ECLI:NL:RBSHE:2011:BP7276

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-3063
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke lus en bouwvergunning in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 3 maart 2011, gaat het om een geschil tussen eisers, [eiser] en [eiseres], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren over de verlening van een bouwvergunning. De rechtbank heeft eerder, in een tussenuitspraak van 22 november 2010, vastgesteld dat er gebreken waren in het besluit van 8 juli 2008, waarbij de bouwvergunning was verleend. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken te melden of hij de gebreken zou herstellen. Verweerder heeft in een nieuw besluit van 18 januari 2011 geprobeerd deze gebreken te verhelpen, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet is gelukt. De rechtbank concludeert dat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 1994' en dat verweerder had moeten onderzoeken of een bouwvergunning kon worden verleend op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De rechtbank vernietigt de besluiten van 8 juli 2008 en 18 januari 2011 en verplicht verweerder om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook bepaalt dat de voorbereiding van dit nieuwe besluit niet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hoeft te voldoen. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 644,00, en moet hij het griffierecht van € 150,00 aan eisers vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/3063
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2011
inzake
[eiser] en [eiseres],
te [woonplaats], Frankrijk,
eisers,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren,
verweerder,
gemachtigde mr. S.M.W. Verouden.
Aan het geding heeft als partij deelgenomen [vergunninghouder], te [woonplaats], vergunninghouder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 maart 2008 heeft verweerder aan vergunninghouder een reguliere bouwvergunning en vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleend voor het gedeeltelijk vernieuwen en veranderen van de woning op het perceel [perceel] te [plaats], kadastraal bekend [kadastergegevens].
Het hiertegen door eisers gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 8 juli 2008 ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 december 2009. Eisers zijn daar verschenen in persoon, bijgestaan door hun toenmalige gemachtigde R. van Laarhoven. Verweerder is niet ter zitting verschenen. Vergunninghouder is verschenen in persoon. Ter zitting is het onderzoek geschorst, in afwachting van nadere gegevens van vergunninghouder en de reactie daarop van partijen.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 11 oktober 2010, waar eisers in persoon zijn verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Vergunninghouder is verschenen in persoon.
Bij tussenuitspraak van 22 november 2010 heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen uiterlijk twee weken na verzending van deze uitspraak aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om de door de rechtbank geconstateerde gebreken in het besluit van 8 juli 2008 te herstellen.
De tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 3 december 2010 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld gebruik te zullen maken van de gelegenheid om het gebrek te herstellen.
Eiser heeft op de tussenuitspraak gereageerd bij brief van 8 januari 2011. Vergunninghouder heeft niet gereageerd.
Bij brief van 18 januari 2011 heeft verweerder aan de rechtbank mededeling gedaan van het besluit van gelijke datum, strekkende tot herstel van het geconstateerde gebrek in het besluit van 8 juli 2008. Bij dit besluit heeft verweerder aan vergunninghouder – wederom – een reguliere bouwvergunning verleend voor het onderhavige bouwplan.
Bij brief van 21 januari 2011 heeft de rechtbank nadere vragen gesteld aan verweerder. Verweerder heeft hierop gereageerd bij brief van 24 januari 2011. Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 3 februari 2011. Vergunninghouder heeft niet gereageerd.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Het naar aanleiding van de tussenuitspraak genomen besluit van 18 januari 2011, waarbij verweerder heeft beoogd de aan het besluit van 8 juli 2008 klevende gebreken te herstellen, is een besluit in de zin van artikel 6:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen het beroep ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geacht wordt mede te zijn gericht, nu bij dat besluit niet aan het beroep is tegemoetgekomen.
2. Aan de orde is de vraag of verweerder de gebreken in het bestreden besluit van 8 juli 2008 met het besluit van 18 januari 2011 heeft hersteld.
3. Verweerder heeft zich in het nieuw genomen besluit van 18 januari 2011 op het standpunt gesteld dat het bouwplan in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied’, zodat de bezwaren van eisers geen doel meer treffen.
4. De rechtbank constateert dat verweerder de gebreken in het besluit van 8 juli 2008 niet heeft hersteld. In de tussenuitspraak van 22 november 2010 heeft de rechtbank vastgesteld dat het bouwplan zich niet verdraagt met het geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied 1994’. Voorts heeft zij overwogen dat verweerder in verband hiermee had dienen te onderzoeken of het mogelijk is om voor het bouwplan een bouwvergunning te verlenen met toepassing van 19 van de WRO. Ook thans heeft verweerder dit nagelaten. Uit het besluit van 18 januari 2011 komt naar voren de opvatting van verweerder dat het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ inmiddels als het ter plaatse geldende bestemmingsplan moet worden aangemerkt. Desgevraagd heeft verweerder bij brief van 24 januari 2011 echter aan de rechtbank laten weten dat dit bestemmingsplan, als gevolg van de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 januari 2010, nog steeds niet in werking is getreden ten aanzien van het onderhavige perceel. Dit brengt, gelet op hetgeen in de tussenuitspraak van 22 november 2010 is overwogen, mee dat het bouwplan nog altijd in strijd is met het geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied 1994’. De aan het besluit van 8 juli 2008 klevende gebreken zijn derhalve nog onverminderd aanwezig.
5. Uit het vorenstaande volgt dat deze gebreken evenzeer kleven aan het besluit van 18 januari 2011. Beide besluiten dienen te worden vernietigd. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen de rechtbank in de uitspraak van 22 november 2010 en de onderhavige uitspraak heeft overwogen. Dit betekent dat verweerder nog immer dient te onderzoeken of de bouwvergunning met toepassing van artikel 19 van de WRO kan worden verleend. Indien verweerder aanleiding ziet tot toepassing van artikel 19 van de WRO zal de rechtbank nogmaals bepalen dat voorbereiding van het nieuwe besluit niet overeenkomstig de eisen bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb hoeft te geschieden.
6. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten, voor zover zij in deze procedure zijn vertegenwoordigd door hun voormalige gemachtigde R. Van Laarhoven. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand bestaande uit het indienen van het beroepschrift en het verschijnen op de zitting van 4 december 2009:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00
• wegingsfactor 1.
7. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eisers het door hen gestorte griffierecht ten bedrage van € 150,00 dient te vergoeden.
8. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt verweerders besluiten van 8 juli 2008 en 18 januari 2011;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen op het bezwaar van eisers met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak van 22 november 2010 en deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat de voorbereiding van het nieuwe besluit niet overeenkomstig de eisen bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb hoeft te geschieden;
- veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 644,00;
- bepaalt dat verweerder het door hem gestorte griffierecht aan eisers dient te vergoeden ten bedrage van € 150,00.
Aldus gedaan door mr. W.C.E. Winfield als rechter in tegenwoordigheid van mr. E.C.J. Kohl als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2011.
<HR>
<i>Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.</i>
Afschriften verzonden: