ECLI:NL:RBSHE:2010:BO6784

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10-1069, 10-1408, 10-1429, 10-1436, 10-1461, 10-1472, 10-1506, 10-1653 en 10-1674
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van verkeersbesluit tot verbod van vrachtverkeer in Boxtel

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 9 december 2010 uitspraak gedaan over een verkeersbesluit van de gemeente Boxtel, waarbij een verbod voor vrachtverkeer werd ingesteld op de Kapelweg tussen Huisvennen en Luissel. De rechtbank oordeelde dat het besluit onzorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijke motivering bevatte. De eisers, waaronder Straalbedrijf Boxtel en de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO), voerden aan dat het besluit hen onevenredig benadeelde en dat de belangenafweging tussen verkeersveiligheid en economische belangen niet inzichtelijk was. De rechtbank stelde vast dat belangrijke stukken, die ten grondslag lagen aan het besluit, niet ter inzage waren gelegd, waardoor de eisers niet in staat waren hun zienswijzen naar behoren naar voren te brengen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de gemeente de procedure opnieuw moest doorlopen, waarbij de eisers opnieuw hun zienswijzen konden indienen. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van griffierechten aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 10/1069, 10/1408, 10/1429, 10/1436, 10/1461, 10/1472, 10/1506, 10/1653 en 10/1674
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2010
inzake
Straalbedrijf Boxtel B.V., (hierna: Straalbedrijf Boxtel) te Boxtel, (AWB 10/1069)
gemachtigde G. van den Heuvel,
en
Afdeling Boxtel-Liempde van de Zuidelijke Land en Tuinbouworganisatie, (hierna: ZLTO) te Boxtel (AWB 10/1408)
gemachtigde A.H.G. Vos
en
Boomkwekerij [boomkwekerij], (hierna: [boomkwekerij]) te Boxtel (AWB 10/1429)
gemachtigde L.G.M. van der Meijden
en
Kwekerij [kwekerij] B.V., (hierna: [kwekerij]) te Boxtel
(AWB 10/1436)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren, (hierna: gemeente Haaren) (AWB 10/1461)
en
[eiser A], (hierna: [eiser A]) te Boxtel (AWB 10/1472)
en
[eiser B] B.V. e.a., (hierna: [eiser B]) te Boxtel (AWB 10/1506)
gemachtigden mr. drs. R. Lagerweij en J. van Hal
en
het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Oisterwijk, (hierna: gemeente Oisterwijk) (AWB 10/1653)
gemachtigde J.A. Donkers
en
Werkgeversvereniging Boxtel e.a., (hierna: Werkgeversvereniging) te Boxtel
(AWB 10/1674)
gemachtigde A.A.M. van der Aa
(gezamenlijk te noemen eisers)
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel,
verweerder,
gemachtigden mr. F.A. Pommer en ing. P.L.B. Bezema
Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2010 heeft verweerder een verkeersbesluit genomen.
Tegen dit besluit hebben alle eisers behalve de Werkgeversvereniging beroep ingesteld.
Bij besluit van 15 april 2009 heeft verweerder het verkeersbesluit gerectificeerd.
Tegen dit besluit heeft de Werkgeversvereniging beroep ingesteld.
De zaken zijn gevoegd behandeld op de zitting van 11 november 2010, waar alle eisers, met uitzondering van de eisers [eiser A] en [kwekerij], en verweerder zijn verschenen bij gemachtigden.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Verweerder heeft het verkeersbesluit met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voorbereid.
3. Bij ontwerpbesluit van 10 september 2009 heeft verweerder zijn voornemen bekend gemaakt om het gebied tussen het bedrijventerrein Ladonk en de Kapelweg voor doorgaand vrachtverkeer af te sluiten en om het andere gemotoriseerde verkeer te houden aan de regiemsnelheid die past in de omgeving door deze te stellen op maximaal 30 km/uur. Verweerder heeft dit ontwerpbesluit op 10 september 2009 bekendgemaakt door publicatie in Brabants Centrum. Hierin staat vermeld dat het ontwerpbesluit vanaf 10 september 2009 tot en met 22 oktober 2009 ter inzage ligt.
4. Bij besluit van 25 maart 2010 heeft verweerder besloten (-) de Kapelweg tussen Huisvennen en Luissel af te sluiten voor al het vrachtverkeer (gedurende een periode van 5 jaar, of zolang de voorbereiding en de aanleg van infrastructuur voortkomende uit de tracéstudie: A2-Ladonk-Kapelweg duurt) en (-) een 30 km/u zone in te stellen op de gedeeltes die nu al binnen de bebouwde kom vallen (te weten de Van Salmstraat tussen de dubbele overweg en de kruising met de Mijlstraat, de Tongersestraat, Tongeren, Kapelweg, Veldakerstraat en Kalksheuvel). Verweerder heeft dit besluit op 25 maart 2010 bekendgemaakt door publicatie in Brabants Centrum. Hierin staat vermeld dat het verkeersbesluit en de situatietekening vanaf 26 maart 2010 tot en met 7 mei 2010 ter inzage liggen. Voorts zijn eisers bij afzonderlijke brief van 29 maart 2010 op de hoogte gesteld van bedoeld besluit. Hierin staat – kort gezegd – vermeld dat het verkeersbesluit van
25 maart 2010 tot en met 7 mei 2010 ter inzage ligt.
5. Bij besluit van 15 april 2009 heeft verweerder het verkeersbesluit gerectificeerd. Deze rectificatie is bekendgemaakt in Brabants Centrum van 15 april 2010. Hierin staat vermeld dat het verkeerbesluit is gepubliceerd in de gemeenterubriek van donderdag 25 maart 2010, dat bij het onderdeel Instellen 30 km/u zone van dit besluit toen niet de correcte tekst is geplaatst en dat de juiste tekst in deze rectificatie is verwerkt. Voorts staat hierin vermeld het oude besluit tot het instellen van een tijdelijk verbod vrachtverkeer, het gerectificeerde besluit tot het instellen van een 30 km/u zone, alsook dat belanghebbenden tegen dit besluit binnen zes weken een beroepschrift kunnen indienen bij de rechtbank en dat het verkeersbesluit en de situatietekening vanaf 15 april 2010 ter inzage liggen.
<u>Ontvankelijkheid</u>
6. Ambtshalve overweegt de rechtbank als volgt.
7. Met betrekking tot het beroep van de Werkgeversvereniging stelt de rechtbank vast dat zij uitsluitend opkomt tegen het besluit tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer en dus niet tegen het besluit tot het instellen van een 30 km/u zone. Voorts stelt de rechtbank vast dat het rectificatiebesluit van 15 april 2010 – ook blijkens de publicatie in het Brabants Centrum – geen wijziging inhoudt van het besluit van 25 maart 2010 tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer, zodat het rectificatiebesluit niet als een nieuw (dan wel intrekkingsbesluit dan wel wijzigingsbesluit) tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer kan worden aangemerkt. Dit betekent dat, aangezien het besluit tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer op (vrijdag) 26 maart 2010 ter inzage is gelegd, de termijn voor het instellen van beroep ingevolge artikel 6:8, vierde lid, van de Awb op (zaterdag) 27 maart 2010 aanving en dus ingevolge artikel 6:7 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet, op (maandag) 10 mei 2010 eindigde. De Werkgeversvereniging heeft eerst op 25 mei 2010 en derhalve na de daarvoor gestelde termijn beroep ingesteld.
8. Ingevolge art. 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In de omstandigheid dat verweerder in het rectificatiebesluit van 15 april 2010 het besluit tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer heeft opgenomen en een nieuwe beroepstermijn heeft vermeld ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. In dit verband acht de rechtbank van belang dat uit evenbedoelde publicatie in Brabants Centrum blijkt dat het rectificatiebesluit van
15 april 2010 geen wijziging inhoudt van het besluit van 25 maart 2010 tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer, zodat voor de Werkgeversvereniging, in aanmerking genomen de eerdere publicatie van het besluit van 25 maart 2010, de afzonderlijke toezending van dit besluit aan de Werkgeversvereniging en de daarin vermelde beroepstermijn, duidelijk had moeten zijn dat voor het besluit tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer geen nieuwe beroepstermijn zou gelden.
9. Hieruit vloeit voort dat het beroep van de Werkgeversvereniging niet-ontvankelijk is.
10. Met betrekking tot het beroep van de gemeente Oisterwijk overweegt de rechtbank als volgt.
11. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken, tenzij het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4.
12. Ingevolge artikel 6:13 van de Awb, voor zover hier van belang, kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
13. Ingevolge artikel 3:15, het eerste lid, kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het onderwerp naar voren brengen.
14. Vaststaat dat de gemeente Oisterwijk geen schriftelijke zienswijze tegen het verkeersbesluit naar voren heeft gebracht. In het betoog van de gemeente Oisterwijk dat zij haar zienswijze tegen het verkeersbesluit mondeling naar voren heeft gebracht volgt de rechtbank de gemeente niet, reeds omdat de door de gemeente met verweerder gevoerde overleggen dateren van vóór het ontwerpbesluit van 10 september 2009. Omstandigheden op grond waarvan de gemeente Oisterwijk redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt dat zij geen zienswijze heeft ingediend zijn niet door de gemeente Oisterwijk gesteld.
15. Hieruit vloeit voort dat het beroep van de gemeente Oisterwijk niet-ontvankelijk is.
16. De beroepen van de overige eisers zijn ontvankelijk. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank met betrekking tot de ter zitting ambtshalve aan de orde gestelde vraag of het beroep van [eiser B] ontvankelijk is, dat het beroep van [eiser B] op 10 mei 2010 en dus binnen de daartoe gestelde termijn bij de rechtbank is binnengekomen, zodat bedoelde vraag bevestigend moet worden beantwoord.
<u>Inhoudelijk</u>
17. Uit de overige beroepschriften blijkt dat hierin uitsluitend wordt opgekomen tegen het instellen van een verbod van vrachtverkeer, zodat aan de orde is of dit door verweerder op 26 maart 2010 genomen besluit in rechte kan standhouden
18. Verweerder heeft blijkens het besluit van 26 maart 2010 hierin de argumenten van de 43 naar voren gebrachte zienswijzen samengevat weergegeven en, alle belangen afwegende, besloten tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer. Hiertoe heeft verweerder, voor zover hier van belang, uiteengezet (-) dat het gebied tussen het bedrijventerrein Ladonk en de Kapelweg deels binnen de bebouwde kom en deels buiten de bebouwde kom is gelegen, (-) dat de Kapelweg en Kalksheuvel deels binnen en deels buiten de bebouwde kom zijn gelegen, (-) dat op de Kapelweg en omliggende straten/wegen buiten de bebouwde kom een 60 km zone is ingesteld, (-) dat een grote hoeveelheid doorgaand vrachtverkeer van en naar Oisterwijk/Haaren – Ladonk door de buurtschap Kalksheuvel rijdt, (-) dat verkeersonveilige situaties in dit gebied, met name in de bebouwde kom, zijn ontstaan, (-) dat al geruime tijd verkeersoverlast door vrachtverkeer in Kalksheuvel wordt geconstateerd, (-) dat dit voorkomen kan worden door de Kapelweg weggedeelte tussen Huisvennen en Luissel voor vrachtauto’s af te sluiten, (-) dat de bewegwijzering in overeenstemming met deze gesloten verklaring voor vrachtauto’s wordt aangepast, (-) dat de bevoorrading of andere motieven door vrachtwagens van winkels en bedrijven of andere bestemmingen binnen bovengenoemd gebied mogelijk blijft, (-) dat deze verkeersmaatregel de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in de buurtschap Kalksheuvel verbetert, (-) dat het buitengebied Boxtel West (Nergena, Luissel en Tongeren) vanaf het centrum en Ladonk goed bereikbaar blijft en eveneens de verkeersveiligheid en leefbaarheid verbetert (-) dat het bedrijventerrein Ladonk voor vrachtverkeer (via de hiervoor geschikte wegen) goed bereikbaar is, (-) dat deze verkeersmaatregelen een grote bijdrage leveren aan het verbeteren van de veiligheid op de weg (artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, WVW 1994) en de verkeersoverlast en verkeershinder beperkt (artikel 2, tweede lid, aanhef en onder, a, WVW 1994) en (-) dat overleg met de politie als bedoeld in artikel 24 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer heeft plaatsgevonden.
19. De in beroep ontvankelijke eisers (hierna: eisers) kunnen zich hiermee niet verenigen en hebben hiertegen – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
20. De algemene grief van deze eisers tegen het besluit tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer is dat dit besluit onzorgvuldig is voorbereid, niet berust op een deugdelijke motivering en de voor eisers nadelige gevolgen onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
21. Straalbedrijf Boxtel heeft meer in het bijzonder aangevoerd dat haar klanten uit Haaren, Oisterwijk, Moergestel en omgeving door het besluit ongeveer 20 kilometer moeten omrijden om haar te kunnen bereiken. Volgens dit bedrijf gaat dit haar klanten kosten.
22. [eiser B], [eiser A], [boomkwekerij], [kwekerij] en ZLTO hebben meer in het bijzonder aangevoerd dat vrachtverkeer komende uit noordelijke en westelijke richting 17 kilometer moet omrijden om bij respectievelijk hun bedrijven en bedrijven van hun leden te kunnen komen. Volgens deze eisers kost dit extra tijd en geld, zijn zij dan wel hun leden logistiek moeilijker te bereiken, is dit slecht voor het milieu, komen buitenlandse chauffeurs in de problemen omdat zij niet weten hoe het bedrijf te bereiken is en worden dorpen in het buitengebied extra zwaar belast omdat men daar twee maal doorheen moet. [boomkwekerij] en ZLTO hebben hieraan toegevoegd dat de gemeente Boxtel midden in het gebied van de Greenport Midden Brabant ligt, dat hiervoor een goede infrastructuur belangrijk is en dat het besluit het tegenovergestelde bewerkstelligt. [eiser B] heeft hieraan toegevoegd dat zij met haar eigen mesttransport ook moet omrijden om bij haar percelen en bij haar andere locatie in Zeeland te kunnen komen
23. De gemeente Haaren heeft meer in het bijzonder aangevoerd dat niet bekend is hoeveel verkeer gebruik maakt van de route door Kalksheuvel, dat niet inzichtelijk is gemaakt wat de gevolgen van het besluit zijn voor de gemeente Haaren, dat het besluit niet aantoont op welke wijze de verkeersveiligheid en leefbaarheid worden verbeterd dan wel of een verplaatsing van de beschreven overlast optreedt en dat niet inzichtelijk is welk advies de politie heeft gegeven over het instellen van de voorgestelde maatregelen.
24. Het wettelijk kader luidt als volgt.
25. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot het verzekeren van de veiligheid van de weg.
26. Ingevolge artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, van de WVW 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade, alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer.
27. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WVW 1994 geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens en onderborden, voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
28. Ingevolge artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de WVW 1994 worden verkeersbesluiten, voor zover zij het verkeer op andere wegen dan onder beheer van het Rijk, een provincie of een waterschap betreffen, genomen door burgemeester en wethouders of, krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie of het dagelijks bestuur van een deelgemeente.
29. Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: Babw) vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
30. Ingevolge artikel 24, aanhef en onder a, van het Babw worden verkeersbesluiten genomen na overleg met de korpschef van het betrokken regionale politiekorps.
31. De rechtbank overweegt als volgt.
32. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) (bijvoorbeeld de uitspraak van 10 januari 2007, www.rechtspraak.nl, LJN: AZ5844), komt het bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het bestuursorgaan om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van zo’n besluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of er een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen is dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit is kunnen komen.
33. Hetgeen eisers hebben aangevoerd stelt allereerst aan de orde of het besluit tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer (met toepassing van de in afdeling 3.4 van de Awb neergelegde uniforme openbare voorbereidingsprocedure) zorgvuldig is voorbereid en of dit besluit deugdelijk is gemotiveerd.
34. Om te beginnen is de rechtbank van oordeel dat de besluitvorming in strijd met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb heeft plaatsgevonden. In dit artikellid is – kort gezegd – bepaald dat de stukken die betrekking hebben op het te nemen besluit, en die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling van het ontwerp, ter inzage moeten worden gelegd. Verweerder heeft alleen het ontwerpbesluit en de bekendmaking ervan ter inzage gelegd. Dit terwijl op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verweerder het ontwerpbesluit in ieder geval heeft gebaseerd op andere stukken te weten (-) het Lengte rapport 18 juni 2004 – 28 juni 2004 (-) het Lengte rapport 16 augustus 2005 – 26 augustus 2005 (-) het Gemeentelijk verkeers- en vervoerplan 2008-2020 van 16 december 2008 (hierna: verkeersplan) (-) het Ongevallenrapport van Inspectie Verkeer- en Waterstaat van 30 juni 2008 (hierna: ongevallenrapport) (-) het Akertech rapport (-) bevindingen van een door verweerder verricht onderzoek over het aantal ongevallen op de Kapelweg in de periode 2006 tot en met 2008.
35. Anders dan verweerder ter zitting heeft bepleit kan bezwaarlijk worden volgehouden dat het Akertech rapport, waarin de bestaande situatie van de omgeving Kalksheuvel en de Kapelweg met betrekking tot doorgaand vrachtverkeer wordt beschreven en maatregelen worden onderzocht om die situatie te verbeteren, en de bedoelde bevindingen van door verweerder verricht onderzoek, niet als stukken in evenbedoelde zin kunnen worden aangemerkt. In het verweerschrift (tabel 1) en in de pleitnota (punt 4.4) verwijst verweerder bovendien ter onderbouwing van de verkeersonveiligheid naar bedoelde bevindingen en in de pleitnota (punt 5.1) verwijst verweerder naar het Akertech rapport ter onderbouwing van zijn stelling dat hij voldoende kennis heeft vergaard. Teneinde eisers in staat te stellen om hun belangen onder de aandacht van verweerder te brengen en om hun bezwaren tegen het ontwerpbesluit tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer aan te voeren, had verweerder al deze stukken tezamen met het ontwerpbesluit ter inzage moeten leggen. Voor zover verweerder stelt dat (de informatie vermeld in) het verkeersplan als bekend mag worden verondersteld omdat het op internet is te raadplegen, had het op de weg van verweerder gelegen hiervan bij de terinzagelegging mededeling te doen.
36. Doordat terinzagelegging van belangrijke stukken tezamen met het ontwerp besluit dus niet heeft plaatsgehad hebben eisers geen mogelijkheid gehad om daarvan kennis te nemen, zodat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijzen naar behoren naar voren te brengen.
37. Voorts stelt de rechtbank op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat verweerder het ontwerpbesluit stelt te hebben gebaseerd op voorafgaande overleggen dan wel contacten met belanghebbenden (waaronder een aantal eisers en bewoners(verenigingen) van de Kapelweg dan wel van de buurtschap Kalksheuvel) over de onveiligheid van de bestaande situatie en over het instellen van een verbod van vrachtverkeer. Tevens stelt verweerder het ontwerpbesluit te hebben gebaseerd op voorafgaand overleg met de korpschef als bedoeld in artikel 24 Babw. Schriftelijke vastleggingen van overleggen dan wel contacten met bedoelde belanghebbenden zijn niet ter inzage gelegd, terwijl dit uit een oogpunt van zorgvuldige besluitvorming wel in de rede had gelegen. Hierbij is vooral in aanmerking genomen dat verweerder de in het ontwerpbesluit geponeerde en in het bestreden besluit gehandhaafde stellingen dat verkeersonveilige situaties in het betrokken gebied zijn ontstaan en dat in Kalksheuvel al geruime tijd verkeersoverlast door vrachtverkeer wordt geconstateerd, naar ter zitting is gebleken mede heeft gebaseerd op door bewoners(verenigingen) van de Kapelweg/Kalksheuvel geuite gevoelens van onveiligheid. Evenzeer had het in de rede gelegen dat, hoewel artikel 24 Babw geen eisen stelt aan de vorm waarin een dergelijk overleg dient plaats te vinden, de bevindingen van dit overleg schriftelijk vast te leggen en ter inzage te leggen.
Het één noch het ander is gebeurd.
38. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat in het ontwerpbesluit en in het bestreden besluit weliswaar wordt uiteengezet dat een grote hoeveelheid doorgaand vrachtverkeer van en naar Oisterwijk/Haaren – Ladonk door de buurschap Kalksheuvel rijdt, dat verkeersonveilige situaties in dit gebied, met name in de bebouwde kom, zijn ontstaan en dat al geruime tijd verkeersoverlast door vrachtverkeer in Kalksheuvel wordt geconstateerd, maar dat iedere feitelijke onderbouwing hiervan in deze besluiten ontbreekt. Deze feitelijke onderbouwing is, zoals uit het voorgaande volgt, evenmin is terug te vinden in de door verweerder ter inzage gelegde stukken. Voorts heeft verweerder in het bestreden besluit weliswaar de argumenten van de 43 naar voren gebrachte zienswijzen samengevat weergegeven, gesteld dat verweerder alle belangen heeft afgewogen en besloten tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer, maar de aan deze belangenafweging ten grondslag liggende gedachtegang is, mede gelet op het ontbreken van iedere feitelijke onderbouwing, weinig inzichtelijk.
39. Uit het voorgaande vloeit voort dat verweerder de uniforme openbare voorbereidingsprocedure op een onjuiste wijze heeft toegepast, dat het besluit tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer onzorgvuldig is voorbereid en niet berust op een kenbare en deugdelijke motivering. Dit betekent dat dit besluit in strijd is met afdeling 3.4 van de Awb en de artikelen 3:2 en 3.46 van de Awb.
40. De omstandigheid dat verweerder in het verweerschrift en ter zitting een beter inzicht heeft gegeven in de aan het besluit tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer ten grondslagliggende gedachtegang en verweerder, mede doordat verweerder in beroep de Lengte rapporten, het verkeersplan en het ongevallenrapport heeft overgelegd, in enige mate een feitelijke onderbouwing heeft gegeven van dit besluit, neemt de hiervoor geconstateerde gebreken in de besluitvorming niet weg.
41. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
42. Verweerder heeft in het bestreden besluit uiteengezet dat een grote hoeveelheid doorgaand vrachtverkeer van en naar Oisterwijk/Haaren – Ladonk door de buurtschap Kalksheuvel rijdt. Ter feitelijke onderbouwing hiervan heeft verweerder in het verweerschrift gewezen op het Lengte rapport 18 juni 2004 – 28 juni 2004 en het Lengte rapport 16 augustus 2005 – 26 augustus 2005, waarin verkeerstellingen op de Kapelweg in de betreffende periodes zijn weergegeven. In het verweerschrift heeft verweerder uiteengezet dat in 2004/2005 de grens ten aanzien van gemotoriseerd verkeer in een woonstraat met een snelheidsregime van 30 km/u is bereikt en dat het aantal van 490 vrachtwagens per etmaal onaanvaardbaar is.
43. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij een eventueel nieuw te nemen besluit tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer niet zonder meer van deze verkeerstellingen mag uitgaan. In de eerste plaats dateren de verkeertellingen van 2004 en 2005, terwijl het ontwerp besluit tot het instellen van een verbod van vrachtverkeer is genomen op 10 september 2009. Dat, zoals verweerder ter zitting heeft aangevoerd, het aantal verkeersbewegingen vanaf 2005 alleen maar is toegenomen en de prognose eveneens een stijgende lijn laat zien, kan zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet worden aanvaard. Bovendien kunnen mogelijke ná 2005 genomen verkeersbesluiten in de directe omgeving voor een afname van (vracht)verkeer op de Kapelweg hebben gezorgd. In de tweede plaats gold ten tijde van de verkeerstellingen in 2004 en 2005 op de Kapelweg een 60 km/zone, zodat het maar de vraag is of deze tellingen zonder meer kunnen worden toegepast op de situatie waarin voor de Kapelweg een 30 km/u zone geldt, waartoe het door verweerder genomen verkeersbesluit mede strekt.
44. Tevens heeft verweerder in het bestreden besluit uiteengezet dat verkeersonveilige situaties in het betreffende gebied, met name in de bebouwde kom, zijn ontstaan en dat al geruime tijd verkeersoverlast door vrachtverkeer in Kalksheuvel wordt geconstateerd. In het verweerschrift heeft verweerder ter toelichting hiervan gewezen op subjectieve verkeersveiligheid en objectieve verkeersveiligheid. Ten aanzien van de subjectieve verkeersveiligheid heeft verweerder gesteld dat deze niet in concrete cijfers valt uit te drukken, maar dat deze wel grote consequenties heeft voor de ervaren kwaliteit van de leefomgeving in brede zin. Ter zitting heeft verweerder in dit verband gewezen op de vele contacten die verweerder heeft met bewoners(verenigingen) van de Kapelweg dan wel Kalksheuvel en het verkeersplan (bijlage 6 (B6-3)) waaruit volgens verweerder blijkt dat in Kalksheuvel sprake is van gevoelens van verkeersonveiligheid. Wat betreft de objectieve verkeerveiligheid heeft verweerder er op gewezen dat zich in en rond de buurtschap Kalksheuvel tussen 2006 en 2008 een buitensporig groot aantal ernstige ongevallen heeft voorgedaan. Voorts heeft verweerder in dit verband in het verweerschrift en ter zitting gewezen op de hiervoor besproken verkeerstellingen, bevindingen van een door verweerder verricht onderzoek over het aantal ongevallen op de Kapelweg in de periode 2006 tot en met 2008 (waarvan tabel 1 in het verweerschrift deel uitmaakt), het verkeersplan (bijlage 2 (B2-6)) en het ongevallenrapport.
45. De rechtbank is van oordeel dat verweerder – op de wijze zoals hiervoor weergegeven – onvoldoende heeft gemotiveerd dat verkeersonveilige situaties in het betreffende gebied, met name in de bebouwde kom, zijn ontstaan en dat al geruime tijd verkeersoverlast door vrachtverkeer in Kalksheuvel wordt geconstateerd.
46. In de eerste plaats ontbreken, zoals hiervoor reeds is overwogen, vastleggingen van overleggen en contacten met bewoners(verenigingen) van de Kapelweg dan wel de buurtschap Kalksheuvel, zodat niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate bij hen sprake is van gevoelens van verkeersonveiligheid in de directe omgeving van de Kapelweg. Het verkeersplan en in het bijzonder bijlage 6 (waarin de resultaten van een in opdracht van verweerder via internet gehouden onderzoek staan weergegeven) geven hierover onvoldoende uitsluitsel.
47. In de tweede plaats ontbreekt het rapport waarin de bevindingen van een door verweerder verricht onderzoek over het aantal ongevallen op de Kapelweg in de periode 2006 tot en met 2008 zijn neergelegd.
48. In de derde plaats verschillen verweerder en eisers – blijkens het verhandelde ter zitting – van mening over de waardering en relevantie van de door verweerder gepresenteerde feiten zoals weergegeven in tabel 1 van het verweerschrift, het verkeersplan (bijlage 2, Ongevallenanalyse en kaarten verkeersongevallenlocaties), het ongevallen rapport en de hiervoor besproken verkeerstellingen. Verweerder kan dus niet volstaan met een verwijzing naar deze gepresenteerde feiten, maar zal in een eventueel nieuw te nemen besluit op een kenbare wijze moeten motiveren dat en waarom op basis van deze en mogelijk andere feiten sprake is van verkeersonveiligheid en verkeersoverlast in de directe omgeving van de Kapelweg.
49. Dat, zoals verweerder onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 22 juli 2009 ( www.rechtspraak.nl, LJN: BJ3385) heeft betoogd dat de Afdeling al bij veel minder ongevallen dan 51 aanneemt dat sprake is van een onveilige situatie, maakt het voorgaande niet anders, reeds omdat onderhavige situatie niet op één lijn kan worden gesteld met de situatie zoals aan de orde in de zaak die heeft geleid tot bedoelde uitspraak van de Afdeling.
50. Voorts dient verweerder – in het geval hij meent dat sprake is van verkeeronveiligheid en verkeersoverlast in de directe omgeving van Kalksheuvel – deze verkeersbelangen op een inzichtelijke wijze af te wegen tegen andere bij het besluit betrokken belangen in het bijzonder de door eisers aangevoerde belangen van bereikbaarheid van hun bedrijven (en de daarmee gemoeide economische belangen) en de verkeersbelangen van de buurgemeente Haaren. Om tot een evenwichtige belangenafweging te kunnen komen dient verweerder te bepalen welk gewicht aan de onderscheiden belangen moet worden toegekend. Hiertoe is van belang dat verweerder zich een goed beeld vormt van deze belangen en meer in het bijzonder een globaal inzicht krijgt in eventuele schade die bedrijven ten gevolge van het instellen van een verbod van vrachtverkeer zullen lijden.
51. Ten slotte dient, mede uit een oogpunt van handhaafbaarheid en rechtszekerheid, het verbod van vrachtverkeer duidelijk te zijn en slechts voor één uitleg vatbaar. Mede gelet op het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat onder eisers onduidelijkheid bestaat over de precieze strekking van het verbod, eventuele alternatieve routes en wat precies onder bestemmingsverkeer moet worden verstaan. In een eventueel nieuw te nemen besluit dient verweerder zich hiervan rekenschap te geven.
52. Hieruit vloeit voort dat de overige beroepen gegrond zijn. Het bestreden besluit moet, zoals hiervoor reeds overwogen, wegens strijd met afdeling 3.4 van de Awb en de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb worden vernietigd.
53. Gelet op de aard van de hiervoor geconstateerde gebreken in de besluitvorming ziet de rechtbank geen mogelijkheden om het geschil finaal te beslechten.
54. Voor zover verweerder ter zake een nieuw besluit wil nemen overweegt de rechtbank dat, hoewel na een vernietiging van een besluit het een bestuursorgaan in beginsel vrijstaat om terug te vallen op de procedure die aan het vernietigde besluit ten grondslag lag dan wel de gehele procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen, moet hier, gelet op de aard van de hiervoor geconstateerde gebreken in de besluitvorming, worden geoordeeld dat verweerder de gehele procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw dient te doorlopen. Voor eisers is van belang dat zij in dat geval opnieuw zienswijzen naar voren brengen binnen de daartoe gestelde termijn.
<u>Tot slot</u>
55. De rechtbank acht, gelet op de niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen van de Werkgeversvereniging en de gemeente Oisterwijk, geen termen aanwezig verweerder dan wel één van deze partijen te veroordelen in de proceskosten dan wel verweerder op te dragen het door hen betaalde griffierecht te vergoeden.
56. De rechtbank acht, gelet op de gegrondverklaring van de overige beroepen, wel termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser [eiser B] gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 437,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 437,00;
• wegingsfactor 1.
Overige (door andere partijen) gemaakte proceskosten die ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen zijn gesteld noch gebleken.
57. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder dient te vergoeden aan Straalbedrijf Boxtel het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 298,00, aan [eiser B] het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 298,00 aan de gemeente Haaren het door de gemeente gestorte griffierecht ten bedrage van € 298,00, aan [kwekerij] het haar door gestorte griffierecht ten bedrage van € 298,00, aan ZLTO het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 298,00, aan [boomkwekerij] het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 150,00 en aan [eiser A] het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 150,00.
58. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart de beroepen van Werkgeversvereniging Boxtel e.a. en de gemeente Oisterwijk niet-ontvankelijk;
- verklaart de overige beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder dient te vergoeden aan Straalbedrijf Boxtel het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 298,00;
- bepaalt dat verweerder dient te vergoeden aan [eiser B] het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 298,00;
- bepaalt dat verweerder dient te vergoeden aan de gemeente Haaren het door de gemeente gestorte griffierecht ten bedrage van € 298,00;
- bepaalt dat verweerder dient te vergoeden aan [kwekerij] het haar door gestorte griffierecht ten bedrage van € 298,00;
- bepaalt dat verweerder dient te vergoeden aan ZLTO het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 298,00;
- bepaalt dat verweerder dient te vergoeden aan [boomkwekerij] het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 150,00 ;
- bepaalt dat verweerder dient te vergoeden aan [eiser A] het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 150,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiser [eiser B] gemaakte proceskosten vastgesteld op € 437,00.
Aldus gedaan door mr. A. Venekamp als rechter in tegenwoordigheid van mr. drs. J.J.M. Goosen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2010.
?
De griffier is buiten staat om deze uitspraak
mede te ondertekenen.
<HR>
<i>Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.</i>
Afschriften verzonden: