ECLI:NL:RBSHE:2010:BO2445
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep in handhavingszaak met onduidelijke adressering van besluit
In deze handhavingszaak, behandeld door de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 26 oktober 2010, stond de ontvankelijkheid van het beroep centraal. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel, waarin een last onder dwangsom was opgelegd om overtredingen van de Woningwet te beëindigen. Het primaire besluit, gedateerd 17 februari 2009, was onduidelijk geadresseerd, waardoor zowel een BV als een natuurlijke persoon als mogelijke overtreders konden worden aangemerkt. Tijdens de bezwaarfase werd duidelijk dat de last onder dwangsom uitsluitend aan de natuurlijke persoon, de heer [A], was gericht.
De rechtbank oordeelde dat de adressering van het primaire besluit niet correct was, maar dat de beslissing op bezwaar voldoende duidelijkheid bood. Eiseres, die als mede-overtreder werd beschouwd, had een afgeleid belang en kon niet als rechtstreeks belanghebbende worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank kwam tot deze beslissing na een zorgvuldige afweging van de feiten en de juridische context, waarbij werd benadrukt dat de ontvankelijkheid ambtshalve moest worden getoetst.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke adressering in bestuursrechtelijke besluiten en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid van beroepsprocedures. De rechtbank besloot geen proceskostenveroordeling op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak biedt inzicht in de juridische overwegingen die een rol spelen bij de beoordeling van ontvankelijkheid in handhavingszaken.