vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
zaaknummer / rolnummer: 222924 / KG ZA 10-858
Vonnis in kort geding van 31 januari 2011
1. de stichting
STICHTING ACADEMIE VOOR DE HEBREEUWSE BIJBEL EN DE HEBREEUWSE TAAL,
gevestigd te Amsterdam,
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaten mr. S.M. Kaak en mr. R. Schipper te Utrecht,
[gedaagde], handelend onder de naam SKANDALON, MEDIALE PROJECTEN,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J. van Rhijn te Alkmaar.
Eisers zullen hierna respectievelijk de Academie, [eiser sub 2] en [eiser sub 3] worden genoemd. Gezamenlijk zullen eisers met de Academie c.s. worden aangeduid.
Gedaagde zal Skandalon worden genoemd.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de Academie c.s.
- de pleitnota van Skandalon
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [eiser sub 2] en [eiser sub 3), zijn twee van de in totaal vijf kinderen van wijlen professor [F] [A] (hierna te noemen [A], geboren in het voormalig Oostenrijk-Hongarije, is in 1916 naar Nederland gevlucht en heeft in 1927 de Nederlandse nationaliteit gekregen.
2.2. In 1963 heeft [A] het boek “De Bijbel als Schepping” geschreven en in 1967 het boek “Ik die verborgen ben”. In die periode verbleef [A] regelmatig in het buitenland, waaronder België en Israel. De boeken zijn in Nederland voor het eerst uitgegeven door uitgeverij Service.
2.3. In 1973 heef [A] zich gevestigd in Zwitserland. In 1980 heeft [A] samen met mevrouw [B] in Zürich, Zwisterland, de [A] Stiftung opgericht (hierna ook te noemen: de Stiftung), een stichting naar Zwitsers recht. Doel van de Stiftung is kort gezegd het behouden en verspreiden van het gedachtegoed [A]. [eiser sub 2] is een van de leden van de Stiftungsrat van de Stiftung.
2.4. In 1988 is [A] overleden.
2.5. De Academie houdt zich eveneens bezig met het verspreiden van het gedachtegoed [A] door het organiseren van conferenties, het publiceren en uitlenen van boeken en het opnemen daarvan op beeld- en geluidsdragers. In een door [A] voor akkoord getekende Stichtingsverklaring van 11 juli 1987 staat dat de Academie zich met name ten doel stelt de gedachten [A] in woord en geschrift te verspreiden in de Nederlandse taal.
2.6. [gedaagde] runt onder de naam Skandalon een kleine uitgeverij en brengt in die hoedanigheid sinds kort eerdergenoemde boeken van [A] op de Nederlandse markt in een enigszins gemoderniseerde versie.
2.7. Nadat de Academie van de uitgaven door Skandalon op de hoogte was geraakt heeft zij laatstgenoemde begin 2010 gesommeerd om de verkoop van de boeken te staken, omdat Skandalon daarvoor geen toestemming zou hebben. Overleg tussen partijen heeft niets opgeleverd en Skandalon heeft uiteindelijk geweigerd de verkoop van de boeken te staken.
3.1. De Academie c.s. vorderen, samengevat:
1. Skandalon te bevelen iedere inbreuk op de aan de Academie c.s. toekomende auteursrechten gelegen in de werken van [A], te staken en gestaakt te houden en meer in het bijzonder haar te verbieden de boeken “De Bijbel als Schepping” en “Ik die verborgen ben” op enige wijze openbaar te maken en/of te verveelvoudigen;
2. Skandalon te bevelen alle nog bij haar aanwezige exemplaren van de inbreukmakende werken op één centraal punt te verzamelen en onder zich te houden en op eerste verzoek van de Academie c.s. te (doen) vernietigen en/of aan de Academie c.s. ter vernietiging aan te bieden, op kosten van Skandalon onder overlegging van een proces-verbaal van vernietiging;
3. Skandalon te veroordelen om rekening en verantwoording af te leggen van de door de inbreuk genoten winst en een door een registeraccountant gecontroleerde en gecertificeerde opgave te doen van de hoeveelheden inbreukmakende werken die door haar zijn gepubliceerd of verhandeld en van haar voorraad onder opgave van de namen en adressen van alle bij de verhandeling betrokken (rechts)personen, artikelnummers, in- en verkoopprijzen, verkochte en geleverde aantallen, onder bijsluiting van kopieën van originele facturen, pakbonnen en/of andere relevante bescheiden;
4. Skandalon te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,-- per dag of
€ 50.000,-- per keer dat gedaagde in strijd handelt met het bovengenoemde;
5. de termijn als bedoeld in artikel 1019i lid 1 Rv en 50 lid 6 TRIPS te bepalen op zes maanden;
6. Skandalon ex artikel 1019h Rv te veroordelen in de werkelijk door de Academie c.s. gemaakte proceskosten.
3.2. De Academie c.s. leggen daaraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
De boeken “De Bijbel al schepping” en “Ik die verborgen ben” zijn auteursrechtelijk beschermde werken. Skandalon publiceert die boeken zonder toestemming van de auteursrechthebbenden, de erven [A]. Ieder van hen, onder wie [eiser sub 2] en [eiser sub 3], kunnen zich op grond van artikel 26 Auteurswet verzetten tegen de publicatie door Skandalon.
De Academie heeft als licentiehouder op grond van artikel 27a lid 2 juncto lid 1 Auteurswet het recht om schadevergoeding van Skandalon te vorderen en om haar daarover rekening en verantwoording af te laten leggen. De erven [A] hebben de Academie dat recht verleend.
Skandalon heeft daarnaast nog een ongeautoriseerd voorwoord in de boeken van [A] opgenomen, waar de erven [A] zich niet in kunnen vinden.
3.3. Skandalon voert daartegen, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.
de Academie c.s. kunnen zich niet tegen publicatie van de bewuste boeken [A] door Skandalon verzetten. De auteursrechten op die werken komen namelijk niet toe aan de erven [A], maar aan de Stiftung [A] heeft voor zijn overlijden de auteursrechten volgens Zwisters recht ingebracht in de Stiftung.
Skandalon heeft van de Stiftung een licentie verkregen om de boeken uit te geven. Skandalon doet dat uitsluitend uit ideële motieven en gaat daarbij zeer zorgvuldig te werk.
Zij mocht er op vertrouwen dat de Stiftung bevoegd was haar een licentie te verlenen.
Skandalon betwist voorts dat de Academie over een licentie beschikt. Zij hebben dat onvoldoende aangetoond.
De Academie c.s. hebben de zaak op hun beloop gelaten, zodat een belangenafweging in het voordeel van Skandalon dient uit te vallen.
De Academie heeft ook geen belang bij het gevorderde, omdat zij zelf nooit boeken heeft verkocht bij een boekhandel zoals Skandalon dat wel doet.
4.1. Gelet op het feit dat Skandalon is gevestigd in Vught, heeft de Nederlandse rechter op grond van artikel 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ook rechtsmacht met betrekking tot de vorderingen van [eiser sub 2] en [eiser sub 3].
4.2. Alvorens inhoudelijk over de zaak te oordelen, rijst eerst de vraag of de Academie c.s. voldoende spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorzieningen, in die zin dat van hen niet kan worden gevergd dat zij een bodemprocedure afwachten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat het geval. De spoedeisendheid vloeit genoegzaam voort uit de aard van de vordering, die strekt tot beëindiging van voortdurend inbreukmakend handelen op beweerdelijk aan de Academie c.s. toekomende auteurs- en licentierechten.
4.3. Kern van dit kort geding is de vraag of Skandalon inbreuk maakt op auteursrechten van de erven [A] door zonder hun toestemming de door [A] geschreven boeken “De Bijbel als Schepping” en “Ik die verborgen ben” uit te geven en te verhandelen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat voorshands onvoldoende aannemelijk geworden. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.4. Vast staat dat de boeken “De Bijbel als Schepping” en “Ik die verborgen ben” auteursrechtelijk beschermde werken zijn en dat de auteursrechten aanvankelijk toekwamen [A] als schrijver van de boeken. Vast staat eveneens [A] in 1980 in Zürich, Zwisterland, samen met mevrouw [B], de [F] [A] Stiftung heeft opgericht. Gelet op de inhoud van de Stifungsurkunde en de daarbij behorende Stiftungserklärung, die door Skandalon in het geding zijn gebracht, moet naar het oordeel van de rechter voorshands worden aangenomen [A] de auteursrechten op de in het geding zijnde boeken heeft overgedragen aan de Stiftung.
4.5. In het Stiftungsstatut wordt in artikel 3 omschreven waaruit het kapitaal van de Stiftung bestaat. Blijkens sub b van dat artikel bestaat dat kapitaal onder meer:
“aus den von Prof. [A] der Stiftung bei ihrer Gründung unter Einschluss der Urheberrechte, aber unter Vorbehalt der Autorenrechte übertragenen Tonkassetten, Büchern, Manuskripten von Vorträgen und Aesserungen aller Art, alles gemäss der diesem Stiftungsstatut beigefügten Stiftungserklärung;”
Tot het kapitaal van de Stiftung behoren aldus de “Urheberrechte” op onder meer de boeken [A] bij oprichting van de Stiftung aan haar heeft overgedragen, onder voorbehoud van de “Autorenrechte”, dit alles conform de bijgevoegde Stiftungserklärung. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk dat daarmee wordt bedoeld dat de auteursrechten op de boeken behoren tot het kapitaal van de Stiftung. Het Duitse woord “Urheberrecht” betekent in het Nederlands immers “auteursrecht” (zie o.a. Van Dale). Dat de auteursrechten met het “Vorbehalt der Autorenrechte” desondanks zouden zijn uitgezonderd, zoals de Academie c.s. stellen, is niet aannemelijk. Met dat Vorbehalt wordt blijkens onderdeel III. van de Stiftungserklärung, waarnaar in artikel 3 wordt verwezen, bedoeld een voorbehoud ten aanzien van (een percentage van) de royalty’s, in die zin dat de erven [A] jegens de Stiftung aanspraak kunnen maken op een percentage van de opbrengst van de boeken. Een dergelijke bepaling zou overbodig zijn geweest indien het de bedoeling was geweest om de auteursrechten voor te behouden aan de erven [A]. Dat de erven [A] vervolgens sinds 1998 niet, althans onvoldoende, royalty’s hebben ontvangen van de Stiftung brengt niet met zich dat de auteursrechten daarmee aan de Stiftung zijn komen te ontvallen en thans aan de erven [A] toekomen. Een rechtsgrond daarvoor ontbreekt. Uit onderdeel II., 1. onder e. van de Stiftungserklärung volgt voorts dat “De Bijbel als Schepping” en “Ik die verboren ben” behoren tot de in artikel 3 onder b. van het Stiftungststatut bedoelde boeken.
4.6. Gelet op het feit dat de overdracht van de auteursrechten heeft plaatsgevonden in Zwitserland, aan een Zwitserse stichting voor een Zwitserse notaris en [A] op dat moment reeds jarenlang in Zwitserland woonde en daar uiteindelijk ook is overleden, dient de vraag of de overdracht rechtgeldig heeft plaatsgevonden te worden beoordeeld naar Zwitsers recht. Onder de gegeven omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat bij de overdracht de toepasselijke formaliteiten in acht zijn genomen. Daarbij zij voorop gesteld dat binnen het (tijds)bestek van dit kort geding het verkrijgen van een gedegen uitleg over wijze waarop de overdracht van auteursrechten naar het Zwitserse recht zoals dat gold in 1980, dient plaats te vinden, niet mogelijk is. Een dergelijke uitleg is ook door partijen – bijvoorbeeld in de vorm van verklaring van een Zwitserse advocaat of rechtsgeleerde – niet gegeven. Vast staat echter wel dat naar huidig Zwitsers recht de overdracht van auteursrechten vormvrij kan geschieden. Een akte is daarvoor niet vereist. Dat was in elk geval in 1993 ook het geval (vgl. Manfred Rehbinder “Schweizerisches Urheberrecht” 1993, pag. 133). Er bestaan thans geen aanwijzingen dat het Zwitserse recht in 1980 op dit punt wezenlijk anders was. Daar komt nog bij dat de oprichting van de Stiftung en daarmee de overdracht van de auteursrechten, is begeleid door een Zwisterse notaris, die daarin kennelijk geen juridische bezwaren heeft gezien. Omdat de Stiftung de auteursrechten van de boeken toekomt, heeft zij met betrekking tot de boeken licenties aan Skandalon kunnen verschaffen.
4.7. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat voorshands onvoldoende aannemelijk is dat het auteursrecht op de boeken “De Bijbel als Schepping” en “Ik die verborgen ben” toekomt aan de erven [A]. Dat betekent dat evenmin voldoende aannemelijk is dat de Academie een rechtsgeldige licentie heeft. Zij stelt immers dat zij die heeft verkregen van de erven [A]. Evenmin is aannemelijk dat de Academie van [A] zelf een licentie heeft kunnen krijgen omdat hij voordien de auteursrechten aan de Stiftung had overgedragen. Daarmee is niet aannemelijk dat Skandalon met haar uitgaven van de boeken inbreuk maakt op auteursrechten danwel licentierechten van de Academie c.s.. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
4.8. De Academie c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de redelijke en evenredige gerechtskosten van Skandalon worden veroordeeld. Op grond van de in het geding gebrachte specificatie van de advocaat van Skandalon worden deze begroot op:
- vast recht € 255,00
- salaris advocaat 14.115,45
Totaal € 14.370,45
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt de Academie c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Skandalon tot op heden begroot op € 14.370,45,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2011.