ECLI:NL:RBSHE:2011:BP9497

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-1017
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening voor ontheffing uitbreiding intensieve veehouderij

Op 29 maart 2011 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R.A.M. Verkoijen, had het gemeentebestuur van Bernheze verzocht om vóór 1 april 2011 een ontheffing aan te vragen bij de gedeputeerde staten van Noord-Brabant op grond van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Deze ontheffing was noodzakelijk voor de uitbreiding van haar intensieve veehouderij. De voorzieningenrechter oordeelde dat, op basis van een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, er geen mogelijkheid bestond om een voorziening te vragen tegen de weigering van het gemeentebestuur om een ontheffing aan te vragen. Dit betekende dat de voorzieningenrechter zijn eerdere oordeel van 6 oktober 2010, waarin hij een andere conclusie trok, herzag. De voorzieningenrechter verklaarde zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen, en verwees verzoekster naar de burgerlijke rechter voor verdere stappen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een formeel besluit van het bestuursorgaan voordat er beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. De voorzieningenrechter concludeerde dat de beslissing om geen ontheffing aan te vragen geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht was, waardoor de rechtsgang via de bestuursrechter niet openstond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/1017
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 maart 2011
inzake
[verzoekster],
te [plaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. R.A.M. Verkoijen,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bernheze,
verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 25 maart 2011 heeft verweerder aan verzoekster medegedeeld op 24 maart 2011 te hebben besloten om de gemeenteraad van Bernheze voor te stellen geen ontheffing op grond van de Verordening Ruimte Noord-Brabant aan te vragen bij gedeputeerde staten van Noord-Brabant (GS) voor uitbreidingen van het bouwblok tot boven de 1,5 ha voor de zogenaamde autonome ontwikkelingen van intensieve veehouderijbedrijven, ook wel ‘knelgevallen’ genoemd.
Verzoeker heeft hiertegen bij brief van 28 maart 2011 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Tevens heeft hij de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Krachtens artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien hij kennelijk onbevoegd is, of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, uitspraak doen zonder zitting.
3. De voorzieningenrechter acht in dit geval termen aanwezig om van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik te maken en overweegt daartoe als volgt.
4. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
5. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen, tegen dat besluit bezwaar te maken.
6. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instelling bij de rechtbank.
7. Het verzoek om voorlopige voorziening heeft betrekking op de weigering van verweerder te bewerkstelligen dat het gemeentebestuur bij GS een ontheffing aanvraagt op grond van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Deze ontheffing is nodig om van gemeentewege planologische medewerking te kunnen verkrijgen voor de door verzoekster beoogde uitbreiding van de door haar geëxploiteerde intensieve veehouderij.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het gemeentebestuur vóór 1 april 2011, alsnog bij GS een ontheffing dient aan te vragen. Verzoekster heeft er op gewezen dat de betreffende aanvraag vóór deze datum moet zijn ingediend.
8. In haar uitspraak van 10 november 2010, te vinden op www.rechtspraak.nl, LJN: <a href="http://zoeken.rechtspraak.ro.minjus/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=BO3490" target="_blank">BO3490</a> heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State overwogen dat de beslissing van een bestuurorgaan om een ander orgaan te verzoeken een besluit te nemen zelf niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb kan worden aangemerkt. Hieruit volgt dat de weigering een dergelijk verzoek te doen evenmin het karakter van een besluit heeft. Gelet hierop is de voorzieningenrechter, anders dan hij heeft overwogen in zijn uitspraak van 6 oktober 2010, LJN: <a href="http://zoeken.rechtspraak.ro.minjus/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=BN9603" target="_blank">BN9603</a>, thans van oordeel dat de beslissing om geen ontheffing aan te vragen als hier aan de orde, geen besluit is, zodat daartegen ingevolge artikel 7:1, eerste lid, en artikel 8:1, eerste lid, geen voorziening op grond van de Awb openstaat. De voorzieningenrechter is derhalve kennelijk onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
9. Verzoekster kan ter zake uitsluitend een vordering bij de civiele rechter indienen.
10. Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de voorzieningenrechter niet gebleken.
11. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Aldus gedaan door mr. W.C.E. Winfield als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van mr. A.G.M. Willems als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2011.
<HR>
<i>Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.</i>
Afschriften verzonden: