vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825616-09
Datum uitspraak: 22 februari 2010
Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: PI [adres PI].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 februari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 januari 2010.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting gewijzigd.
Na deze wijziging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 29 oktober 2009, te Rotterdam en/of Breda en/of Eindhoven, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, en/of met het oogmerk die [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) met
voornoemd opzet:
-die [slachtoffer 1] laten plaatsnemen en/of meegenomen in een (personen)auto, en/of
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat er niets zou gebeuren als hij mee zou werken, en/of
-die [slachtoffer 1] gedreigd te slaan, en/of
-een dreigende sfeer gecreëerd en/of in stand gehouden waardoor die [slachtoffer 1] enige tijd werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en/of te gaan en staan waar hij wilde, en/of
met voornoemd oogmerk die [slachtoffer 1] gedwongen zijn paspoort af te geven/ter beschikking te stellen aan verdachte en/of een van zijn mededader(s) en/of de [electronicazaak] in te gaan en/of (om) een of meer goederen, te weten televisies te kopen/betalen en/of een schuld aan te gaan bij [Kredietmaatschappij];
(artikel 282/282a wetboek van strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 29 oktober 2009, te Rotterdam en/of Breda en/of Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van twee televisies, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] of de [electronicazaak], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of [slachtoffer 1] te dwingen tot het aangaan van een schuld (bij [Kredietmaatschappij]), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
-die [slachtoffer 1] heeft laten plaatsnemen en/of meegenomen in een (personen)auto, en/of
-tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat er niets zou gebeuren als hij mee zou werken, en/of
-die [slachtoffer 1] heeft gedreigd te slaan en/of een gebalde vuist heeft getoond, en/of
-tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd en/of gezegd dat hij zijn mond moest houden, en/of
-een dreigende sfeer heeft gecreëerd en/of in stand gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 317 jo 45 wetboek van strafrecht)
Meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 29 oktober 2009 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de [electronicazaak] te bewegen tot de afgifte van twee televisies, ik elk geval van enig goed, en/of [Kredietmaatschappij] te bewegen tot de afgifte van (een) geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich tegenover een (verkoop)medewerker van de [electronicazaak] voorgedaan als (een) koper(s) en/of (daarbij) opgegeven woonadres [straatnaam] te Breda en/of als woonlasten 400 euro per maand en/of als netto inkomen (per maand) 2.000 euro en/of als beroep las(ser) en/of als dienstverband full time werknemer bij [naam bedrijf] te Eindhoven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 326 jo 47 jo. 45 Sr)
2.
[slachtoffer 2],
op of omstreeks 1 september 2009, te Eindhoven, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de [electronicazaak] heeft bewogen tot de afgifte van twee (Samsung) televisies, in elk geval van enig goed, en/of [Kredietmaatschappij] heeft bewogen tot de
afgifte van (een) geld(bedrag), te weten 4714 euro, althans een geldbedrag, hebbende hij, [slachtoffer 2], met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich tegenover een (verkoop)medewerker van de [electronicazaak] voorgedaan als een koper en/of (daarbij) opgegeven het woonadres [straatnaam] te Eindhoven en/of als woonlasten 450 euro per maand en/of als netto inkomen (per maand) 2.000 euro en/of als beroep stucadoor en/of als dienstverband full time werknemer bij [naam bedrijf] te Nijmegen, en zodoende de [electronicazaak] en/of [Kredietmaatschappij] bewogen tot voornoemde afgifte(n), welk misdrijf hij, verdachte, op 1 september 2009 te Eindhoven en/of Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,door giften en/of beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt door voornoemde [slachtoffer 2] te benaderen en/of een geldbedrag te beloven om goederen aan te
schaffen/te kopen bij de [electronicazaak] en/of een lening af te sluiten bij [Kredietmaatschappij] en/of voornoemde [slachtoffer 2] met een personenauto te vervoeren (van Nijmegen) naar Eindhoven;
(artikel 326/47 wetboek van strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 1 september 2009 te Eindhoven en/of Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de [electronicazaak] heeft bewogen tot de afgifte van twee (Samsung) televisies, in elk geval van enig goed, en/of [Kredietmaatschappij] heeft bewogen tot de afgifte van (een) geld(bedrag), te weten 4714 euro, althans een geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich tegenover een (verkoop)medewerker van de [electronicazaak] voorgedaan als (een) koper(s) en/of (daarbij) opgegeven het woonadres [straatnaam] te Eindhoven en/of als woonlasten 450 euro per maand en/of als netto inkomen (per maand) 2.000 euro en/of als beroep stucadoor en/of als dienstverband full time werknemer bij [naam bedrijf] te Nijmegen, waardoor [electronicazaak] en/of [Kredietmaatschappij] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(artikel 326 jo 47 Sr)
Meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[slachtoffer 2], op of omstreeks 01 september 2009 te Eindhoven, een schriftelijke overeenkomst met [Kredietmaatschappij] (bladzijde 69 dossier) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of doen opmaken of vervalst of doen vervalsen, immers heeft [slachtoffer 2] valselijk immers opzettelijk in strijd met de waarheid op voornoemde overeenkomst vermeld/ingevuld en/of doen vermelden/invullen dat hij, [slachtoffer 2], woonachtig is op [straatnaam] te Eindhoven en/of dat hij, [slachtoffer 2], een netto inkomen heeft van 2.000 euro (per maand) en/of dat hij,
[slachtoffer 2], full time medewerker is bij [naam bedrijf] te Nijmegen, en/of heeft [slachtoffer 2] voornoemd geschrift ondertekend met zijn naam en/of handtekening ter bevestiging van de juistheid van de inhoud, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, welk misdrijf hij, verdachte, op 1 september 2009 te Eindhoven en/of Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door giften en/of beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt door voornoemde [slachtoffer 2] te benaderen en/of een geldbedrag te beloven om goederen aan te schaffen/te kopen bij de [electronicazaak] en/of een lening af te sluiten bij [Kredietmaatschappij] en/of voornoemde [slachtoffer 2] met een personenauto te vervoeren (van Nijmegen) naar Eindhoven;
(artikel 225/47 wetboek van strafrecht)
3.
hij, op of omstreeks 29 oktober 2009, te Eindhoven, toen een opsporingsambtenaar hem naar zijn identiteitsgegevens vroeg, aan die opsporingsambtenaar een valse, immers een andere dan zijn werkelijke voornaam en/of geboortedatum heeft opgegeven, te weten de voornaam [valse voornaam verdachte] en/of de geboortedatum [valse geboortedatum verdachte];
(artikel 435 van het wetboek van strafrecht)
4.
hij, op of omstreeks 29 juni 2009, te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de
afgifte van drie laptops , in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld (bij [Kredietmaatschappij]), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s):
-die [slachtoffer 3] in zijn zij, althans tegen zijn lichaam, heeft gestompt, en/of
-die [slachtoffer 3] heeft uitgescholden, en/of
-die [slachtoffer 3] bij zijn keel heeft gepakt, en/of
-tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd geen mensen te waarschuwen en/of niet naar de politie te gaan anders zouden ze hem en/of zijn familie pakken;
(artikel 317 jo 47 wetboek van strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 29 juni 2009 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de [electronicazaak] en/of [electronicazaak] heeft bewogen tot de afgifte van 3 laptops, in elk geval van enig goed, en/of [Kredietmaatschappij] heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag, te weten 3827 euro, althans een geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s0 met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich tegenover een (verkoop)medewerker van de [electronicazaak] voorgedaan als (een) koper(s) en/of (daarbij) opgegeven het woonadres [straatnaam] te Nieuwegein en/of als woonlasten 450 per maand en/of als netto inkomen (per maand) 2.000 euro en/of als beroep kraanmachinist en/of als dienstverband full time werknemer bij [naam bedrijf] te Utrecht, waardoor [electronicazaak] en/of [Kredietmaatschappij] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(artikel 326 jo 47 Sr)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Met betrekking tot de geldigheid van de dagvaarding overweegt de rechtbank ambtshalve als volgt.
De rechtbank stelt vast dat het onder 1, primair, tenlastegelegde feit blijkens de bewoordingen en onderschrift (artikel 282/282a Wetboek van Strafrecht) is toegespitst op de in artikel 282a Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gijzeling. Het misdrijf gijzeling vereist dat iemand van zijn vrijheid wordt beroofd met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen. Uit bedoelde tenlastelegging blijkt echter dat [slachtoffer 1] zowel degene is die van zijn vrijheid wordt beroofd als degene die wordt gedwongen iets te doen. In zoverre is de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig. De rechtbank zal om die reden de dagvaarding voor zover betrekking hebbend op de onder feit 1, primair, tenlastegelegde gijzeling (zijnde de zinsneden 'en/of met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen of niet te doen' en 'met voornoemd oogmerk (...) [Kredietmaatschappij]') partieel nietig verklaren.
Voor het overige voldoet de dagvaarding aan alle wettelijke eisen.
De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Beslissing omtrent verzoek aanhouding.
De raadsman heeft in zijn pleidooi het eerder ter terechtzitting afgewezen verzoek tot aanhouding van de behandeling om alsnog drie getuigen te horen, herhaald,
De officier van justitie verzet zich tegen aanhouding van de behandeling en vindt dat het verzoek van de verdediging moet worden afgewezen, omdat de noodzaak van het horen van die getuigen niet is gebleken.
De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding van de behandeling af. De rechtbank blijft bij haar eerder hierover ter terechtzitting ingenomen standpunt. Ook bij de beraadslaging in raadkamer is de noodzaak tot het horen van de drie getuigen niet gebleken.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 29 oktober 2009 omstreeks 14.00 uur in Rotterdam werd aangesproken door drie mannen en dat hij vrijwillig met deze mannen is meegegaan om in een café wat te drinken. Eenmaal in de auto zijn de drie mannen met [slachtoffer 1] de snelweg opgereden en hebben hem gezegd dat zij met hem naar een winkel zouden gaan om daar op zijn naam spullen te kopen. [slachtoffer 1] kreeg een briefje met daarop een adres dat hij uit zijn hoofd moest leren. [slachtoffer 1] wilde dit alles niet, waarop de mannen tegen hem begonnen te schreeuwen en tegen hem zeiden dat hij moest meewerken en dat er dan niets zou gebeuren. [slachtoffer 1] was bang en dacht dat het beter was om rustig te blijven en mee te werken. De drie mannen zijn eerst met [slachtoffer 1] naar een winkel in Breda gegaan, maar daar lukte het niet om iets te kopen, omdat het netwerk van die winkel plat lag. Toen de mannen met [slachtoffer 1] terugliepen naar de auto heeft [slachtoffer 1] gevraagd hem terug te brengen naar Rotterdam. Vervolgens hebben de mannen [slachtoffer 1] gedwongen mee te gaan naar Eindhoven. In de autorit naar Eindhoven hebben de mannen weer tegen [slachtoffer 1] geschreeuwd. Bij de [Electronicazaak] in Eindhoven is [slachtoffer 1] met een van de mannen uit de auto gestapt. Samen liepen ze de [Electronicazaak] in om daar vervolgens met deze man twee televisies te kopen1.
Vaststaat verder dat verdachte op 29 oktober 2009 omstreeks 16.14 uur en 57 seconden de [Electronicazaak] in liep2, dat hij enige tijd later de [Electronicazaak] wilde uitlopen3 en omstreeks 17.15 uur in de [Electronicazaak] werd aangehouden4.
Voorts staat vast dat [slachtoffer 1] op 29 oktober 2009 om 16.13 uur en 45 seconden naast een man met een roze petje richting de [Electronicazaak] loopt5, om 16.14 uur en 57 seconden achter een man met een roze petje - zijnde verdachte - de [Electronicazaak] in loopt6, om 16.15 uur en 18 seconden achter een man met een roze petje in de [Electronicazaak] loopt7 en om 16.39 uur 42 seconden in de [Electronicazaak] bij de informatiebalie naast een man met een roze petje staat8.
Tevens staat vast dat [slachtoffer 1] een [Kredietmaatschappij] overeenkomst heeft gesloten, waarop de hem opgegeven gegevens staan vermeld, voor de (ver)koop van twee Samsung televisies voor een totaal bedrag van € 4514,-- 9.
Ten slotte staat vast dat de gebruiker van de onder verdachte bij zijn aanhouding aangetroffen mobiele telefoon zich op 29 oktober 2009 omstreeks 15.26 uur in Breda bevond10.
Getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 1 september 2009 omstreeks 15.00 uur in Nijmegen werd aangesproken door twee mannen, hij op dat moment stoned was, deze mannen hem vroegen of hij snel geld wilde verdienen en vrijwillig met deze mannen is meegegaan naar Eindhoven om bij de [Electronicazaak] op vertoon van zijn identiteitsbewijs spullen op te halen. De mannen hebben tegen [slachtoffer 2] gezegd dat hij een adres in Eindhoven moest opgeven als woonadres. Vervolgens is [slachtoffer 2] met een van de mannen de [Electronicazaak] ingelopen, heeft daar zijn gegevens achter gelaten, heeft twee televisies afgehaald en heeft deze in de auto geladen. [slachtoffer 2] heeft hiervoor € 100,-- gekregen en is vervolgens afgezet op het station Eindhoven11.
[slachtoffer 2] is op 1 september 2009 om 16.09 uur in de [Electronicazaak] in Eindhoven en achter hem staat een man met een petje12. [slachtoffer 2] heeft daar een [Kredietmaatschappij] overeenkomst gesloten voor de (ver)koop van twee Samsung televisies voor een totaal bedrag van € 4.714,--. Op deze overeenkomst staan als gegevens van de kredietnemer vermeld: [straatnaam] te Eindhoven, € 450 per maand aan woonlasten, € 2.000 per maand als netto inkomen, stucadoor als beroep en werknemer bij [naam bedrijf] te Nijmegen als full time dienstverband13.
In het door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] respectievelijk op ambtsbelofte en ambtseed opgemaakte en ondertekende proces-verbaal van bevindingen van 29 oktober 200914 staat vermeld dat [verbalisant 1] verdachte tijdens zijn insluiting op 29 oktober 2009 omstreeks 17.25 uur te Eindhoven heeft gevraagd naar een identiteitsbewijs en dat, omdat verdachte dit niet kon overleggen, hij verdachte heeft gevraagd naar zijn naam, geboorte datum en woonadres en dat bedoelde verbalisant hoorde dat verdachte de volgende identiteitsgegevens uitspraak: [achternaam verdachte], [valse voornaam verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum], woonachtig [adres] te [woonplaats]. Tijdens de fouillering van verdachte zag [verbalisant 1] in de jas van verdachte een gerechtelijke brief gericht aan [naam verdachte] van [geboortedatum] 1980, ten gevolge waarvan [verbalisant 1] twijfelde over de juistheid van de door verdachte opgegeven gegevens. [verbalisant 2] heeft in aanwezigheid van [verbalisant 1] verdachte omstreeks 18.35 uur gehoord en hem gevraagd diens identiteit kenbaar te maken. [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hoorden dat verdachte de volgende identiteitsgegevens uitsprak: [achternaam verdachte], [valse voornaam verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum], woonachtig [adres] te [woonplaats]. [verbalisant 1] heeft verdachte meegedeeld dat het opgeven van een valse naam een strafbaar feit betreft en hem gevraagd of verdachte volhardde in de opgegeven gegevens, alsook dat [verbalisant 1] zag dat verdachte knikte en hij verdachte 'ja' hoorde zeggen.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 29 juni 2009 omstreeks 16.00 uur in Utrecht werd aangesproken door drie mannen in een auto, zij hem vroegen of hij zin had om te blowen, hij daar wel zin in had en toen achterin de auto is gaan zitten en samen met de man op de achterbank een joint heeft gerookt. Na een tijdje gaf een van de mannen [slachtoffer 3] een stomp in zijn zij en greep hem vervolgens bij zijn keel. De bestuurder zei tegen de man "hou het laag, hou het laag". De mannen scholden [slachtoffer 3] uit. [slachtoffer 3] was heel bang en voelde zich geïntimideerd. [slachtoffer 3] kreeg een briefje met daarop gegevens die hij goed moest onthouden. Vervolgens reden de mannen met [slachtoffer 3] naar een elektronica winkel in Utrecht. Een van de mannen stapte samen met [slachtoffer 3] uit, liep met hem de winkel binnen en vroeg naar een bepaald product. Omdat de winkel dit product niet had, zijn zij naar een andere winkel gegaan, te weten [electronicazaak]. Samen met een van de mannen is [slachtoffer 3] deze winkel binnengegaan, heeft de opgegeven gegevens aan een vrouw gegeven die formulieren heeft ingevuld en is vervolgens samen met de man en drie laptops de winkel verlaten. Verdachte is weer bij de drie mannen in de auto gestapt en enige tijd later door hun uit de auto gezet, waarbij de drie mannen hem toevoegden dat hij niet naar de politie mocht gaan15. In aanvulling hierop heeft verdachte verklaard dat ze hem van te voren duidelijk hadden gemaakt geen mensen te waarschuwen, want anders zouden ze hem pakken. Ze hebben gedreigd zijn familie te pakken als hij iemand zou waarschuwen16.
Vaststaat verder dat [slachtoffer 3] op 29 juni 2009 om 19.08 uur in [electronicazaak] in Utrecht is geweest en voor hem een man met een roze petje staat17. Voorts staat vast dat [slachtoffer 3] een [Kredietmaatschappij] overeenkomst heeft gesloten, waarop de hem opgegeven gegevens staan vermeld, voor de (ver)koop van drie laptops voor een totaal bedrag van € 3827,-- en dat [slachtoffer 3] heeft getekend voor de ontvangst van de laptops en deze uit de winkel heeft meegenomen18.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd onder 1, primair, 2, subsidiair, 3 en 4, subsidiair.
Met betrekking tot feit 2, primair, is de officier van justitie van mening dat de feiten veeleer zien op medeplegen dan op uitlokking van oplichting. Om die reden komt zij tot een vrijspraak van het primair tenlastegelegde.
Het onder feit 4, primair, tenlastegelegde acht de officier van justitie niet wettig bewezen en om die reden heeft zij geconcludeerd tot een vrijspraak van dit feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Meer in het bijzonder heeft hij het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot feit 1 ontkent verdachte iedere betrokkenheid. Het enkele feit dat verdachte zich zelf op een van de foto's herkent, betekent niet, mede gezien het ruime tijdsverloop tussen de verschillende foto's, dat verdachte ook de persoon is met het roze petje op de andere foto's. Voor zover al moet worden aangenomen dat verdachte daar wel bij betrokken is geweest, moet worden geoordeeld dat de verklaring van [slachtoffer 1] onaannemelijk is. Niet aannemelijk is immers dat [slachtoffer 1] zo maar met vreemde mannen meegaat, terwijl [slachtoffer 1] in zijn verklaring bij de rechter-commissaris terugkomt van eerder door hem afgelegde verklaringen.
Met betrekking tot feit 2 ontkent verdachte iedere betrokkenheid. [slachtoffer 2], die kennelijk geld wilde verdienen, ziet dat hij strafbaar is en heeft aldus belang dat hij zijn eigen aandeel marginaliseert door verdachte er bij te lappen. Ook de kennelijk gehanteerde modus operandi waarbij geweld wordt toegepast, past niet bij dit feit.
Met betrekking tot feit 3 heeft verdachte verklaard wel zijn eigen personalia te hebben opgegeven. De naam [valse voornaam verdachte] heeft hij genoemd toen hem werd gevraagd naar de naam van zijn broer.
Met betrekking tot feit 4 ontkent verdachte iedere betrokkenheid. Voor zover al moet worden aangenomen dat verdachte daar wel bij betrokken is geweest, moet worden geoordeeld dat niet kan worden bewezen dat sprake is van dwang. [slachtoffer 3] heeft zelf een rol in het gebeuren en heeft pas in tweede instantie aangifte gedaan.
Het oordeel van de rechtbank.
Op basis van de hiervoor weergegeven verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], waaraan de rechtbank geloof hecht (zie hierna), stelt de rechtbank de volgende modus operandi vast. Verdachte zoekt samen met zijn mededaders telkens bewust een zwak persoon op, spreekt deze aan en neemt hem, al dan niet onder bedreiging of toepassing van geweld, mee in de auto. In de auto moet de persoon gegevens uit het hoofd leren om op basis daarvan een zogenaamde [Kredietmaatschappij] overeenkomst te kunnen afsluiten voor de koop van elektronische producten tot een bedrag van maximaal € 5.000,--. Voor de aanvraag van een [Kredietmaatschappij] lening tot een bedrag van € 5.000,-- is een kopie van het paspoort en een kopie van de bankpas voldoende, terwijl voor de lening van een hoger bedrag meer gegevens moeten worden overgelegd19. Werkt de persoon mee dan wordt geen geweld toegepast en werkt de persoon niet mee dan wordt hij met geweld bedreigd dan wel wordt geweld toegepast. Verdachte gaat met de persoon mee de winkel in en zijn mededader(s) blijft/blijven in de auto wachten. In de winkel worden de vooraf opgegeven gegevens, evenals een kopie van het identiteitsbewijs van de persoon, verstrekt aan een medewerker van de betreffende winkel. Vervolgens wordt op basis van die gegevens een overeenkomst gesloten en worden de goederen door verdachte (en/of diens mededaders) meegenomen.
De rechtbank zal uitgaan van de verklaring van [slachtoffer 1], omdat zij aan die verklaring wel en aan de verklaring van verdachte geen geloof hecht. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
In de eerste plaats is van belang dat de verklaring van [slachtoffer 1], zoals afgelegd tijdens zijn eerste verhoor en tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris, gedetailleerd en consistent is.
In de tweede plaats is van belang dat de verklaring van verdachte, die naar eigen zeggen ongeveer twee uren voor zijn aanhouding (om 17.15 uur) al in Eindhoven was en dus niet de uren daaraan voorafgaand in Breda kon zijn, ongeloofwaardig is. Verdachte verklaart aanvankelijk ter terechtzitting 29 oktober 2009 de hele dag in het bezit te zijn geweest van de bij hem aangetroffen mobiele telefoon, komt daar even later op terug en verklaart deze telefoon ongeveer twee uren voor zijn aanhouding te hebben gekregen. Hoe dit ook zij, de ene noch de andere versie valt te rijmen met het feit dat de gebruiker van deze telefoon zich op 29 oktober 2009 omstreeks 15.26 uur in Breda bevond. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte de gebruiker is van de telefoon en zich dus op laatstbedoeld tijdstip in Breda bevond. Dit komt overeen met de verklaring van [slachtoffer 1], die heeft verklaard samen met de drie mannen vanuit Rotterdam eerst in Breda te zijn geweest alvorens zij samen naar Eindhoven zijn gereden.
In de derde plaats is van belang dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte op 29 oktober 2009 samen met [slachtoffer 1] de [Electronicazaak] in Eindhoven is binnengegaan en aldaar samen met hem een [Kredietmaatschappij] overeenkomst heeft gesloten. Hierbij is van belang dat de rechtbank van oordeel is dat, gezien het postuur van verdachte ter terechtzitting, gehoord diens verklaring ter terechtzitting dat hij de persoon is met het roze petje op de foto vermeld als bijlage 320 en gelet op de overige zich in het dossier bevindende foto's van camerabeelden21 (waarop een persoon is te zien die een grote gelijkenis vertoont met verdachte), alsook het korte tijdsbestek waarbinnen de foto's zijn genomen, de persoon met het roze petje op die andere beelden verdachte is. Voorts is hierbij van belang dat uit die foto's, mede in aanmerking genomen de verklaring van [slachtoffer 1] en de in het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 200922 weergegeven gang van zaken, genoegzaam kan worden vastgesteld dat verdachte samen met [slachtoffer 1] in de [Electronicazaak] was.
Gezien de hiervoor weergegeven vaststaande feiten, de verklaring van [slachtoffer 1] en de hiervoor vastgestelde modus operandi, stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met zijn mededaders [slachtoffer 1] heeft meegenomen in een personenauto, tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat er niets zou gebeuren als hij mee zou werken en een dreigende sfeer heeft gecreëerd en in stand gehouden waardoor [slachtoffer 1] enige tijd werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij wilde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte aldus tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van diens vrijheid beroofd.
Het onder 1, primair, tenlastegelegde feit acht de rechtbank dus wettig en overtuigend bewezen.
Om te beginnen merkt de rechtbank op dat zij, gelet op de volgorde van de tenlastelegging, eerst zal onderzoeken of wettig en overtuigend kan worden bewezen of verdachte het onder 2, primair, tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank zal uitgaan van de verklaring van [slachtoffer 2], omdat zij aan die verklaring wel en aan de verklaring van verdachte (er niet bij betrokken te zijn geweest) geen geloof hecht. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
De verklaring van [slachtoffer 2] is gedetailleerd, consistent, past binnen de hiervoor vastgestelde modus operandi en vindt steun in objectieve bron te weten, de foto van 1 september 2009 en de door hem op die dag gesloten [Kredietmaatschappij] overeenkomst. Met betrekking tot bedoelde foto stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] de andere persoon die op deze foto staat heeft herkend als de persoon die bij hem in de auto zat en met hem meeging in de [Electronicazaak], alsook dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de hem op 1 december 2009 getoonde foto23 van verdachte dezelfde persoon is als op eerstbedoelde foto24.
Uitgaande van de hiervoor weergegeven vaststaande feiten, de verklaring van [slachtoffer 2] en de hiervoor vastgestelde modus operandi, komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
[slachtoffer 2] heeft met het oogmerk om zich en verdachte wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [electronicazaak] bewogen tot de afgifte van twee (Samsung) televisies en [Kredietmaatschappij] bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten € 4.714 euro. [slachtoffer 2] heeft zich immers bedrieglijk en in strijd met de waarheid tegenover een verkoopmedewerker van de [electronicazaak] voorgedaan als een koper en daarbij opgegeven het woonadres [straatnaam] te Eindhoven, als woonlasten € 450,- per maand, als netto inkomen (per maand) € 2.000, als beroep stucadoor en als dienstverband full time werknemer bij [naam bedrijf] te Nijmegen. Op deze wijze heeft [slachtoffer 2] de [electronicazaak] en [Kredietmaat[Kredietmaatschappij] bewogen tot bedoelde afgiften.
Verdachte heeft dit misdrijf tezamen en in vereniging met anderen door giften en door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen opzettelijk uitgelokt door [slachtoffer 2] te benaderen en een geldbedrag te beloven om goederen aan te schaffen/te kopen bij de [electronicazaak] en een lening af te sluiten bij [Kredietmaatschappij] en [slachtoffer 2] met een personenauto te vervoeren van Nijmegen naar Eindhoven.
De rechtbank is dus van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke uitlokking van medeplegen van oplichting. Dat de officier van justitie van mening is dat de feiten veeleer zien op medeplegen dan op uitlokking van oplichting brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte, dat hij de naam [valse voornaam verdachte] heeft genoemd toen hem werd gevraagd naar de naam van zijn broer, geen steun vindt in het hiervoor onder de vaststaande feiten weergegeven proces-verbaal van bevindingen. Om die reden hecht de rechtbank aan de verklaring van verdachte geen enkel geloof.
Gezien bedoeld proces-verbaal van bevindingen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte een valse naam heeft opgegeven.
De rechtbank zal uitgaan van de verklaring van [slachtoffer 3], omdat zij aan die verklaring wel en aan de verklaring van verdachte (er niet bij betrokken te zijn geweest) geen geloof hecht. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
De verklaring van [slachtoffer 3] is gedetailleerd, consistent, past binnen de hiervoor vastgestelde modus operandi en vindt steun in objectieve bron te weten, de onder de vaststaande feiten weergegeven foto van 29 juni 2009 en de door hem op die dag gesloten [Kredietmaatschappij] overeenkomst.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de persoon die op bedoelde foto voor [slachtoffer 3] staat verdachte is. Hierbij is van belang dat de rechtbank ter terechtzitting heeft geconstateerd dat deze persoon, gezien diens postuur, grote gelijkenis vertoont met verdachte en dat deze persoon evenals verdachte op de hiervoor onder feit 1 weergegeven foto's een roze petje op heeft met op de voorkant een donkere tekst of afbeelding25.
Gezien de hiervoor weergegeven vaststaande feiten, de verklaring van [slachtoffer 3] en de hiervoor vastgestelde modus operandi, stelt de rechtbank vast dat verdachte en zijn mededaders [slachtoffer 3] in zijn zij hebben gestompt, hem hebben uitgescholden, hem bij zijn keel hebben gepakt en tegen hem hebben gezegd geen mensen te waarschuwen en niet naar de politie te gaan anders zouden ze hem en zijn familie pakken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte aldus tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] gedwongen tot de afgifte van drie laptops, die aan hem, maar in elk geval niet aan verdachte of diens mededaders toebehoorden, en [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld (bij [Kredietmaatschappij]).
Het onder 4, primair, tenlastegelegde feit acht de rechtbank dus wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 29 oktober 2009, te Rotterdam en Breda tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededaders met voornoemd opzet:
-die [slachtoffer 1] meegenomen in een personenauto en
-tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat er niets zou gebeuren als hij mee zou werken en
-een dreigende sfeer gecreëerd en in stand gehouden waardoor die [slachtoffer 1] enige tijd werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij wilde.
2.
[slachtoffer 2], op 1 september 2009, te Eindhoven, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [electronicazaak] heeft bewogen tot de afgifte van twee (Samsung) televisies en [Kredietmaatschappij] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten 4714 euro, hebbende hij, [slachtoffer 2], met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich tegenover een verkoopmedewerker van de [electronicazaak] voorgedaan als een koper en daarbij opgegeven het woonadres [straatnaam] te Eindhoven en als woonlasten 450 euro per maand en als netto inkomen (per maand) 2.000 euro en als beroep stucadoor en als dienstverband full time werknemer bij [naam bedrijf] te Nijmegen, en zodoende de [electronicazaak] en [Kredietmaatschappij] bewogen tot voornoemde afgiften, welk misdrijf hij, verdachte, op 1 september 2009 te Eindhoven en/of Nijmegen,
tezamen en in vereniging met anderen door giften en door het verschaffen van gelegenheid en inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt door voornoemde [slachtoffer 2] te benaderen en een geldbedrag te beloven om goederen aan te schaffen/te kopen bij de [electronicazaak] en een lening af te sluiten bij [Kredietmaatschappij] en voornoemde [slachtoffer 2] met een personenauto te vervoeren van Nijmegen naar Eindhoven.
3.
op 29 oktober 2009 te Eindhoven, toen een opsporingsambtenaar hem naar zijn identiteitsgegevens vroeg, aan die opsporingsambtenaar een valse, immers een andere dan zijn werkelijke voornaam heeft opgegeven, te weten de voornaam [valse voornaam verdachte].
4.
op 29 juni 2009 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van drie laptops, toebehorende aan [slachtoffer 3],in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld (bij [Kredietmaatschappij]),welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders:
-die [slachtoffer 3] in zijn zij heeft gestompt, en
-die [slachtoffer 3] heeft uitgescholden, en
-die [slachtoffer 3] bij zijn keel heeft gepakt, en
-tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd geen mensen te waarschuwen en niet naar de politie te gaan anders zouden ze hem en zijn familie pakken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 47, 282, 317, 326 en 435 van het Wetboek van Strafrecht.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van de onder 1, primair, 2, subsidiair, en 4, subsidiair, tenlastegelegde feiten, gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Voor het feit zoals tenlastegelegd onder 3 heeft de officier van justitie een geldboete gevorderd van € 220,-- subsidiair 4 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder verdachte inbeslaggenomen mobiele telefoon aan de rechthebbende kan worden teruggegeven, nu strafvordering zich niet tegen teruggave verzet en verdachte heeft verklaard dat deze telefoon niet van hem is.
Ten slotte heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], ad € 375,- voor immateriële schade, met daarbij de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f, in zijn geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat, mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, de op te leggen straf gelijk moet zijn aan het voorarrest van verdachte.
Met betrekking tot het beslag heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging geen opmerkingen gemaakt.
Ten slotte heeft de raadsman de rechtbank verzocht in raadkamer te beslissen op zijn verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
Wat betreft de overtreding (feit 3) zal de rechtbank bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Wat betreft de misdrijven (feit 1, primair, feit 2 primair en feit 4, primair) rekent de rechtbank verdachte zwaar aan dat hij zich zelf ten koste van anderen op een brutale en schaamteloze wijze heeft verrijkt, waarbij verdachte en zijn mededaders vrijheidsberoving en - zo nodig - geweld niet hebben geschuwd. Verdachte heeft bewust misbruik gemaakt van zwakkeren in de samenleving door hun, al dan niet met (bedreiging van) geweld, een overeenkomst te laten sluiten en de met die overeenkomst gekochte goederen zelf te houden. Verdachte heeft zich in het geheel niet bekommerd om de nadelige gevolgen voor de door hem misbruikte personen en het leed dat hen is aangedaan. Evenmin heeft verdachte zich bekommerd om de nadelige gevolgen die de door hem gepleegde feiten hebben voor het vertrouwen in het economische verkeer, alsook voor [Electronicazaak], [electronicazaak] en [Kredietmaatschappij]. Bovendien is verdachte eerder veroordeeld ter zake van gewelds- en vermogensdelicten.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen. Voorts wil de rechtbank door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de onder verdachte inbeslaggenomen mobiele telefoon, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
Verzoek opheffing voorlopige hechtenis.
Tijdens de beraadslaging in raadkamer heeft de rechtbank, gelet op de hierna aan verdachte op te leggen gevangenisstraf beslist dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt afgewezen.
Verklaart partieel nietig de dagvaarding voor zover betrekking hebbend op de onder feit 1, primair, tenlastegelegde gijzeling (zijnde de zinsneden 'en/of met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen of niet te doen' en 'met voornoemd oogmerk (...) [Kredietmaatschappij]').
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
T.a.v. feit 2 primair:
opzettelijke uitlokking van medeplegen van oplichting door giften en het
verschaffen van gelegenheid en inlichtingen.
T.a.v. feit 4 primair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.
Het bewezenverklaarde levert op de overtreding:
T.a.v. feit 3:
door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd, een valse naam
opgeven.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair, feit 4 primair:
- een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
Jaren.
T.a.v. feit 3:
- schuldigverklaring zonder oplegging van straf
T.a.v. feit 4:
- maatregel van schadevergoeding van € 375,-, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], van een bedrag van € 375,- (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Het bedrag bestaat uit immateriële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 375,- (zegge: driehonderdvijfenzeventig euro) voor geleden immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Teruggave inbeslaggenomen goederen.
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de onder verdachte inbeslagegenomen mobiele telefoon.
Beslissing op het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Venekamp, voorzitter,
mr. K. Visser en mr. drs. W.A.F. Damen en leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 22 februari 2010.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
1 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 29 oktober 2000, p. 23 e.v. van het Eind proces-verbaal, Politieregio Brabant Zuid-Oost, 2009182040 (hierna: Eind proces-verbaal 1) en proces-verbaal van getuigenverhoor op 1 februari 2010 bij de rechter-commissaris.
2 Foto, als bijlage drie bij het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2009, p. 79 van het eind proces-verbaal 1 en verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij de man is met het roze petje op bedoelde foto.
3 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4 Proces-verbaal van aanhouding van verdachte van 29 oktober 2009, p. 14 e.v. van het eind proces-verbaal 1.
5 Foto, als bijlage een bij het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2009, p. 77 van het eind proces-verbaal 1.
6 Zie noot 2.
7 Foto, als bijlage vier bij het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2009, p. 80 van het eind proces-verbaal 1.
8 Foto, als bijlage zes bij het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2009, p. 82 van het eind proces-verbaal 1.
9 Bijlage 2 en 3 bij het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2009, p. 57 en p. 58 van het eind proces-verbaal 1
10 Proces-verbaal van bevindingen en daarbij gevoegde excellijst, p. 90 e.v. van het eind proces-verbaal 1.
11 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] van 1 december 20009, p. 35 e.v. van het eind proces-verbaal 1.
12 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] van 1 december 20009, p. 35 e.v. van het eind proces-verbaal 1 en de foto op p. 39 van het eind proces-verbaal 1.
13 Bijlage 4 bij het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2009, p. 64, p. 70 en p. 71 van het eind proces-verbaal 1
14 Proces-verbaal van bevindingen van 29 oktober 2009. p. 41 van het eind proces-verbaal 1.
15 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 2 juli 2009, p. 16 e.v. van het Eind proces-verbaal van Politie Utrecht, PL0917/09-015157 (hierna: eind proces-verbaal 2).
16 Proces-verbaal van verhoor van 18 september 2009, p. 40 eind proces-verbaal 2.
17 Foto op p. 24 van het eind proces-verbaal 2.
18 Bijlage 4 bij het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2009, p. 64, p. 70 en p. 71 van het eind proces-verbaal 1
19 Proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2009, p. 48 van het eind proces-verbaal 1.
20 Foto, als bijlage drie bij het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2009, p. 79 van het eind proces-verbaal 1.
21 Foto's, als bijlage een tot en met 13 bij het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2009, p. 77 t/m 89 van het eind proces-verbaal 1.
22 Proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2009, p. 46 e.v. van het eind proces-verbaal 1.
23 Foto (kopie) en origineel op respectievelijk p. 40 en 43 van het eind proces-verbaal 1.
24 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] van 1 december 20009, p. 35 e.v. van het eind proces-verbaal 1.
25 Zie in het bijzonder de foto op p. 79 van het eind proces-verbaal 1.
20
Parketnummer: 01/825616-09
[verdachte]