ECLI:NL:RBSHE:2010:BO7503

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/994067-08 / RK 10/800
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor rechtsbijstand en kosten in strafzaak zonder oplegging van straf

Op 20 december 2010 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door verzoekster, die eerder was gedagvaard door de officier van justitie. De zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, wat verzoekster de mogelijkheid gaf om een vergoeding voor rechtsbijstand aan te vragen. Verzoekster had kosten gemaakt voor rechtskundige bijstand, inclusief BTW, en voor het opstellen van het verzoekschrift. De rechtbank oordeelde dat het verzoekschrift tijdig was ingediend, binnen drie maanden na de beëindiging van de strafzaak. De rechtbank constateerde dat aan de voorwaarden voor vergoeding was voldaan, aangezien de zaak was afgesloten zonder straf of maatregel.

De rechtbank kende verzoekster een totale vergoeding toe van € 2.129,36, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand en kosten voor het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank oordeelde dat de reistijd van de advocaat volledig vergoed diende te worden, in lijn met de geldende jurisprudentie. Ook werd vastgesteld dat verzoekster als onderneming werd beschouwd in het kader van de omzetbelasting, waardoor de verzochte vergoeding voor het betaalde BTW-bedrag over de kosten van de rechtsbijstand werd toegewezen. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 90, 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de rechtbank de billijkheid in acht nam.

De uitspraak werd gedaan in openbare raadkamer en is ondertekend door de voorzitter, terwijl de griffier buiten staat was om te ondertekenen. De beslissing is van belang voor de rechtspraktijk, vooral met betrekking tot de vergoeding van kosten in strafzaken zonder oplegging van straf.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/994067-08
RK-nummer: 10/800
Beslissing ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering
Deze beslissing heeft betrekking op een op 18 mei 2010 ter griffie van deze rechtbank ingediend verzoekschrift, als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, van:
[verdachte],
gevestigd te [vestigingsplaats], [adres], te dezer zake vestigingsplaats kiezende te Tilburg, Willem II-straat 29a, ten kantore van Linssen c.s. Advocaten.
Inleiding.
Verzoekster is door de officier van justitie gedagvaard om op 22 april 2010 voor de economische politierechter in deze rechtbank te verschijnen, teneinde terecht te staan op verdenking van overtreding van artikel 4, eerste lid, van het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij.
Verzoekster heeft, nu de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, verzocht een vergoeding toe te kennen voor de kosten van rechtskundige bijstand incl. BTW
(€ 1.589,36) en de kosten voor het opstellen van het onderhavige verzoekschrift en de behandeling in openbare raadkamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de betrekkelijke stukken en van hetgeen namens verzoekster door haar raadsman mr. M.J.J.E. Stassen te Tilburg, alsmede door de officier van justitie in openbare raadkamer van 6 december 2010 naar voren is gebracht.
Van het verhoor is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De beoordeling.
Het verzoekschrift is tijdig ingediend, immers binnen drie maanden na beëindiging van de onderhavige strafzaak.
De rechtbank constateert dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Derhalve is voldaan aan de voorwaarden voor het kunnen toekennen van een vergoeding als verzocht.
Ten aanzien van de door verzoekster gevraagde toekenning van een vergoeding voor de reistijd van de advocaat stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat conform de geldende jurisprudentie slechts de helft van de reistijd voor vergoeding in aanmerking komt. Zij verwijst daarbij naar uitspraken van de rechtbanken 's-Hertogenbosch en Haarlem (respectievelijk 11 juni 2010, RKnr 09-286, niet gepubliceerd, en 24 augustus 2006, LJN AY 6955) en een arrest van het gerechthof Arnhem (30 juli 2007, LJN BD 6997).
De rechtbank oordeelt als volgt. Artikel 591a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kent de mogelijkheid schadevergoeding toe te kennen aan de gewezen verdachte voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door het gerechtelijk vooronderzoek en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden en in de kosten van een raadsman. De wet formuleert voor zover hier van belang ten aanzien van de kosten van de raadsman geen restrictie. Het LOVS hanteert als uitgangpunt dat de declaraties van raadslieden ten aanzien van reiskosten en reistijd als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering volledig worden vergoed. In de onderhavige zaak is de reistijd door de raadsman bij verzoeker volledig in rekening is gebracht. Dit is naar de rechtbank ambtshalve weet de gebruikelijke praktijk binnen de advocatuur. Gelet op deze feiten en omstandigheden en gelet op artikel 90 van het Wetboek van Strafvordering dat bepaalt dat schadevergoeding wordt toegekend indien en voor zover daartoe gronden van billijkheid aanwezig zijn, is de rechtbank van oordeel dat de verzochte vergoeding voor de reistijd van de raadsman integraal dient te worden toegewezen.
Verzoekster wordt in het kader van de omzetbelasting (BTW) als een onderneming beschouwd. Uit de door de raadsman van verzoekster overgelegde brief van [accountant-administratieconsulent] van 11 oktober 2010 is gebleken dat verzoekster in het kader van de omzetbelasting gebruik maakt van de Landbouwregeling (artikel 27 van de Wet op de omzetbelasting 1968). Dit betekent in het onderhavige geval dat verzoekster geen omzetbelasting hoeft af te dragen over de door haar geleverde goederen en andere prestaties van het door haar gedreven landbouwbedrijf en dat zij de door haar betaalde omzetbelasting op door haar gemaakte kosten niet in aftrek kan brengen op de omzetbelasting. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verzochte vergoeding voor het door verzoekster betaalde BTW-bedrag over de kosten van de rechtsbijstand dient te worden toegewezen.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, zijn er gronden van billijkheid aanwezig voor het toekennen van een vergoeding als na te melden.
Aan verzoeker zal worden toegekend het navolgende bedrag:
- kosten rechtsbijstand (incl. BTW) € 1.589,36
- kosten indienen verzoekschrift ex art. 591a Sv € 540,00
met inhoudelijke behandeling (incl. BTW) +
totaal € 2.129,36
Bij de beslissing is gelet op de artikelen 90, 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering.
DE BESLISSING.
De rechtbank kent aan verzoekster een vergoeding uit 's Rijkskas toe ten bedrage van
€ 2.129,36 (zegge: eenentwintighonderdnegenentwintig euro en zesendertig eurocent).
Deze beslissing is gegeven door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. M. Lammers en mr. S. van Lokven, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier
en is uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 20 december 2010.
Deze beslissing is ondertekend door de voorzitter. De griffier is daartoe buiten staat.