoeven te worden uitgesloten. Voor de onderbouwing van haar standpunt daaromtrent wordt verwezen naar de door haar reeds aangevoerde gronden in het kader van het niet-ontvankelijkheidsverweer.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
De rechtbank heeft bij de bespreking van het niet-ontvankelijkheidsverweer van de verdediging reeds uitvoerig overwogen dat de door de raadsvrouwe aangevoerde gronden niet kunnen leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Onder verwijzing naar hetgeen zij daaromtrent heeft overwogen op pagina's 3-4 bestaat naar het oordeel van de rechtbank evenmin grond voor uitsluiting van de betreffende getuigenverklaringen voor het bewijs.
De rechtbank stelt in zijn algemeenheid echter wel vast dat op grond van de inhoud van de later in het onderzoek afgelegde verklaringen van met name de bij het schietincident in de Egbert Kortenaerstraat aanwezige personen, die zich buiten bevonden, niet zonder meer kan worden vastgesteld of zij op dat moment uit eigen wetenschap hebben kunnen verklaren over wat zij hebben waargenomen of ondervonden, of het kennis betreft die zij van derden hebben gekregen of wat zij onder invloed van anderen hebben verklaard. Dit reikt echter niet zover dat alle verklaringen als onbetrouwbaar terzijde zouden moeten worden gesteld.
Gelet hierop zal de rechtbank - voor zover zij de verklaringen van deze getuigen voor het bewijs zal bezigen -, gelijk de officier van justitie, de eerste verklaring die door deze getuigen bij de politie is afgelegd als uitgangspunt nemen.
Vastgestelde feiten en omstandigheden.
Op grond van de hierna uitgewerkte bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de avond van 8 april 2009 vond in de nabijheid van buurthuis '[naam buurthuis]' in 's-Hertogenbosch een ruzie plaats tussen [slachtoffer 2] enerzijds en [medeverdachte 1] (een broer van verdachte) en [medeverdachte 2]anderzijds. Ondanks dat deze ruzie was beëindigd, werd [medeverdachte 2] later op de avond bij het buurthuis door [slachtoffer 3]geslagen. Vervolgens verzamelde zich een groep (voornamelijk) Marokkaanse jongeren bij genoemd buurthuis. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3]hebben zich ook naar het buurthuis begeven. Op last van de politie verwijderde de groep zich even later weer. Er werd toen afgesproken dat [slachtoffer 3]en [medeverdachte 2]later die avond bij de Oranjemarkt in de wijk Kruiskamp in 's-Hertogenbosch met elkaar zouden vechten. Naar aanleiding hiervan heeft zich omstreeks 23.00 uur een groep (voornamelijk) Marokkaanse jongeren bij de Oranjemarkt verzameld. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] zijn daar ook naar toe gegaan. Vervolgens vond er bij de Oranjemarkt een gevecht plaats tussen [slachtoffer 3]en [medeverdachte 2]. [slachtoffer 3]rende hierna via een brandgang weg. Een groot deel van de groep rende hem toen achterna, waarna zij via de brandgang in de Egbert Kortenaerstraat uitkwamen.
Medeverdachte [medeverdachte 3] is vervolgens via de brandgang naar de Egbert Kortenaerstraat gelopen. In de Egbert Kortenaerstraat, aan de zijde van de Pieter Florisstraat, stonden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] met enkele andere personen ter hoogte van de garageboxen. Op ongeveer 20 tot 25 meter van hen verwijderd stond een andere groep personen. In de Egbert Kortenaerstraat waren op dat moment in totaal ongeveer 60 personen aanwezig. Medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte hadden op dat moment beiden een vuurwapen vast. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft met zijn vuurwapen eenmaal een waarschuwingsschot in de lucht gelost, teneinde de andere groep personen op afstand te houden en vervolgens heeft hij eenmaal gericht op die groep geschoten. Verdachte heeft in de Egbert Kortenaerstraat eenmaal schuin omhoog in de lucht geschoten. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] zijn hierna weggerend.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] hebben zich na het incident bij buurthuis [naam buurthuis] - al dan niet afzonderlijk van elkaar - begeven naar de Oranjemarkt. Aldaar waren zij aanwezig bij de vechtpartij tussen [medeverdachte 2]en [slachtoffer 3]. Zij hebben zich vervolgens vrijwel tegelijkertijd verplaatst naar de Egbert Kortenaerstraat en aldaar hebben zij - in elkaars nabijheid - met vuurwapens al dan niet gericht geschoten op in de Egbert Kortenaerstraat aanwezige personen/omstanders.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie van het in vereniging plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan dat geweld.
Door te handelen zoals hierboven is omschreven heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijk geweld in de Egbert Kortenaerstraat. Naar het oordeel van de rechtbank staat het schietincident in de Egbert Kortenaerstraat in directe relatie tot de daaraan voorafgegane incidenten bij buurthuis [naam buurthuis] en de Oranjemarkt. De rechtbank betrekt de aanwezigheid van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] bij beide incidenten derhalve bij haar oordeel dat verdachte in de Egbert Kortenaerstraat openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en de medeverdachte aldus openlijk in vereniging geweld gepleegd jegens de in de Egbert Kortenaerstraat aanwezige omstanders.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 subsidiair is tenlastegelegd.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 3.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de Egbert Kortenaerstraat in 's-Hertogenbosch heeft geschoten met een vuurwapen. Door aldus te handelen heeft verdachte beschikkingsmacht over het wapen en de munitie gehad en derhalve het wapen en de munitie in strafrechtelijk verwijtbare zin voorhanden gehad, zoals aan verdachte onder feit 3 is tenlastegelegd.
Uitwerking bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, telkens verkort en zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal sporenonderzoek plaats delict:
"De Egbert Kortenaerstraat is gelegen in de woonwijk 'De Kruiskamp' tussen de Pieter Florisstraat en de Aert van Nesstraat te 's-Hertogenbosch. Aan weerszijden van de Egbert Kortenaerstraat bevinden zich rijtjeswoningen met voortuinen."3
De verklaring van [medeverdachte 3]afgelegd bij de politie op 22 april 2009:
Op 8 april 2009 stond ik bij het hek van buurthuis [naam buurthuis]. Ik had kort daarvoor gehoord dat er ruzie was geweest tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 3]. Ik ben in de auto gestapt bij [betrokkene]. Er zaten nog twee anderen in. Toen ik bij de Oranjemarkt was uitgestapt zag ik twee groepen jongeren staan op de Pieter Florisstraat. Ik zag dat [medeverdachte 2] en [slachtoffer 3]elkaar aanvielen. [slachtoffer 3]viel, of gleed uit, stond op en rende weg in de richting van de Jacob van Wassenaerstraat. Ik zag dat de groep halverwege die straat een paadje inliep. Iedereen rende voor mij uit. Ik liep via dat paadje naar de Egbert Kortenaerstraat.4
De verklaring van [medeverdachte 3]afgelegd bij de politie op 23 april 2009:
"Op 8 april 2009 bevond ik mij in de Egbert Kortenaerstraat in 's-Hertogenbosch.
Ik hield het wapen met beide handen vast. Ik hield mijn wijsvinger aan de trekker en het wapen was doorgeladen want het ging af. Toen ik dat waarschuwingsschot loste, hoorde ik een knal. Uit paniek en angst deed ik daarna mijn armen recht vooruit. Ik hield mijn armen horizontaal gestrekt vooruit. Ik had het wapen met twee handen vast en hield het wapen gericht op de groep. Mijn wijsvinger hield ik aan de trekker, net als de eerste keer tijdens het schot in de lucht. Ik dreigde met het wapen en hield het gericht op de groep. Ik zei tegen hen 'oprotten'. Ik heb twee keer geschoten. Tussen het eerste en het tweede schot zaten 10 tot 15 seconden. Het was een miniwapen, een soort lady gun."5
De verklaring van [getuige 4]afgelegd bij de politie op 5 augustus 2009:
"Op 8 april 2009 bevond ik mij in mijn woning aan de [adres] in
's-Hertogenbosch. Ik keek naar rechts in de richting van perceel 5 en 7. Ik zag daar een groep staan. Ik zag een andere groep een eind verderop staan. Zij stonden vanaf ons gezien links voorbij de garageboxen. Ik zag dat de groep welke voor de garages stond in de richting van de andere groep liep. Ik hoorde 3 schoten. Vanuit mijn beleving kwam het, zoals ik zei, vanaf links. Ik denk dat de drie schoten binnen 40 seconden zijn geschoten."6
De verklaring van [getuige 5]afgelegd bij de politie op 25 april 2009:
"Op 8 april 2009 bevond ik mij in mijn woning aan de [adres] in
's-Hertogenbosch. Toen ik naar buiten keek zag ik dat er een groep personen van 5 à 6 mannen in mijn gezichtsveld stond midden op straat. Ze stonden ter hoogte van de brandgang in het midden van de straat. Een jongen van de groep draaide zich om in de richting van de Aert van Nesstraat. Ik zag dat deze persoon zijn arm recht vooruit strekte. Ik zag en hoorde toen zeker twee schoten. Ze klonken hetzelfde. Deze schoten kwamen ook allemaal van dezelfde persoon. De schutter rende de straat uit in de richting van de Pieter Florisstraat. De schutter schoot in ieder geval vooruit de straat in."7
De verklaring van [getuige 6]afgelegd bij de politie op 9 april 2009:
"Op 8 april 2009 bevond ik mij in mijn woning aan de [adres] te
's-Hertogenbosch. Vanuit mijn woning kan ik recht de Egbert Kortenaerstraat inkijken. Ik zag dat in het midden van de Egbert Kortenaerstraat een groep mensen stond. Ik schat de grootte van die groep op zo'n 60 personen. Op een gegeven moment verplaatste een deel van de groep zich naar de Pieter Florisstraat. Ik schat dat deze groep zo'n 15 tot 20 personen betrof. Ik zag dat rechts in de Kortenaerstraat, op de stoep bij de brandgang, een klein groepje stond. Tevens zag ik dat het groepje van 15 tot 20 man nu midden op straat zo halverwege de garageboxen was. Ik zag vervolgens dat een persoon van deze groep zich omdraaide en zijn rechterarm in de lucht stak. Vervolgens hoorde en zag ik een schot. Ik begreep toen, dat die man met een vuurwapen, dat hij in zijn rechterhand had, in de lucht had geschoten. Ik heb ook duidelijk een vuurmond gezien. De man stond op dat moment met de rug naar mij toe en met zijn gezicht weer richting de Egbert Kortenaerstraat. De man schoot een keer in de lucht en uit de loop kwam een steekvlam. Ik heb in dienst gezeten en volgens mij had de schutter een soort browning FN pistool. In ieder geval een vuistvuurwapen en volgens mij een pistool."8
De verklaring van [getuige 6]afgelegd bij de politie op 6 oktober 2009:
"Ik zag dat hij zijn arm schuin gestrekt naar boven hield. Als ik zou moeten schatten dan zou ik zeggen dat hij zijn arm in een hoek van 60 graden hield, in ieder geval redelijk recht de lucht in, dus met gestrekte arm. Ik zag dat de vuurmond uit de richting van zijn hand vandaan kwam, dus de hand aan de arm welke hij recht omhoog hield. In eerste instantie wist ik natuurlijk niet dat hij ging schieten maar toen ik het schot hoorde en de vuurmond zag wist ik dat dat wel het geval was. Ik schat dat de afstand alles bij elkaar zo'n 20-25 meter was. Dat was dus de afstand waarop de groep zich ten opzichte van de schutter bevond op het moment dat deze in de lucht schoot."9
De verklaring van [getuige 7] afgelegd bij de politie op 9 april 2009:
Op 8 april 2009 zag ik veel mensen op straat staan bij buurthuis [naam buurthuis] in
's-Hertogenbosch. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] [medeverdachte 2]in elkaar had geslagen. Ook hoorde ik dat een jongen met de bijnaam [bijnaam slachtoffer 2] [ slachtoffer 2] met de broer van ene [bijnaam verdachte] gevochten zou hebben. [bijnaam verdachte] is volgens mij [verdachte]. Ik ben met [getuige 3] naar de Oranjemarkt gelopen. Ik zag daar de groep van [medeverdachte 2]. Ook zag ik onder meer een jongen uit Zaltbommel die [voornaam medeverdachte 3] heet [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] en [bijnaam verdachte] [verdachte]. Ik zag dat [medeverdachte 2]op [slachtoffer 3]afsprong. Meteen daarna werd er gevochten. Ik zag toen dat [slachtoffer 3]de brandgang in rende met iedereen achter hem aan. Daarna stopte alles bij [getuige 1] in de straat (Egbert Kortenaerstraat).10
De verklaring van [getuige 2]afgelegd bij de politie op 10 april 2009:
"Op de Pieter Florisstraat ben ik achter een auto gaan staan. Ik kon toen het eerste gedeelte van de Egbert Kortenaerstraat zien. Ik zag [medeverdachte 3][de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3]] en [verdachte] met de bijnaam [bijnaam verdachte]. Ik zag dat er een groep mijn kant op kwam lopen. Ik denk dat zeker meer dan twintig man vanuit de Egbert Kortenaerstraat in de richting van de Pieter Florisstraat liepen. Ik zag dat [bijnaam verdachte] en [medeverdachte 3]voor de groep liepen. Ongeveer een meter voor de groep. Ik zag dat [bijnaam verdachte] en [medeverdachte 3]zich omdraaiden. Ik zag toen dat [bijnaam verdachte] en [medeverdachte 3] beiden een op een pistool gelijkend voorwerp in de handen hadden. Ik zag dat [verdachte] met een pistool iets naar boven richtte, dus niet recht vooruit. Ik heb vooral op [bijnaam verdachte] gelet. [bijnaam verdachte] heeft een keer zeker geschoten. Ik heb wel meerdere flitsen gezien. Ik zag dat [bijnaam verdachte] na het schieten snel wegliep."11
De verklaring van [getuige 2]afgelegd bij de rechter-commissaris op 11 februari 2010:
"Ik heb [medeverdachte 3] en [bijnaam verdachte] zien staan met een wapen. Ik zag dat eentje het wapen lager had dan de ander. [bijnaam verdachte] had het wapen iets hoger. Ik zag dat [medeverdachte 3] het wapen lager richtte dan [bijnaam verdachte]. Nadat ik de schoten had gehoord, zag ik dat [medeverdachte 3]en [bijnaam verdachte] mijn kant opliepen."12
De verklaring van [getuige 3] afgelegd bij de politie op 10 april 2009:
"Ik bleef stilstaan op de hoek van de Pieter Florisstraat en de Egbert van Kortenaerstraat. Ik zag 2 jongens aan het eind van de Egbert Kortenaerstraat lopen. Ze liepen in de richting van de Pieter Florisstraat. Ze liepen achteruit, met de rug naar mij toe. Ik zag dat de rechtse man, gezien vanuit mijn positie, het wapen met zijn rechterhand vanaf zijn schouder met gestrekte arm naar boven bracht, schuin naar boven. Ik hoorde 1 knal. Ik zag een vonk of een vlammetje uit zijn wapen komen. Dat was [bijnaam verdachte], dat is de bijnaam van die jongen. Hij heet [verdachte]. Zijn familienaam is volgens mij ook [naam verdachte]. Ik ken die jongen al zo lang dat ik hem zelfs toen hij met de rug naar mij toestond meteen herkende. Meteen na het schot van [bijnaam verdachte] hoorde ik nog 2 knallen. Ik zag dat de jongen die vanuit mijn positie links achteruit liep ook een vuurwapen in zijn hand had. Hij richtte met dat wapen de Egbert Kortenaerstraat in, lager als [bijnaam verdachte]. Die jongen ken ik als [naam medeverdachte 3]. Hij komt uit Zaltbommel. Hij wordt [medeverdachte 3]genoemd."13
De verklaring van [getuige 3] afgelegd bij de rechter-commissaris op 18 januari 2010:
"Ik zag dat [medeverdachte 3]schoot. Hij schoot recht vooruit met zijn armen gestrekt. Hij schoot de straat in."14
De verklaring van [getuige 8]afgelegd bij de politie op 13 april 2009:
"Op 8 april 2009 was ik in buurthuis '[naam buurthuis]' in 's-Hertogenbosch. Bij het buurthuis kwamen mensen voor [bijnaam slachtoffer 2]. [bijnaam slachtoffer 2] is de bijnaam voor [ slachtoffer 2]. Buiten waren [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [betrokkene]. Ik liep op een gegeven moment in de richting van de Oranjemarkt welke aan de Churchilllaan ligt. Ik ben via de Kooikersweg en door het Beatrixpark gelopen. Ik ben via de Adriaan Banckertsingel naar de Pieter Florisstraat gelopen. Tijdens het lopen in de Adriaan Banckertsingel zag ik ongeveer 7 à 8 auto's met hoge snelheid over de Churchilllaan rijden in de richting van de Oranjemarkt. Ik zag daarbij een nieuw model Audi A6 station. Ik kan u zeggen dat de Audi A6 van [bijnaam verdachte] is. [bijnaam verdachte] is [verdachte]. De auto's zijn van de groep uit Oost. Deze auto's werden geparkeerd bij de Oranjemarkt en tegenover de Oranjemarkt. Ik sta op dat moment op de kruising van de Jacob van Wassenaerstraat en de Pieter Florisstraat. Ik zag op dat moment ongeveer 15 à 20 man uit de auto's komen. Daarbij zag ik onder meer [medeverdachte 2]en [medeverdachte 1]. Ook zag ik [verdachte] en allemaal jongens die uit Oost komen. Ik zag [medeverdachte 3]staan. Ik zag dat [medeverdachte 2][slachtoffer 3]slaat. [slachtoffer 3]slaat twee keer om af te weren. Hierna zag ik dat de groep van [medeverdachte 2]achter [slachtoffer 3]aanrende. We renden met de twee groepen de Jacob van Wassenaerstraat in en vervolgens een brandgang in naar de Egbert Kortenaerstraat. Ik zag dat de [medeverdachte 3]in de Egbert Kortenaerstraat met een pistool in zijn handen stond. Ik zag dat de [medeverdachte 3]het pistool met twee handen vasthad en voor zich had op schouderhoogte. Ik stond op dat moment aan de rechterzijde van de rijbaan en in het midden van het eerste huizenblok welke bestaat uit 6 rijtjeshuizen. [medeverdachte 3]stond bij de parkeerplaatsen bij de kruising Pieter Florisstraat en de Egbert Kortenaerstraat aan de rechterzijde van de rijbaan. Ik kan u zeggen dat de [medeverdachte 3]het pistool richtte op de menigte. Ik kan zeggen dat het pistool klein was. Ik zie [medeverdachte 3]met het pistool staan. Ik ben zelf ook direct op de grond gaan liggen. Hierna ben ik omhoog gekomen en zag [verdachte] ([bijnaam verdachte]) bij de [medeverdachte 3]staan. Ik zag dat [bijnaam verdachte] ook een pistool in zijn handen had. Ik zag dat het pistool van [bijnaam verdachte] iets groter was dan dat van de [bijnaam medeverdachte 3]. Ik zag dat [bijnaam verdachte] achter [medeverdachte 3]stond en met zijn pistool in de lucht schoot. Ik zag dat hij eenmaal schoot. Hierna zag ik dat [medeverdachte 3]en [bijnaam verdachte] wegrenden in de richting van de Pieter Florisstraat en de Oranjemarkt."15
De verklaring van [getuige 9]afgelegd bij de politie op 11 april 2009:
"Op 8 april 2009 was ik in buurthuis '[naam buurthuis]' in 's-Hertogenbosch. Tegen sluitingstijd hoorde ik dat er tussen [slachtoffer 3]en [medeverdachte 2] was afgesproken om te vechten. Ik hoorde dat er was afgesproken bij de Oranjemarkt tussen 23.00 en 23.30 uur. Wij zijn toen met veel man in de richting van de Oranjemarkt gelopen. Toen wij over de Adriaan Banckertsingel liepen zag ik dat er minimaal 7 auto's met hoge snelheid over de Churchilllaan reden in de richting van de Oranjemarkt. Ik wist dat dit de groep van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] was. Wij liepen vervolgens verder in de richting van de Oranjemarkt. Wij liepen vervolgens de straat uit en kwamen toen aan op de kruising van de Pieter Florisstraat en de Jacob van Wassenaerstraat. Ik zag dat de auto's van de groep [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan de zijkant van de Oranjemarkt geparkeerd stonden. Ik zag vervolgens dat iedereen uit de auto's stapte. Wij zijn de Jacob van Wassenaerstraat in gerend en halverwege zijn wij rechtsaf een brandgang ingegaan. Wij kwamen toen uit in de Egbert Kortenaerstraat. Ik denk dat daar ongeveer 60 personen op straat stonden. Ik keek vervolgens in de richting van de Pieter Florisstraat. Vlakbij de kruising met de Egbert Kortenaerstraat staan garageboxen. Ik zag daar [bijnaam medeverdachte 3] staan. Ik zag dat hij een pistool in zijn handen had en hiermee vervolgens schoot. Ik stond in de straat en naast mijn stond [slachtoffer1]. Ik zag vervolgens dat [medeverdachte 3]iets met het pistool deed en deze vervolgens richtte in de richting van waar ik ook stond. Ik hoorde en zag vervolgens dat hij schoot met het pistool. Ik hoorde namelijk een knal en zag een lichtflits bij zijn handen vandaan komen. Ik ben gaan rennen en hoorde toen nog meer knallen. Aan de linkerkant van [medeverdachte 3]stond [verdachte] bijnaam [bijnaam verdachte], vermoedelijk is zijn achternaam [achternaam verdachte]."16
De verklaring van [getuige 1] afgelegd bij de politie op 10 april 2009:
"Op 8 april 2009, omstreeks 19.00 uur, was ik in buurthuis '[naam buurthuis]' in 's-Hertogenbosch. Ik hoorde buiten een hoop geschreeuw. Ik hoorde later in het buurthuis dat [slachtoffer 2] [medeverdachte 1] had geslagen op zijn lip. Ik heb ook gehoord dat [slachtoffer 3]later naar buiten is gegaan en [medeverdachte 2]een klap heeft gegeven. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn daarna weggegaan met de auto. Een half uur later kwamen zij terug naar het clubhuis. Ze kwamen met ongeveer 30 man. Ik heb ook familieleden van [medeverdachte 1] gezien, onder wie zijn broer [verdachte]. Hij wordt [bijnaam verdachte] genoemd. De hele groep bleef aan de overkant van het buurthuis staan. Nadat de politie kwam is de groep weggegaan. Omstreeks 22.30 uur of 23.00 uur sloot het buurthuis. Ik was aan het rondrijden en zag in het Beatrixpark jongens van het buurtcentrum lopen. Ik heb toen mijn auto geparkeerd bij het Beatrixpark. We zagen toen keiveel auto's aan komen rijden over de Churchilllaan. De auto's van die groep werden geparkeerd bij de Oranjemarkt aan de Churchilllaan. Wij liepen over de Adriaan Banckertsingel. De andere groep stapte uit. Ik weet dat [medeverdachte 3] bij die groep van [medeverdachte 1] was. Eerst rende iedereen door de Jacob van Wassenaerstraat. De hele groep rende door de brandgang naar de Egbert Kortenaerstraat. De groep van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]rende naar de Pieter Florisstraat. Ik zag dat [verdachte] ([bijnaam verdachte]) een wapen in zijn handen had. Ik stond op dit moment bij de garageboxen op de hoek van de Pieter Florisstraat en de Egbert Kortenaerstraat. [verdachte] stond bij de stoeprand van die garageboxen. Vlak naast [verdachte] stond [medeverdachte 3]. Ik zag dat [medeverdachte 3] een wapen in zijn rechterhand hield. [medeverdachte 3] hield zijn rechterarm met wapen schuin omhoog. Ik bedoel hiermee dat als je een gestrekt arm recht voor je uithoudt dan is dit 0 graden. Als je een gestrekte arm recht omhoog houdt is dit 90 graden. [medeverdachte 3] zal dan zijn rechterarm met wapen ongeveer op een hoogte van 45 graden hebben gehad. Het wapen in zijn rechterhand van [medeverdachte 3]lag horizontaal. Ik hoorde twee harde knallen. Ik zag twee grote vonken. Het leek op het aansteken van een lucifer maar dan tien keer groter. De vonken en het vuur kwamen uit het wapen dat [medeverdachte 3] in zijn handen had."17
De verklaring van [getuige 1] afgelegd bij de politie op 28 september 2009:
"Het vuurwapen dat [verdachte] in zijn handen had was best wel een groot wapen, net zoiets als die van de politie. Het vuurwapen dat [medeverdachte 3] in zijn handen had was ook een vuurwapen. Het was een kleiner pistool."18
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
2 (subsidiair).
op 8 april 2009 te 's-Hertogenbosch met een ander, op of aan de openbare weg, Egbert Kortenaerstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aldaar aanwezige personen/omstanders, welk geweld bestond uit
- het zich in de Egbert Kortenaerstraat ophouden met voor die personen/omstanders zichtbare vuurwapens en
- het met vuurwapens kogels afvuren al dan niet in de richting van die personen/omstanders;
3.
op 8 april 2009 te 's-Hertogenbosch een wapen van categorie II of categorie III, te weten een vuurwapen, en munitie van categorie II of III, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 primair (impliciet subsidiair) en feit 3 een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 4 jaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende nog in beschouwing genomen.
In de avond van 8 april 2009 hebben zich in de nabijheid van buurthuis [naam buurthuis] aan de Kooikersweg en op de Oranjemarkt in 's-Hertogenbosch vechtpartijen voorgedaan tussen personen behorende bij verschillende groepen. Uiteindelijk heeft iedereen zich verplaatst naar de Egbert Kortenaerstraat in 's-Hertogenbosch.
Ondanks de omstandigheid dat verdachte niet direct betrokken is geweest bij deze vechtpartijen, is hij wel meegegaan naar de Egbert Kortenaerstraat. In de Egbert Kortenaerstraat bevonden zich op dat moment veel personen op straat.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] hebben zich aldaar opgehouden met voor aanwezige omstanders zichtbare vuurwapens. Zij hebben vervolgens samen in totaal drie kogels afgevuurd. De tweede kogel die door medeverdachte [medeverdachte 3] is afgevuurd heeft het slachtoffer [slachtoffer 1]dodelijk getroffen.
Verdachte heeft door in de avonduren op in een woonwijk, waar zich een grote groep mensen op straat bevond, met een vuurwapen te schieten een grove inbreuk gemaakt op de veiligheid van de aanwezige personen. Hij heeft in het bijzonder bij de burgers die van het vuurwapengeweld getuige zijn geweest angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeggebracht.
Het ongecontroleerde bezit en gebruik van vuurwapens en munitie leidt niet zelden tot het plegen van ernstige geweldsdelicten, zoals in het onderhavige geval. Ter voorkoming daarvan moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke wapens en munitie.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan die, welke door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank verdachte van hetgeen aan hem onder feit 1 en onder feit 2 primair is tenlastegelegd zal vrijspreken en de rechtbank voorts van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar passend en geboden.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 en feit 2 primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II of categorie III
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. I.M. Nusselder en mr. P.J. Appelhof, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek en mr. I.J.M. Weemers, beiden griffier,
en is uitgesproken op 27 april 2011.
1 Eindproces-verbaal p. 2669-2683, p. 2699-2704, p. 5622 en p. 5799.
2 Tapgesprek d.d. 6 juli 2009 te 11:02:06 uur met nummer 275751962, eindproces-verbaal p. 4960 e.v.
3 Proces-verbaal sporenonderzoek plaats delict, opgemaakt en ondertekend d.d. 25 september 2009 door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], eindproces-verbaal p. 4283.
4 Verklaring verdachte d.d. 22 april 2009, eindproces-verbaal p. 2430-2432
5 Verklaring verdachte d.d. 23 april 2009, eindproces-verbaal p. 3490-3491.
6 Verklaring [getuige 4]d.d. 5 augustus 2009, eindproces-verbaal p. 3673-3674 en 3676-3677.
7 Verklaring [getuige 5]d.d. 25 april 2009, eindproces-verbaal p. 3969-3971.
8 Verklaring [getuige 6]d.d. 9 april 2009, eindproces-verbaal p. 4005-4007.
9 Verklaring [getuige 6]d.d. 6 oktober 2009, eindproces-verbaal p. 4019.
10 Verklaring [getuige 7]d.d. 9 april 2009, eindproces-verbaal p. 1913-1914.
11 Verklaring [getuige 2]d.d. 10 april 2009, eindproces-verbaal p. 2767.
12 Verklaring [getuige 2]afgelegd d.d. 11 februari 2010 bij de rechter-commissaris.
13 Verklaring [getuige 3] d.d. 10 april 2009, eindproces-verbaal p. 2867-2868.
14 Verklaring [getuige 3] afgelegd d.d. 18 januari 2010 bij de rechter-commissaris.
15 Verklaring [getuige 8]d.d. 13 april 2009, eindproces-verbaal p. 1942-1944, 2896-2898.
16 Verklaring [getuige 9]d.d. 11 april 2009, eindproces-verbaal p. 2951-2955.
17 Verklaring [getuige 1] d.d. 10 april 2009, eindproces-verbaal p. 824-825 en 3142-3146.
18 Verklaring [getuige 1] d.d. 28 september 2009, eindproces-verbaal p. 3150.