ECLI:NL:RBSHE:2010:BN0976

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/825665-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op winkel met mes in Eindhoven door ISD-er

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 13 juli 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een winkel in Eindhoven. De verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd, heeft op 28 november 2009 met een mes een kassa met een bedrag van 140 euro ontvreemd. De overval vond plaats in de modezaak '[bedrijf 1]', waar de medewerkster [slachtoffer 1] op dat moment aanwezig was. De verdachte bedreigde haar met het mes en eiste geld. Na de overval werd de verdachte kort daarna in de buurt van de winkel aangehouden, waarbij zijn signalement overeenkwam met dat van de dader. Tijdens de rechtszaak werd de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft de herkenning van de verdachte door getuige [getuige 1] als bewijs toegelaten, ondanks de verdediging die stelde dat de bewijswaarde van een enkelvoudige spiegelconfrontatie gering is. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van de verdachte na de overval, evenals het DNA-materiaal dat op het mes werd aangetroffen, bijdroeg aan de overtuiging dat hij de dader was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding van 140 euro aan de benadeelde partij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn criminele verleden en de ernst van de overval, niet kon worden vrijgesproken en dat een zware straf gerechtvaardigd was.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/825665-09
Datum uitspraak: 13 juli 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonplaats, adres]
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 02 maart 2010, 21 mei 2010 en 29 juni 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 januari 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 november 2009 te Eindhoven met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassa(lade) (inhoudende een
bedrag van eur 140,-), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten
dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte (voorzien van muts en/of sjaal) de modezaak: "[bedrijf 1] is binnengaan en/of (vanaf korte afstand) een (opgeheven) mes, althans
een scherp en/of puntig voorwerp heeft laten zien en/of dat mes, althans dat
scherp en/of puntige voorwerp heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en/of daarbij
heeft gezegd/geroepen: "Geld" en/of "Geld, godverdomme";
(artikel 312 van het wetboek van strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen1 en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 28 november 2009 omstreeks 14.32 uur vindt in Eindhoven in de winkel van winkelbedrijf [bedrijf 1] een overval plaats. In de winkel is op dat moment mevrouw [slachtoffer 1] werkzaam. De dader van de overval is een man wiens gezicht grotendeels is bedekt met een sjaal en een muts. Deze man betreedt de winkel, bedreigt [slachtoffer 1] met een opgeheven mes en roept: "Geld, geld godverdomme". De man verlaat vervolgens de winkel met de kassa onder zijn arm en rijdt weg op een fiets2. Het geldbedrag dat wordt buitgemaakt bedraagt 140 euro3. Buiten de winkel wordt een mes aangetroffen4. Op het heft van dit mes wordt een onvolledig DNA-mengprofiel aangetroffen met daarin kenmerken van tenminste twee personen, waarvan ten minste één man. Het DNA-profiel van verdachte matcht met dit onvolledige DNA-mengprofiel5. Verdachte wordt omstreeks 14.40 uur aangehouden enkele straten verwijderd van de plaats van de overval6.
Het standpunt van de officier van justitie.
Het is wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte de dader is van deze overval.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte dient te worden vrijgesproken. De gevoerde verweren worden hieronder besproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Getuige [getuige 1] ziet de dader wegfietsen op een zwarte mountainbike, met een kassalade onder zijn arm. [getuige 1] rijdt met zijn auto achter de dader aan. Hij beschrijft dat de dader een grijze capuchon over het hoofd draagt en wat langer zwart haar heeft. [getuige 1] gaat naast de dader rijden en roept hem wat dingen toe. De dader laat de kassa vallen en fietst hard weg7. [getuige 1] zegt verdachte met zekerheid te herkennen als de dader van de overval bij een enkelvoudige spiegelconfrontatie op 29 november 20098.
Door de verdediging is aangevoerd dat de bewijswaarde van een enkelvoudige confrontatie gering is en dat het de vraag is in hoeverre de getuige hierbij is gestuurd.
De rechtbank heeft geen aanwijzingen gevonden voor ongerechtigheden rondom het uitvoeren van de spiegelconfrontatie. Het is op zichzelf juist dat aan een herkenning bij een enkelvoudige confrontatie minder gewicht wordt toegekend dan aan een herkenning bij een meervoudige confrontatie, maar dit betekent niet dat het resultaat van een dergelijke confrontatie niet kan bijdragen aan het bewijs.
Enkele minuten na de melding van de overval zien politieagenten verdachte fietsen in de omgeving van de plaats van de overval. Hij rijdt op een zwarte mountainbike en is buiten adem. Verdachte heeft donker haar. Hij draagt een zwarte sjaal en is al fietsend bezig om deze af te doen. Hij is ook bezig om zijn jas uit te doen. Verdachte is gekleed in een zwart lederen jack, een blauw/zwarte spijkerbroek en een grijze sweater met capuchon. Wanneer de agenten naast hem gaan rijden en tot stoppen manen geeft verdachte hieraan geen gevolg9.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zeer kort na de overval in de directe omgeving wordt aangetroffen, terwijl hij voldoet aan het signalement van de dader en terwijl hij zich opvallend gedraagt. De raadsman heeft aangevoerd dat door de getuigen uiteenlopende signalementen worden gegeven, maar de grote gemene deler is dat de dader zich verplaatste op een zwarte mountainbike en was gekleed in een grijs vest met capuchon en een donkere broek en dat hij tijdens de overval een donkere sjaal voor zijn gezicht had.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat de route die de dader na de overval vermoedelijk heeft gefietst niet past bij de plaats waar verdachte is waargenomen. De plekken waar verdachte is waargenomen en waar de dader door getuigen is waargenomen zijn slechts enkele straten van elkaar verwijderd.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij niet wist dat in de auto achter hem politieagenten zaten en dat hij niet heeft gemerkt dat deze hem tot stoppen maanden. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij zijn jas uittrok omdat hij niet wilde dat deze met modder werd bespat. De rechtbank begrijpt dat voor het opmerkelijke gedrag van verdachte meerdere verklaringen kunnen worden bedacht, maar stelt vast dat dit gedrag ook zeer goed passend is bij een dader van een overval die wil ontkomen en herkenning probeert te voorkomen.
De verdachte verklaart dat hij op het moment van de overval op bezoek was bij een kennis samen met [persoon 1]. [Persoon 1] heeft verklaard dat verdachte op 28 november 2009 tot ongeveer 14.45 - 15.00 uur samen met hem aanwezig was in een woning aan de [straatnaam]. De rechtbank hecht geen geloof aan deze verklaring. Verdachte weigert aanvankelijk te zeggen bij wie hij op bezoek zou zijn geweest. Hij noemt de naam van deze getuige voor het eerst in februari 2010. In juni 2010 is deze getuige pas gehoord kunnen worden. Om 14.45 uur was verdachte bovendien reeds aangehouden. [persoon 1] verklaart dat hij gelijktijdig met verdachte de woning heeft verlaten, terwijl verdachte verklaart dat hij alleen is weggegaan. [persoon 1] heeft niet gezien dat verdachte met de fiets was, terwijl verdachte heeft verklaard dat zijn fiets pal voor de woning bij het raam stond. De bewoonster van het huis, [persoon 2] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [persoon 1] bij de voordeur heeft gesproken met een man, maar dat die man niet in de woning is geweest. [persoon 1] heeft verklaard dat de man over wie [persoon 2] spreekt verdachte betreft. Verbalisanten rapporteren dat verdachte op het moment dat zij hem voor het eerst zien buiten adem is. Dit past niet bij de verklaring van verdachte dat hij zojuist was vertrokken bij de woning van een vriend. De rechtbank hecht vanwege de gesignaleerde verschillen maar met name op grond van de verklaring van de bewoonster [persoon 2] geen geloof aan de verklaringen van verdachte en [persoon 1] voor wat betreft het gedurende langere tijd betreden van de woning van die [persoon 2] door verdachte op 28 november 2009.
Getuige [getuige 2] bevond zich ten tijde van de overval voor de belendende winkel en heeft verklaard gezien te hebben dat een man met een grijs vest met capuchon en een donkere broek een mes weggooide en vervolgens wegfietste met een kassa onder zijn arm10. Dit mes is onderzocht. Hoewel vanwege de onvolledigheid van het aangetroffen materiaal geen statistische bewijswaarde kan worden vastgesteld, blijkt het DNA-materiaal te bevatten dat voor zover het kan worden onderzocht kan passen in het DNA-profiel van verdachte.
De rechtbank acht op grond van de aangifte, de verklaring van en de herkenning door getuige [getuige 1], het DNA-spoor dat is aangetroffen op het mes dat door de dader is weggegooid en het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], in onderling verband en samenhang gezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 28 november 2009 te Eindhoven met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassa(lade) (inhoudende een bedrag van eur 140,-), toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte (voorzien van muts en sjaal) de modezaak: "[bedrijf 1] is binnengaan en een opgeheven mes heeft laten zien aan die [slachtoffer 1] en daarbij heeft geroepen: "Geld" en "Geld, godverdomme".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest gevorderd. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de eis in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van het feit, het strafblad van verdachte, de omstandigheid dat verdachte zich in de afrondende fase van een ISD-traject bevindt en de impact op het slachtoffer.
De vordering van de benadeelde partij acht de officier van justitie onvoldoende duidelijk en onderbouwd, hetgeen tot niet-ontvankelijkverklaring dient te leiden.
Van de inbeslaggenomen goederen kunnen het vest, de jas, de broek en de sok worden teruggegeven aan verdachte. De overige inbeslaggenomen goederen dienen te worden verbeurd verklaard.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op de bepleite vrijspraak dient geen strafoplegging te volgen. De benadeelde partij dient niet ontvankelijk te worden verklaard. De inbeslaggenomen goederen dienen te worden teruggegeven aan verdachte, met uitzondering van het mes, want dat behoort hem niet toe.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval. Uit financieel gewin heeft hij gewapend met een mes mevrouw [slachtoffer 1] ernstig bedreigd. De buit bedroeg 140 euro. De financiële schade voor de winkel is vele malen groter en naar algemene ervaringsregels zal het nog een tijd duren voordat mevrouw [slachtoffer 1] weer zonder angst haar werkzaamheden kan verrichten.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij in de eindfase van een ISD-maatregel is overgegaan tot het plegen van een gewapende overval. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte blijft volharden in crimineel gedrag. Dit leidt ertoe dat naar het oordeel van de rechtbank in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal evenwel een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, post 1: het bij de overval ontvreemde kasgeld ad EUR 140,00.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren terzake de overige posten van de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp van welke het feit is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 310, 312.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel:
* Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
* Maatregel van schadevergoeding van EUR 140,00 subsidiair 2 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] van een bedrag van EUR 140,00 (zegge: honderdveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis. Dit bedrag betreft het bij de overval ontvreemde kasgeld. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1],van een bedrag van EUR 140,00 (zegge: honderdveertig euro). Dit bedrag betreft het bij de overval ontvreemde kasgeld.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is, omdat dit deel van de vordering niet eenvoudig van aard is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van het beslag:
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 vest Replay, 1
sjaal en 1 mes.
Teruggave van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 jas, 1 broek, 1 fiets ATB en 1 sok.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. J.D. Streefkerk, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.W.A. Kap-Knippels, griffier,
en is uitgesproken op 13 juli 2010.
1 Voor zover hierna wordt gesproken van Eindpv. wordt hiermee bedoeld een eindproces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche cluster Eindhoven, dossiernummer BVH 2009198311, afgesloten d.d. 15 januari 2010, aantal doorgenummerde pagina's: 76.
2 Eindpv. pag. 24-25 aangifte van [slachtoffer 1].
3 Eindpv. pag. 36 verklaring van [benadeelde partij 1]
4 Eindpv. pag. 54 verklaring van [getuige 2]
5 Eindpv. pag. 64-65 proces-verbaal sporenonderzoek van [verbalisant 3] jo. een rapportage van het Nederlands Forensische Instituut d.d. 07 januari 2010 van dr. Y. van de Wal met zaaknummer 2009.12.03.061.
6 Eindpv. pag. 16 proces-verbaal aanhouding van [verbalisant 2] en [verbalisant 1] jo. pag. 57-58 proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
7 Eindpv. pag. 49-50 verklaring [getuige 1]1]
8 Eindpv. pag. 52-53 verklaring van [getuige 1]n jo. pag. 59 proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] en [verbalisant 4]
9 Eindpv. pag. 57-58 proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] jo. pag. 61 proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4]
10 Eindpv. pag. 54 verklaring van [getuige 2]]
6
Parketnummer: 01/825665-09
[verdachte]