RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2010
[Eiseres],
te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. U.H. Hansma,
de Minister van Justitie
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde mr. E.R.M. de Kock.
Bij besluit van 29 juni 2008 heeft verweerder het door eiseres ingediende verzoek om haar het Nederlanderschap te verlenen afgewezen.
Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 26 oktober 2009 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van 24 september 2010, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
1. Aan de orde is of het besluit van 26 oktober 2009 in rechte standhoudt.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3. Eiseres heeft onder de personalia [naam], geboren op [geboortedatum], van Sudanese nationaliteit, een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend.
4. Bij besluit van 17 oktober 2003 is aan eiseres onder bedoelde identiteit en nationaliteit met ingang van 3 september 2002 een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd verleend.
5. Op 22 juli 2008 heeft eiseres onder bedoelde identiteit en nationaliteit onderhavig verzoek om haar het Nederlanderschap te verlenen ingediend.
6. Bij advies van 18 september 2008 heeft bureau Land en Taal van de Immigratie- en Naturalisatiedienst bericht dat eiseres met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet afkomstig is uit Sudan.
7. Bij brief van 6 januari 2009 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst eiseres het volgende meegedeeld:
“ (…)
Hierbij ontvangt u het eenmalige aanbod de huidige, mogelijk ten onrechte verkregen verblijfsvergunning om te zetten in een verblijfsvergunning in het kader van de regeling zoals bedoeld in WBV 2007/11.
Voorwaarde daarbij is dat vreemdelingen niet in aanmerking komen voor een vergunning in het kader van de regeling zolang zij nog in het bezit zijn van een andere verblijfstitel.
Indien u gebruik wilt maken van dit eenmalige aanbod verzoek ik u bijgevoegde verklaring in te vullen en te ondertekenen.
Als u gebruik wenst te maken van dit eenmalige aanbod dan is het volgende van belang.
(…)
De verblijfsvergunning in het kader van de regeling zal met terugwerkende kracht worden verleend vanaf 15 juni 2007 (datum inwerkingtreding regeling). Dit betekent dat, als u aangeeft gebruik te willen maken van dit eenmalige aanbod, uw huidige verblijfsvergunning met terugwerkende kracht vervallen wordt verklaard per 15 juni 2007 en daarmee afstand doet van de daaruit voortvloeiende rechten.
Ik wijs u er wel op dat de periode waarin u in Nederland heeft verbleven onder een andere – onjuiste – identiteit, niet meetelt voor de periode als bedoeld in artikel 8 van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
(…).”
8. Op 25 januari 2009 heeft eiseres ondertekend een verklaring tot aanpassing identiteit en/of nationaliteit in het kader van de regeling “afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet”. Hierin verklaart eiseres haar identiteit en/of nationaliteit te willen herstellen en te zijn [naam eiseres], geboren op [geboortedatum] te Benin-City, van Nigeriaanse nationaliteit.
9. Op 28 januari 2009 heeft eiseres een verklaring ondertekend waarin zij verklaart gebruik te willen maken van het eenmalige aanbod een verblijfsvergunning te verkrijgen in het kader van de Regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude vreemdelingenwet (hierna: regeling) en hiermee afstand te doen van eventuele rechten die zij nog ontleent of zou kunnen ontlenen aan haar huidige verblijfsvergunning.
10. Vervolgens is eiseres onder de door haar nieuw opgegeven personalia met terugwerkende kracht per 15 juni 2007 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd in het kader van de regeling, geldig tot 15 juni 2008. Aansluitend is eiseres in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd onder de beperking “voortgezet verblijf”, geldig tot 15 juni 2013.
11. Het wettelijke kader luidt als volgt.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder g, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) wordt onder toelating verstaan instemming door het bevoegd gezag met het bestendig verblijf van de vreemdeling in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de RWN, komt voor verlening van het Nederlanderschap overeenkomstig artikel 7 slechts in aanmerking de verzoeker die tenminste sedert vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, toelating en hoofdverblijf heeft.
Blijkens de Handleiding voor de toepassing van de RWN 2003 is van toelating als bedoeld in de RWN sprake indien verzoeker rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, aanhef en onder a tot en met e, en l, Vw 2000. Verzoeker dient dit rechtmatige verblijf aan de hand van een verblijfsdocument aan te tonen.
12. De rechtbank overweegt als volgt.
13. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet voldoet aan de in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de RWN gestelde eis van vijf jaren aaneengesloten toelating in Nederland, omdat aan eiseres eerst op 15 juni 2007 een verblijfsvergunning is verleend. Volgens verweerder telt de periode voorafgaand aan 15 juni 2007 niet mee, omdat zij in die periode onder een andere, onjuiste identiteit en nationaliteit in Nederland verbleef en zij gebruik heeft gemaakt van het eenmalige aanbod waardoor haar oude verblijfsvergunning per 15 juni 2007 vervallen is verklaard.
14. Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat verweerder de periode voorafgaand aan 15 juni 2007 ten onrechte niet heeft meegeteld. Volgens eiseres volgt uit het feit dat haar verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd per 15 juni 2007 vervallen is verklaard dat deze verblijfsvergunning voor die tijd nog wel geldt en wel tot en met 14 juni 2007. De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is in zoverre intact gelaten. Voorts is niet in geschil dat de persoon die in het bezit was van die verblijfsvergunning eiseres was en dat eiseres thans in het bezit is van de nieuwe verblijfsvergunning. De beslissing om de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd vervallen te verklaren per 15 juni 2007 en niet per eerdere datum betekent een acceptatie van de onjuiste identiteit van eiseres onder de oude verblijfsvergunning. Omdat aan eiseres per 15 juni 2007 een nieuwe verblijfsvergunning is verleend sluiten beide verblijfsvergunningen naadloos op elkaar aan en voldoet zij aan de eis van vijf jaren aaneengesloten toelating in Nederland.
15. De rechtbank stelt voorop dat de naturalisatieprocedure op grond van de RWN en de verblijfsrechtelijke procedure op de voet van de Vreemdelingenwet gescheiden procedures zijn. Voor de beoordeling van het naturalisatieverzoek geldt als uitgangspunt de beslissing in de vreemdelingrechtelijke procedure.
16. Eiseres heeft ondubbelzinnig erkend dat zij in de periode voorafgaand aan 15 juni 2007 onder een onjuiste identiteit en nationaliteit in Nederland toelating heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank volgt reeds hieruit dat zij in die periode geen rechtmatig verblijf heeft gehad op grond van de Vreemdelingenwet en dus ook geen toelating als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de RWN. Hiertoe overweegt de rechtbank allereerst dat de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd niet was verleend aan eiseres maar aan [naam], geboren op [geboortedatum], van Sudanese nationaliteit. Bovendien staat met evenbedoelde erkenning vast dat de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd ten onrechte is verleend. Hoewel, zoals hiervoor overwogen, voor de beoordeling van het naturalisatieverzoek de beslissing in de vreemdelingrechtelijke procedure als uitgangspunt geldt, kan in dit verband niet voorbij worden gegaan aan die erkenning. Dat de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd per 15 juni 2007 vervallen is verklaard is het gevolg van verlening van de nieuwe verblijfsvergunning met ingang van die datum. Anders dan waarvan eiseres uitgaat betekent dit niet dat, zoals ook uit het voorgaande voorvloeit, eiseres ter zake rechten kan ontlenen aan een onder onjuiste identiteit en nationaliteit en dus ten onrechte verkregen verblijfsvergunning. Dat, zoals eiseres betoogt, zij een en dezelfde persoon is als degene aan wie de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is verleend, miskent dat een verblijfsvergunning op naam wordt gesteld.
17. Overigens is eiseres er in het kader van de regeling bij brief van 6 januari 2009 op gewezen dat de periode waarin zij in Nederland heeft verbleven onder een andere onjuiste identiteit, niet meetelt voor de periode als bedoeld in artikel 8 van de RWN. Vervolgens heeft zij op 28 januari 2009 een verklaring ondertekend waarin zij verklaart gebruik te willen maken van het eenmalige aanbod een verblijfsvergunning te verkrijgen in het kader van de regeling ter afwikkeling nalatenschap van de oude vreemdelingenwet en hiermee afstand te doen van eventuele rechten die zij nog ontleent of zou kunnen ontlenen aan haar huidige verblijfsvergunning. Ook bij dit licht bezien kan niet worden staande gehouden dat de periode voorafgaand aan 15 juni 2007 meetelt bij de berekening van de in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, RWN bepaalde termijn van vijf jaar toelating in Nederland. Dat de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd niet is ingetrokken maakt dit niet anders, omdat eiseres zelf afstand heeft gedaan van bedoelde rechten.
18. Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet voldoet aan de in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, van de RWN gestelde eis van vijf jaren aaneengesloten toelating in Nederland.
19. Het beroep is dus ongegrond.
20. De rechtbank ziet geen aanleiding één der partijen te veroordelen in de proceskosten dan wel verweerder op te dragen het griffierecht te vergoeden.
21. Beslist wordt als volgt.
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. A. Venekamp als rechter in tegenwoordigheid van mr. F.A.M.C. Habraken-Hermans als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2010.