ECLI:NL:RBSHE:2010:BL8620

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/833094-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roofoverval op juwelier in Eindhoven met geweld tegen slachtoffers

Op 24 maart 2010 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte die betrokken was bij een gewelddadige roofoverval op een juwelier in Eindhoven op 18 november 2009. De verdachte, geboren in 1993, werd veroordeeld tot 17 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en verplicht reclasseringscontact. Tijdens de overval werd de juwelier bedreigd met een (ongeladen) pistool en geweld werd gebruikt tegen zowel de mannelijke als vrouwelijke slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat het voorwaardelijk opzet op het geweld wettig en overtuigend was bewezen. De rechtbank heeft uitvoerig stilgestaan bij de beperkingen die aan de verdachte waren opgelegd, waaronder het verbod op contact met zijn moeder, en heeft geoordeeld dat deze beperking niet voldoende was gemotiveerd. Dit leidde tot een vermindering van de straf met een maand. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat ook in de strafmaat is meegenomen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder immateriële en materiële schade, gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde feit en de impact op de slachtoffers, waarbij de rechtbank ook rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/833094-09
Datum uitspraak: 24 maart 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: RIJ Den Hey-Acker locatie Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 maart 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 februari 2010.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 november 2009 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge en/of een of meerdere ring(en) en/of een rol met ketting(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam juwelier] en/of [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
die [slachtoffer2] bij de nek hebben vastgepakt/vastgehouden en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden op (het hoofd van) die [slachtoffer2] en/of (daarbij/vervolgens) die [slachtoffer2] heeft/hebben geduwd en/of geslagen en/of gestompt en/of de woorden toegevoegd dat "hij zou schieten als die [slachtoffer2] niet rustig zou blijven", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of die [slachtoffer1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of die [slachtoffer1] met voornoemd
vuurwapen heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer1] meermalen, althans eenmaal, met een of meer messen, althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), (in zijn lichaam)
heeft/hebben gestoken en/of (daarbij/vervolgens) de keel van die [slachtoffer1] heeft/hebben dichtgeknepen en/of dichtgehouden;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht).
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 18 november 2009 is juwelier [naam juwelier] aan [adres juwelier] te Eindhoven overvallen. Bij deze overal is geweld toegepast op de eigenaren [slachtoffer2] en [slachtoffer1] en hebben de daders een horloge, ringen en kettingen weggenomen.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het aan verdachte tenlastegelegde feit bewezen. Vaststaat dat verdachte een grote rol heeft gehad in de overval. Er is fors geweld gebruikt.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft verklaard dat men had afgesproken dat geen geweld zou worden gebruikt.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt het volgende vast.
Plan
Nadat begin 2009 bij [medeverdachte1] (door zijn medeverdachten ook wel [medeverdachte1] genoemd) het idee ontstond een overval te plegen op [naam juwelier], heeft hij eind oktober 2009 het plan weer opgepakt en heeft hij een analyse gemaakt van de omgeving en de benodigdheden om de overval te plegen2. Verdachte [medeverdachte1] heeft vervolgens anderen, waaronder verdachten [medeverdachte2], [medeverdachte6] en [verdachte] benaderd om de overval samen te plegen3. Verdachte [medeverdachte2] heeft daarna [medeverdachte3] benaderd, omdat [medeverdachte1] iemand voor de overval zocht met een rijbewijs en een auto4. Verdachte [medeverdachte3] heeft vervolgens verdachte [medeverdachte5] (door zijn medeverdachten ook wel [medeverdachte5] genoemd) benaderd5. Allen stemden in.
Het plan luidde als volgt.
Verdachte [medeverdachte4] zou zich voordoen als klant. Hij zou met een horloge, dat hij hiervoor van [medeverdachte1] had gekregen, naar [naam juwelier] gaan om een nieuw horlogebandje te laten aanbrengen6. Eenmaal in de winkel zou hij een sms versturen naar verdachten buiten de winkel om te laten weten dat ze konden binnenkomen, waarna hij door hen zogenaamd zou worden bedreigd met een vuurwapen of een mes7.
Vervolgens zouden verdachten [verdachte], [medeverdachte5] en [medeverdachte6] [naam juwelier] binnengaan. Verdachte [verdachte] had de taak de eigenaren met een (ongeladen) pistool te bedreigen8. Verdachte [medeverdachte6] had de taak de vrouw tegen en stil te houden9. Verdachte [medeverdachte5] had de taak verdachte [medeverdachte4] zogenaamd te bedreigen10.
Verdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2] zouden voor het raam van [naam juwelier] gaan staan, zodat niemand naar binnen kon kijken11.
Verdachte [medeverdachte3] zou verdachten [medeverdachte1] en [medeverdachte2] afzetten en vervolgens in de auto wachten op de parkeerplaats achter de juwelier12. Voorts acht de rechtbank, gezien de plaats en het plan om via de achterdeur van [naam juwelier] de winkel te verlaten, aannemelijk dat de auto van [medeverdachte3] tevens zou worden gebruikt als vluchtauto dan wel om de buit te vervoeren. Dit wordt ondersteund door de verklaringen van verdachten [medeverdachte4] en [verdachte] inhoudende respectievelijk dat de spullen in de auto zouden worden geladen en dat verdachte [medeverdachte3] klaar zou staan om hem en de verdachten [medeverdachte6] en [medeverdachte5] weg te brengen13 14.
Verdachten [verdachte], [medeverdachte6] en [medeverdachte5] moesten de eigenaren onder bedreiging van een mes en een (ongeladen) pistool overmeesteren, deze mensen vastbinden met tie-rips dan wel tape, de rolluiken dicht doen, goud en geld (uit de kluis) meenemen, via de achterdeur naar buiten gaan en de spullen inladen in de auto15.
Meer in het bijzonder acht de rechtbank de volgende verklaringen van belang. Verdachte [medeverdachte2] heeft verklaard dat verdachte [medeverdachte6] de vrouw van de juwelier bij de mond zou pakken, zodat zij niets meer kon zeggen, dat de derde persoon de mond van de vrouw zou dicht tapen en dat verdachte [verdachte] onder bedreiging van een (ongeladen) vuurwapen de juwelier zou dwingen om de kluis te openen.16
Verdachte [medeverdachte4] heeft verklaard dat hij wist dat een (ongeladen) wapen, een mes en tie-rips zouden worden gebruikt, dat verdachte [verdachte] de vrouw onder schot zou houden, dat verdachte [medeverdachte6] de vrouw in bedwang zou houden, dat verdachte [medeverdachte5] de man onder controle zou brengen en dat de eigenaren zouden worden vastgebonden.17
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij wist dat verdachten [medeverdachte5] en [medeverdachte6] een mes bij zich hadden, dat hij de juwelier zou bedreigen met een (ongeladen) pistool, dat verdachte [medeverdachte6] de vrouw voor zijn rekening zou nemen, dat beiden vervolgens zouden worden getaped.18
Verdachte [medeverdachte6] heeft verklaard dat een (ongeladen) vuurwapen zou worden gebruikt om de eigenaren in bedwang te houden, dat zij de eigenaren moesten aanpakken en bedreigen en heel de juwelier leeghalen19.
Verdachte [medeverdachte3] heeft verklaard dat verdachte [medeverdachte5] een mes had meegenomen, dat verdachte [verdachte] een (ongeladen) pistool had om de juwelier onder schot te houden, dat verdachte [medeverdachte6] de vrouw met zijn forse lichaam in bedwang moest houden, dat verdachte [medeverdachte6] (voor de zekerheid) wel een mes bij zich had en dat is gesproken over het vastbinden van de eigenaren met tape20.
Alle verdachten zouden delen in de buit. Uit de onderscheidenlijke verklaringen van de verdachten blijkt dat [medeverdachte3] € 5.000,- zou ontvangen21, [medeverdachte2] € 5.000,-22, [medeverdachte6] € 5.000,-23, [verdachte] € 5.000,-24 en [medeverdachte4] € 10.000,-25.
Verdachte [medeverdachte1] heeft de andere verdachten eerst gezamenlijk bijgepraat en later apart instructies gegeven26.
Uitvoering
Op 18 november 2009 zijn de verdachten vanuit de woning waar [medeverdachte1] verbleef ('de studio') naar [naam juwelier] gegaan. Verdachten [medeverdachte3] en [medeverdachte2] en [medeverdachte1] met de auto en de rest van de verdachten te voet27. De auto is geparkeerd op de parkeerplaats achter de [naam juwelier]. Verdachte [me[medeverdachte3]rdachte3] is in de auto achtergebleven en verdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte1] zijn richting [naam juwelier] gelopen28. Voor [naam juwelier] troffen zij de verdachten [verdachte], [medeverdachte4], [medeverdachte6] en [medeverdachte5]29.
Vervolgens is verdachte [medeverdachte4] [naam juwelier] binnengegaan, heeft gevraagd naar een horloge bandje en kettingen en heeft een sms verstuurd naar zijn medeverdachten om door te geven dat ze naar binnen konden gaan30.
Hierop zijn verdachten [medeverdachte6], [verdachte] en [medeverdachte5] [naam juwelier] binnengegaan31. Verdachten [medeverdachte6] en [medeverdachte5] hadden ieder een mes32 en verdachte [verdachte] had een (ongeladen) pistool33. In [naam juwelier] hebben zich verschillende worstelingen voorgedaan.
[slachtoffer2] heeft verklaard dat zij door een overvaller bij haar nek is vastgepakt en is vastgehouden, dat een overvaller een vuurwapen op haar hoofd heeft gericht en gericht gehouden, dat een overvaller haar heeft geduwd, geslagen en gestompt en dat door een van de overvallers tegen haar is gezegd dat 'hij zou schieten als zij niet rustig zou blijven'34. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk, mede gezien de verklaringen over de gang van zaken binnen in de winkel van verdachten [verdachte]35 en [medeverdachte6]36 inhoudende dat eerst verdachte [medeverdachte6] [slachtoffer2] heeft vastgepakt en later verdachte [verdachte] en dat verdachte [verdachte] een (ongeladen) pistool bij zich had en tegen het hoofd van de vrouw heeft gehouden en heeft gezegd dat ze rustig moest blijven.
[slachtoffer1] heeft verklaard dat twee mannen zijn zaak binnenkwamen, dat zij hun gezicht bedekt hadden en dat ze wapens bij zich hadden. Hij zag dat ze een vuurwapen op hem richtten. Hij is door twee mannen aangevallen. Zij hebben hem geslagen, zijn keel dichtgeknepen en hem met een mes gestoken. Een man ging op hem liggen en begon in zijn linkerarm te steken. Hij pakte diens rechterhand met daarin het mes vast. Deze man kneep zijn keel dicht. Vervolgens heeft de andere man hem gestoken.37 De verklaring van [slachtoffer1] wordt ondersteund door verschillende verklaringen van de verdachten. Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij de juwelier heeft geslagen, dat [medeverdachte5] met de juwelier in gevecht was en dat hij heeft gezien dat [medeverdachte5] de juwelier heeft gestoken met een mes38. [medeverdachte3]39, [medeverdachte2]40 en [medeverdachte1]41 hoorden na de overval van medeverdachte [medeverdachte5] dat hij de juwelier verschillende keren had gestoken. Uit de medische verklaring blijkt dat aan [slachtoffer1] steekwonden zijn toegebracht onder andere in de buikstreek, op het boven- en onderbeen, op de rug, elleboog en heup. Ook worden wurgtekenen op de hals geconstateerd42. De behandelend geneesheer heeft verklaard dat [slachtoffer1] een operatie heeft moeten ondergaan, dat hij twee weken op de intensive care heeft gelegen en dat hij voor verder herstel enige tijd in het ziekenhuis heeft moeten verblijven43.
Gelet op de verklaring van [slachtoffer1] acht de rechtbank het aannemelijk dat [slachtoffer1] door twee personen, waaronder verdachte [medeverdachte5], is gestoken. De rechtbank heeft niet vast kunnen stellen wie die tweede man is geweest. Verdachte [medeverdachte6] had een mes en uit het signalement dat [slachtoffer2] geeft over de tweede man zou kunnen worden afgeleid dat ook verdachte [medeverdachte6] met haar man heeft gevochten44. Verdachten [verdachte] en [medeverdachte6] ontkennen dit echter. Verdachte [verdachte] heeft wel met de man gevochten, maar vast staat dat hij geen mes bij zich had. Verdachte [medeverdachte5] heeft geen verklaring afgelegd. Hij is niet gehoord omdat hij, zo blijkt uit de verklaring van de officier van justitie, voortvluchtig is.
Verdachte [medeverdachte6] en verdachte [verdachte] hebben een horloge, ringen en kettingen weggenomen45. Verdachte [medeverdachte4] heeft tijdens de overval in de winkel op de grond gelegen46. Vervolgens zijn alle verdachten de winkel uitgevlucht.
Verdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte1] zijn nadat verdachten [verdachte], [medeverdachte6] en [medeverdachte5] in de winkel waren, naar de winkel gelopen. Zij hebben gezien wat zich binnen in de winkel heeft afgespeeld en zijn toen zij zagen dat het fout ging naar verdachte [medeverdachte3] gegaan en zijn in zijn auto weggereden47.
Verdeling van de buit
Verdachte [medeverdachte2] heeft voor zijn aandeel in de overval € 400,- van [medeverdachte1] gekregen waarvan hij de helft moest geven en heeft gegeven aan verdachte [medeverdachte3]48.
Verdachte [medeverdachte3] heeft voor zijn aandeel in de overval € 200,- ontvangen49.
Verdachte [verdachte] heeft voor zijn aandeel in de overval € 50,- van [medeverdachte1] gekregen en een horloge ter waarde van € 239,- 50.
Verdachte [medeverdachte6] heeft verklaard een deel van de door hem weggenomen goederen op zijn vlucht te hebben verloren en de ring te hebben verkocht51.
Verdachte [medeverdachte4] heeft voor zijn aandeel in de overval, hoewel hem dat wel is toegezegd, geen geld ontvangen52.
Strekt de opzet zich ook uit tot de geweldshandelingen?
Met betrekking tot het verweer dat het opzet van verdachte niet was gericht op het tenlastegelegde geweld overweegt de rechtbank als volgt.
In zijn algemeenheid geldt dat bij een roofoverval op een winkel op voorhand niet duidelijk is hoe de reactie zal zijn van de personen die zich in de winkel bevinden. Ook is niet te voorspellen hoe de daders zich in deze spanningsvolle en veelal chaotische situatie reageren. Ook al wordt van te voren afgesproken dat geen geweld zal worden gebruikt dan nog bestaat de aanmerkelijke kans dat geweld wordt toegepast en dat de meegebrachte wapens daadwerkelijk worden gebruikt.
Uit de feiten die hiervoor zijn weergegeven volgt naar het oordeel van de rechtbank dat alle verdachten op de hoogte waren van het feit dat bij de overval gebruik zou worden gemaakt van een (ongeladen) pistool en messen om de eigenaren van [naam juwelier] te bedreigen, alsook dat zij moesten worden vastgebonden en onder controle gehouden. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat verdachten welbewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat geweld tegen de eigenaren van [naam juwelier] zou worden gebruikt. Dat vooraf zou zijn afgesproken dat geen geweld zou worden toegepast en dat verdachte (wellicht) om die reden heeft meegedaan aan de overval, maakt het voorgaande niet anders, aangezien dit geweld voor allen voorzienbaar was gelet op het doel waarvoor de wapens werden meegenomen en de mogelijkheid van verzet van de juwelier en zijn vrouw waarmee zij rekening hebben moeten houden.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de bewezenverklaring dat verdachte heeft deelgenomen aan de roofoverval op de juwelier.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 18 november 2009 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge en ringen en kettingen, toebehorende aan [naam juwelier] en/of [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1] en [slachtoffer2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
die [slachtoffer2] bij de nek hebben vastgepakt/vastgehouden en een vuurwapen gericht en
gericht hebben gehouden op het hoofd van die [slachtoffer2] en die [slachtoffer2] hebben geduwd en geslagen en gestompt en de woorden toegevoegd dat "hij zou schieten als die [slachtoffer2]
niet rustig zou blijven", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
die [slachtoffer1] meermalen met een mes in zijn lichaam hebben gestoken en de keel van die [slachtoffer1] hebben dichtgeknepen en dichtgehouden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geëist:
- jeugddetentie voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de duur van het reeds ondergane voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren met de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen hem in het kader van jeugdreclassering te geven door of namens het Bureau Jeugdzorg, uit te voeren door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, ook als dit de maatregel hulp en steun inhoudt;
- gedeeltelijke toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] tot een bedrag van € 2.500,- ter zake immateriële schade, het overig gevorderde niet-ontvankelijk, voor welk bedrag verdachte hoofdelijk aansprakelijk is, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- gedeeltelijke toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] tot een bedrag van € 5.130,- (€ 5.000,- immateriële schade en € 130,- materiële schade), het overig gevorderde niet-ontvankelijk, voor welk bedrag verdachte hoofdelijk aansprakelijk is, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- gehele toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [naam juwelier] v.o.f. voor een bedrag van € 1.892,-, voor welk bedrag verdachte hoofdelijk aansprakelijk is, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
In reactie op het hierna weergegeven standpunt van de verdediging heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het verweer betreffende het bevel beperkingen heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte niet in zijn belang is geschaad, omdat de verlenging van het bevel weliswaar is verleend voor veertien dagen, maar dat de verlenging feitelijk slechts acht dagen heeft geduurd.
Ten aanzien van het onderzoek schorsingsvoorwaarden heeft de officier van justitie aangevoerd dat zij niet verplicht is om in alle gevallen de jeugdreclassering op te dragen een onderzoek schorsingsvoorwaarden te verrichten. In de onderhavige situatie was een dergelijke opdracht zinloos, omdat, gelet op de ernst van het feit waarvan verdachte werd verdacht, schorsing van de voorlopige hechtenis niet aan de orde was.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat in de periode van 3 december 2009 tot en met 18 december 2009 ten onrechte in het contact met de moeder van verdachte is beperkt dan wel dat hem dat contact is ontzegd. Bovendien is naar zijn mening de verlenging van het bevel beperkingen van 10 december 2009 ten onrechte verlengd met veertien dagen, terwijl aan de vordering tot het afgeven van het bevel een verzoek van de politie ten grondslag lag voor verlenging met slechts 8 dagen. De raadsman heeft het bezwaarschrift tegen het bevel beperkingen ingetrokken, omdat de beperkingen zouden zijn opgeheven voordat behandeling zou plaatsvinden.
Omdat verdachte door deze gang van zaken in zijn belang is getroffen vraagt hij de rechtbank bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening te houden met deze gang van zaken.
Ook de omstandigheid dat de officier van justitie geen gehoor heeft gegeven aan zijn verzoek om de jeugdreclassering op te dragen onderzoek te doen naar eventuele schorsingsvoorwaarden zou moeten leiden tot strafvermindering. De raadsman verwijst daarbij naar artikel 493 van het Wetboek van Strafvordering waarin de wetgever de rechter opdraagt om indien hij de voorlopige hechtenis beveelt na te gaan of het bevel kan worden geschorst. Door de houding van de officier van justitie wordt het de verdediging onmogelijk gemaakt een onderbouwd schorsingsverzoek in te dienen.
Ten slotte heeft de raadsman er op gewezen dat, mede gezien de over verdachte opgemaakte rapportages, de gevorderde straf niet passend is. De raadsman heeft in dit verband gewezen op een vergelijkbare casus ter zake waarvan de rechtbank (uitspraak van 8 maart 2010) een minder zware straf heeft opgelegd. Volgens de raadsman is het niet wenselijk dat verdachte nog (langer) blijft vastzitten, want nu is het nog mogelijk te investeren in zijn behandeling en begeleiding, terwijl hulpverlenging moet worden geboden.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
Strafverzwarend
De rechtbank rekent het verdachte zeer zwaar aan dat hij tezamen met zijn medeverdachten uit puur winstbejag een brutale overval heeft gepleegd waarbij vooral tegen [slachtoffer1] op een buitensporige wijze geweld is toegepast door hem meermalen met een mes te steken. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring en de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding blijkt dat de overval een zeer traumatische ervaring is geweest voor beide slachtoffers en een grote impact heeft gehad op het leven van de slachtoffers en op hun gezin. [slachtoffer1] ondervindt nog dagelijks de fysieke gevolgen van het toegebrachte letsel en hij is psychisch nog steeds niet in staat zijn werk in zijn zaak te hervatten. Ook [slachtoffer2] heeft uiteengezet dat zij aan de overval nekletsel en psychische problemen heeft overgehouden en waarvoor zij respectievelijk nog steeds pijnstillers slikt en onder behandeling is bij een psycholoog. Verdachte heeft zich in het geheel niet bekommerd om het lot en het leed van de eigenaren van [naam juwelier]. Strafverzwarend is bovendien dat aan de overval een periode van voorbereiding is voorafgegaan, dat verdachte de overval in georganiseerd verband heeft gepleegd en willens en wetens overeenkomstig een vooropgezet plan zijn rol heeft vervuld. De overval heeft voorts grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap. Het kennelijke gemak waarmee verdachte en zijn medeverdachten tot het plegen van deze overval zijn overgegaan is zorgwekkend en roept binnen de maatschappij gevoelens van onveiligheid op.
Voor zover verdachte heeft aangevoerd dat in het plan geen geweld zou worden gebruikt overweegt de rechtbank, in aanvulling op hetgeen hiervoor reeds over het opzet op de geweldshandelingen is overwogen, dat verdachte één van de drie overvallers is geweest die daadwerkelijk de juwelierszaak is binnengegaan met een (ongeladen)pistool in zijn hand en die geweld hebben toegepast. Zijn rol was dus groot en van wezenlijk belang.
Strafverminderend
Over verdachte is ten behoeve van onderhavige strafzaak door [psycholoog], Gz-psycholoog/rapporteur Pro Justitia, een psychologisch rapport opgemaakt van 26 februari 2010. Voorts is door de gezinsvoogd van verdachte en haar collega van de William Schrikker Groep ten behoeve van onderhavige strafzaak een rapportage opgesteld waarin onder meer een strafadvies wordt gegeven. Tevens heeft de Raad voor de Kinderbescherming bij brief van 28 december 2009 bericht dat de Raad zich kan verenigen met de rapportage uitgebracht ten behoeve van de raadkamerzitting van 5 januari 2010 door bedoelde gezinsvoogd en haar collega van de William Schrikker Groep.
Ten slotte hebben ter terechtzitting de gezinsvoogd van verdachte en de heer [medewerker RvdK], van de Raad voor de Kinderbescherming hun zienswijze met betrekking tot een eventuele straf uiteengezet.
In evenbedoeld psychologisch rapport wordt geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, dat in cognitief opzicht sprake is van een licht verstandelijke handicap/beperking met kenmerken van een aandachtstekortstoornis en dat er kenmerken zijn van een reactieve hechtingsstoornis, die zich voor verdachte onder meer uit in de neiging het de ander naar de zin te maken/zich volgend op te stellen. In het rapport wordt geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen met betrekking tot het hem tenlastegelegde.
De rechtbank neemt deze conclusies over, maakt het advies tot de hare en zal hiermee in voor verdachte positieve zin rekening houden bij het opleggen van de straf.
In bedoeld psychologisch rapport wordt de rechtbank tevens in overweging gegeven om verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Dit heeft de voorkeur boven een voorwaardelijke jeugddetentie, omdat een mogelijk verblijf van verdachte in een justitiële jeugdinrichting minder geschikt is, gezien zijn kwetsbaarheid en grote beïnvloedbaarheid. Ook de gezinsvoogd en de Raad voor de Kinderbescherming adviseren de rechtbank om verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
De rechtbank neemt dit advies niet over. Gezien de aard en de ernst van het gepleegde strafbare feit, het letsel dat aan het slachtoffer is toegebracht en de rol die verdachte in de overval heeft vervuld, is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke taakstraf dan wel uitsluitend een voorwaardelijke jeugddetentie niet op zijn plaats zijn. De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Wel houdt de rechtbank in voor verdachte positieve zin rekening met zijn jonge leeftijd en de omstandigheid dat hij, mede gezien deze jonge leeftijd en zijn beperkte verstandelijke vermogens, door zijn oudere mededaders onder druk is gezet mee te doen aan de overval en hieraan onvoldoende weerstand heeft kunnen bieden. De rechtbank zal daarom een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat de gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de hiervoor weergegeven persoonlijke omstandigheden van verdachte en dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen jeugddetentie zal de rechtbank bepalen dat dit deel van deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Bevel beperkingen
De feitelijke gang van zaken met betrekking tot het bevel beperkingen is de volgende.
Op 3 december 2009 heeft de rechter-commissaris een bevel beperkingen afgegeven waarin was bepaald dat verdachte in het belang van het onderzoek tot 10 december 2009:
- geen bezoek mocht ontvangen met uitzondering van bezoek van zijn raadsman en de reclasseringsambtenaar;
- geen telefonisch contact mocht hebben met uitzondering van telefonisch contact zijn raadsman, justitiële autoriteiten, zijn moeder en zijn gezinsvoogdes;
- geen brieven mocht verzenden of ontvangen met uitzondering van correspondentie met zijn raadsman en justitiële autoriteiten;
- geen contact mocht hebben met zijn medegedetineerden.
Op verzoek van de officier van justitie heeft de rechter-commissaris op 9 december 2009 het bevel verlengd tot 24 december 2009. Het bevel bevatte dezelfde beperkingen met dit verschil dat ook met de moeder en de gezinsvoogd niet mocht worden getelefoneerd.
Op 14 december 2009 is dit belverbod voor de moeder en gezinsvoogd alsnog geschrapt uit het bevel beperkingen.
Op 18 december 2009 is het bevel beperkingen opgeheven.
De wettelijke regeling is als volgt.
Tot inwerkingtreding van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) (2000) was het contact tussen ouders en jeugdige geregeld in artikel 490 Wetboek van Strafvordering juncto artikel 50 van het Wetboek van strafvordering. In artikel 490 Wetboek van Strafvordering was voor alle jeugdige verdachten bepaald dat indien hun vrijheid was ontnomen, artikel 50 Wetboek van Strafvordering ten aanzien van hun ouders van overeenkomstige toepassing was. Artikel 50 Wetboek van Strafvordering regelt het vrij verkeer tussen verdachte en zijn raadsman. Na inwerkingtreding van de Bjj is de regeling van het contact tussen ouders en jeugdigen die zich in de justitiële jeugdinrichting bevinden in de Bjj geregeld. Voor jeugdigen die niet in een justitiële jeugdinrichting verblijven, maar bijvoorbeeld in een politiecel, geldt artikel 490 Wetboek van Strafvordering nog steeds. Blijkens de Memorie van Toelichting heeft de wetgever met de wetswijziging daarmee niet beoogt de positie van de ouders te wijzigen.
Het contact tussen de buitenwereld en een jeugdige die, zoals verdachte, in het kader van de voorlopige hechtenis in een justitiële jeugdinrichting verblijft, is geregeld in de artikelen 41 tot en met 45 van de Bjj. Ouders behoren evenals raadslieden tot de zogeheten geprivilegieerde personen. Het is hun in beginsel toegestaan om vrijelijk contact te onderhouden met de jeugdige. Het contact in de vorm van telefonisch contact, bezoek, correspondentie kan hen slechts in zeer bijzondere omstandigheden worden onthouden.
Blijkens de Memorie van Toelichting ligt aan de regeling in de Bjj mede ten grondslag het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind op grond waarvan beperking van het contact tussen ouders en kinderen slechts is toegestaan in uitzonderlijke omstandigheden.
De rechtbank is van oordeel dat de hierboven weergegeven regeling in acht genomen dient te worden bij het opleggen van beperkingen in het belang van het onderzoek.
Het bevel beperkingen van 3 december 2009, noch het bevel van 9 december 2009 geeft een bijzondere motivering voor de noodzaak van het beperken van het contact tussen verdachte en zijn moeder. Ook in de aan de aan de rechter-commissaris gerichte vordering van de officier van justitie en het aan deze vordering ten grondslag liggende verzoek van de politie wordt daarvoor geen reden aangevoerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in de periode 3 december tot 18 december 2009 het contact tussen verdachte en zijn moeder zonder afdoende motivering aan beperkingen is onderworpen.
In het voorgaande ziet de rechtbank, mede gezien de jeugdige leeftijd en de persoon van verdachte, aanleiding de op te leggen jeugddetentie met een maand te verminderen.
(Geen) onderzoek naar schorsingsvoorwaarden
Ten aanzien van het verweer betreffende het niet verrichten van onderzoek naar de schorsingsvoorwaarden wordt als volgt overwogen.
In artikel 493 Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de rechter indien hij de voorlopige hechtenis van verdachte beveelt, nagaat of het bevel voorlopige hechtenis kan worden geschorst. Hoewel het in de meeste situaties gewenst is dat voorafgaand aan een eventuele schorsing een onderzoek schorsingsvoorwaarden wordt uitgevoerd door de jeugdreclassering, kan naar het oordeel van de rechtbank de verdediging aan de wet niet een algemeen recht ontlenen op een dergelijk onderzoek. Wel is het noodzakelijk om de raadsman welwillend tegemoet te treden, omdat hij, gelet op het belang dat de rechter-commissaris en de rechtbank in het algemeen hechten aan het advies van de jeugdreclassering, voor de onderbouwing van het verzoek tot schorsing, een rapportage van de jeugdreclassering nodig heeft. Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de wenselijkheid van schorsing kan daarbij niet alleen maatgevend zijn.
In de onderhavige zaak heeft de jeugdreclassering voorafgaand aan de voorgeleiding bij de rechter-commissaris en de behandeling van de vordering gevangenhouding en verlenging van de gevanghouding de rechter geadviseerd verdachte niet te schorsen uit de voorlopige hechtenis. In haar rapportage van 22 december 2009, 28 december 2009 en 1 februari 2010 heeft de jeugdreclassering geadviseerd de gedragskundige rapportage van de psycholoog af te wachten, omdat, gelet op de persoonlijke situatie van verdachte een goed plan noodzakelijk was. De officier van justitie heeft daarom in redelijkheid het verzoek van de raadsman kunnen afwijzen. Dit strafmaatverweer van de raadsman wordt verworpen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2].
De benadeelde partij [slachtoffer2] heeft een civiele vordering ingediend voor een totaalbedrag van € 2.635,-, bestaande uit € 135,- voor een broek en een tuniek en € 2.500,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de immateriële schade en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij ten aanzien van materiële schade, omdat dit deel van de vordering niet voldoende duidelijk en eenvoudig van aard is voor een behandeling in het strafproces.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
De benadeelde partij [slachtoffer1] heeft een civiele vordering ingediend voor een totaalbedrag van € 9.679,66,-, bestaande uit € 15,- voor een overhemd, € 100,- voor een pantalon, € 15,- voor ondergoed, € 200,- voor schoenen, € 849,66 voor kosten van rechtsbijstand en € 8.500,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,-, toewijzing van de materiële schade tot een bedrag van € 130,- met uitzondering van de schoenen ten aanzien waarvan de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voorts niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand, omdat dit deel van de vordering niet voldoende duidelijk en eenvoudig van aard is voor een behandeling in het strafproces.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schade € 5.000,- en materiële schade de post overhemd, pantalon, ondergoed en schoenen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de overige onderdelen van de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding, te weten de kosten voor rechtsbijstand en de immateriële schade voor zo ver deze het bedrag van € 5.000,- te boven gaat.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van de benadeelde partij [naam juwelier] v.o.f..
De benadeelde partij [naam juwelier] v.o.f. heeft een civiele vordering ingediend voor een bedrag van € 1.892,38,-, bestaande uit € 1.500,- voor eigen risico schadeverzekering en € 392,38 voor een no-claim bonus.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde partijen hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregelen:
Jeugddetentie voor de duur van 17 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
en de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen van de gezinsvoogd en de aanwijzingen die hem in het kader van jeugdreclassering worden gegeven door of namens het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG Eindhoven (uit te voeren door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering).
Verleent opdracht aan voornoemd Bureau om aan de veroordeelde terzake van de naleving van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 2635,00 subsidiair 36 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2],van een bedrag van EUR 2.635,- (zegge: tweeduizendzeshonderdenvijfendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.500,- immateriële schade en EUR 135,- materiële schade (post broek en tuniek).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer2] van een bedrag van EUR 2.635,- (zegge: tweeduizendzeshonderdenvijfendertig euro), te weten EUR 2.500,- immateriële schade en EUR 135,- materiële schade (post broek en tuniek).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 5330,00 subsidiair 61 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] van een bedrag van EUR 5.330,- (zegge: vijfduizenddriehonderdendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 61 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 5.000,- immateriële schade en EUR 330,- materiële schade (post overhemd, pantalon, ondergoed, schoenen).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer1] van een bedrag van EUR 5.330,- (zegge: vijfduizenddriehonderdendertig euro), te weten EUR 5.000,- immateriële schade en EUR 330,- materiële schade (post overhemd, pantalon, ondergoed, schoenen).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, te weten de kosten voor rechtsbijstand en het overige gevorderde aan immateriële schade, niet ontvankelijk is.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1892,38 subsidiair 28 dagen jeugddetentie.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam juwelier] v.o.f. ,van een bedrag van EUR 1.892,38 (zegge: eenduizendachthonderdentweeënnegentig euro en achtendertig cent), ter zake materiële schade (post eigen risico schadeverzekering en no-claim bonus), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam juwelier] v.o.f. van een bedrag van EUR 1.892,38 (zegge: eenduizendachthonderdentweeënnegentig euro en achtendertig cent), ter zake materiële schade (post eigen risico schadeverzekering en no-claim bonus).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter, tevens kinderrechter-plaatsvervanger,
mr. J.G. Vos en mr. A. Venekamp, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans-Jongeneelen, griffier,
en is uitgesproken op 24 maart 2010.
1 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer2], proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Eindhoven, met dossiernummer PL2200/2009.192908, afgesloten en ondertekend op 5 februari 2010 (hierna verder genoemd: PV), p. 476 en proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], PV, p. 505.
2 Verklaring van [medeverdachte1], PV, p. 764.
3 Verklaring van medeverdachte [medeverdachte6], PV, p. 830, verklaring van verdachte, PV, p. 873.
4 Verklaring van medeverdachte [medeverdachte3], PV, p. 663.
5 Verklaring van verdachte, PV, p. 873, verklaring medeverdachte [medeverdachte4], PV, p. 933.
6 Verklaring medeverdachte [medeverdachte4], afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 3 december 2010.
7 Verklaring medeverdachte [medeverdachte4], PV, p. 919 en 938.
8 Verklaring verdachte, PV, p. 874.
9 Verklaring medeverdachte [medeverdachte6], PV, p. 826.
10 Verklaring verdachte, PV, p. 875 en verklaring medeverdachte [medeverdachte3], PV, p. 660.
11 Verklaring medeverdachte [medeverdachte2], PV, p. 693.
12 Verklaring medeverdachte [medeverdachte3], PV, p. 660.
13 Verklaring medeverdachte [medeverdachte4], PV, p. 919.
14 Verklaring verdachte, PV, p. 875.
15 Verklaring medeverdachte [medeverdachte4], PV, p. 919 en 937, verklaring medeverdachte [medeverdachte2], PV, p. 693, verklaring verdachte, PV, p. 874 en 875, verklaring medeverdachte [medeverdachte6], PV, p. 826, verklaring medeverdachte [medeverdachte3], PV, p. 671.
16 Verklaring medeverdachte [medeverdachte2], PV, p. 693.
17 Verklaring medeverdachte [medeverdachte4], PV, p. 919 en 937.
18 Verklaring verdachte, PV, p. 874 en 875.
19 Verklaring medeverdachte [medeverdachte6], PV, p. 826, 829.
20 Verklaring medeverdachte [medeverdachte3], PV, p. 670 en 671.
21 Verklaring medeverdachte [medeverdachte3], PV, p. 663.
22 Verklaring medeverdachte [medeverdachte2] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 1 december 2009.
23 Verklaring medeverdachte [medeverdachte6], PV, p. 826.
24 Verklaring verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 3 december 2009.
25 Verklaring medeverdachte [medeverdachte4], PV, p. 916.
26 Verklaring verdachte, PV, p. 874, verklaring medeverdachte [medeverdachte1], PV, p. 765 en verklaring medeverdachte [medeverdachte2], PV, p. 707.
27 Verklaring medeverdachte [medeverdachte2], PV, p. 693.
28 Verklaring medeverdachte [medeverdachte3], PV, p. 658 en verklaring medeverdachte [medeverdachte2], PV, p. 693.
29 Verklaring medeverdachte [medeverdachte2], PV, p. 693.
30 Verklaring medeverdachte [medeverdachte4], PV, p. 938.
31 Verklaring medeverdachte [medeverdachte6], PV, p. 826 en verklaring verdachte, PV, p. 876.
32 Verklaring medeverdachte [medeverdachte4], PV, p. 937 en verklaring verdachte, PV, p. 875.
33 Verklaring verdachte, PV, p. 876.
34 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer2], PV, p. 477, 478 en 479.
35 Verklaring verdachte, PV, p. 876.
36 Verklaring medeverdachte [medeverdachte6], PV, p. 826 en 833.
37 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], PV, p. 507.
38 Verklaring verdachte, PV, p. 876.
39 Verklaring medeverdachte [medeverdachte3], PV, p. 672.
40 Verklaring medeverdachte [medeverdachte2], PV, p. 708.
41 Verklaring medeverdachte [medeverdachte1], PV, p. 803.
42 Aanvraagformulier medische informatie betreffende [slachtoffer1] d.d. 9 december 2009, PV, p. 511.
43 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige1], opgemaakt, gesloten en ondertekend door [naam hoofdagent], hoofdagent, Gezamenlijke Recherche Eindhoven op 9 maart 2010.
44 Verklaring getuige [slachtoffer2], PV, p. 487.
45 Verklaring verdachte, PV, p. 877 en verklaring medeverdachte [medeverdachte6], PV, p. 830.
46 Verklaring medeverdachte [medeverdachte4], PV, p. 921.
47 Verklaring medeverdachte [medeverdachte2], PV, p. 708 en verklaring medeverdachte [medeverdachte1], PV, p. 749.
48 Verklaring medeverdachte [medeverdachte2], PV, p. 718 en verklaring medeverdachte [medeverdachte3], PV, p. 658 en 660.
49 Verklaring medeverdachte [medeverdachte3], PV, p. 672.
50 Verklaring verdachte, PV, p. 878.
51 Verklaring medeverdachte [medeverdachte6], PV, p. 830.
52 Verklaring medeverdachte [medeverdachte4], PV, p. 933.
??
??
18
Parketnummer: 01/833094-09
[verdachte]