ECLI:NL:RBSHE:2011:BP9495

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11-1019
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake ontheffing voor uitbreiding intensieve veehouderij

Op 29 maart 2011 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een exploitant van een intensieve veehouderij, een voorlopige voorziening vroeg. Verzoekster wilde dat het gemeentebestuur vóór 1 april 2011 bij de gedeputeerde staten van Noord-Brabant een ontheffing zou aanvragen op grond van de Verordening ruimte Noord-Brabant, zodat zij planologische medewerking kon verkrijgen voor de uitbreiding van haar veehouderij. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat, op basis van een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, er geen mogelijkheid was om een voorziening te vragen tegen de weigering van het gemeentebestuur om een ontheffing aan te vragen. Dit betekende dat de voorzieningenrechter zijn eerdere oordeel van 6 oktober 2010, waarin hij een andere conclusie trok, moest herzien. De voorzieningenrechter verklaarde zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen en verwees verzoekster naar de burgerlijke rechter voor verdere stappen.

De zaak kwam voort uit een bezwaar dat verzoekster had ingediend tegen de vermeende weigering van het gemeentebestuur om bij de provincie een ontheffing aan te vragen. De voorzieningenrechter stelde vast dat de beslissing om geen ontheffing aan te vragen geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, waardoor er geen mogelijkheid bestond om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzoekster om haar vordering bij de civiele rechter in te dienen, aangezien de bestuursrechter in deze kwestie niet bevoegd was. De uitspraak is definitief, aangezien er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/1019
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 maart 2011
inzake
[verzoekster],
te [plaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. J. van Groningen
tegen
de raad van de gemeente Bernheze,
verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 28 maart 2011 heeft verzoekster bij verweerder bezwaar gemaakt tegen de - naar zij stelt - weigering om te besluiten bij de provincie Noord-Brabant ontheffing aan te vragen op grond van de Verordening Ruimte Noord-Brabant (de Verordening) ten behoeve van de uitbreiding van een intensieve veehouderij. Tevens heeft zij bezwaar gemaakt bij het college van burgemeester en wethouders tegen de weigering aan de raad voor te stellen om bij de provincie een aanvraag om ontheffing op grond van de Verordening in te dienen.
Bij brief van gelijke datum heeft zij de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Krachtens artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien hij kennelijk onbevoegd is, of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, uitspraak doen zonder zitting.
3. De voorzieningenrechter acht in dit geval termen aanwezig om van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik te maken en overweegt daartoe als volgt.
4. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
5. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen, tegen dat besluit bezwaar te maken.
6. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instelling bij de rechtbank.
7. Het verzoek om voorlopige voorziening heeft betrekking op de gestelde weigering van verweerder om bij GS een ontheffing aan te vragen op grond van de Verordening ruimte Noord-Brabant. Deze ontheffing is nodig om van gemeentewege planologische medewerking te kunnen verkrijgen voor de door verzoekster beoogde uitbreiding van de door haar geëxploiteerde intensieve veehouderij.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat verweerder vóór 1 april 2011 alsnog bij GS een ontheffing dient aan te vragen. Verzoekster heeft er op gewezen dat de betreffende aanvraag vóór deze datum moet zijn ingediend.
8. In haar uitspraak van 10 november 2010, te vinden op www.rechtspraak.nl, LJN: <a href="http://zoeken.rechtspraak.ro.minjus/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=BO3490" target="_blank">BO3490</a> heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State overwogen dat de beslissing van een bestuurorgaan om een ander orgaan te verzoeken een besluit te nemen zelf niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb kan worden aangemerkt. Hieruit volgt dat de weigering een dergelijk verzoek te doen evenmin het karakter van een besluit heeft. Gelet hierop is de voorzieningenrechter, anders dan hij heeft overwogen in zijn uitspraak van 6 oktober 2010, LJN: <a href="http://zoeken.rechtspraak.ro.minjus/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=BN9603" target="_blank">BN9603</a>, thans van oordeel dat de beslissing om geen ontheffing aan te vragen als hier aan de orde, geen besluit is, zodat daartegen ingevolge artikel 7:1, eerste lid, en artikel 8:1, eerste lid, geen voorziening op grond van de Awb openstaat. De voorzieningenrechter is derhalve kennelijk onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
9. Verzoekster kan ter zake uitsluitend een vordering bij de civiele rechter indienen.
10. Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de voorzieningenrechter niet gebleken.
11. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
- verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Aldus gedaan door mr. W.C.E. Winfield als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van mr. A.G.M. Willems als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2011.
<HR>
<i>Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.</i>
Afschriften verzonden: