De op te leggen maatregel.
Op 10 juni 2009 heeft de psychiater J.R. Nijdam een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt, verkort en zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
"Betrokkene is opgegroeid in een laag sociaal milieu als één van tien kinderen. Er is sprake van pedagogische en mogelijk ook van affectieve tekortkomingen en agressie in het ouderlijk gezin. Betrokkene is zwakbegaafd.
Betrokkene heeft een zeer langdurige relatie met de hulpverlening. In de loop der jaren wordt zij begeleid door de GGZ, reclassering, jeugdzorg, verstandelijk gehandicaptenzorg en de verslavingszorg. Diagnostisch is bij betrokkene naast zwakbegaafdheid sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met borderline, maar zeker ook antisociale kenmerken. De laatste vijf jaar is zij ook verslaafd geraakt aan met name cocaïne. Betrokkenes problematiek wordt zodoende in de loop der jaren steeds ernstiger en moeilijker te begeleiden en behandelen. Ze is meerdere malen in zowel de psychiatrie als de verslavingszorg klinisch opgenomen geweest zonder dat dit resultaat had.
In de loop der jaren is gebleken dat zij niet zelfstandig op adequate wijze in de maatschappij kan functioneren. Ook verblijf in een beschermde woonvorm heeft ze niet langere tijd volgehouden. Ze gebruikt cocaïne, gaat met (rand)criminele personen uit het drugmilieu om, heeft geen gestructureerde dagvulling en leeft min of meer van dag tot dag. Vanuit deze situatie heeft het tenlastegelegde op 12 maart j.l. plaats gevonden. Betrokkene had die dag cocaïne gebruikt en zou door de invloed hiervan daarom een gedeeltelijk amnesie voor het gebeurde hebben.
Er zijn geen aanwijzigen dat betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde een ernstige psychiatrische stoornis zoals een psychose of depressie heeft gehad, wel is duidelijk dat de zwakbegaafdheid en met name de ernstiger persoonlijkheidsstoornis en het gebruik van cocaïne invloed hebben gehad.
Drijfveer voor het tenlastegelegde lijkt vooral door druggebruik en structureel onvermogen om met financiën om te gaan veroorzaakt geldgebrek te zijn geweest.
De zwakbegaafdheid en de persoonlijkheidsstoornis waren ten tijde van het tenlastegelegde vanzelfsprekend aanwezig. Voorts was betrokkene onder invloed van cocaïne.
Uitgaande van het bewezen zijn verklaard van het tenlastegelegde kan worden vastgesteld dat betrokkene tengevolge van haar zwakbegaafdheid in combinatie met de ernstige persoonlijkheidsstoornis, versterkt door de invloed van cocaïne, onvoldoende in staat is geweest om haar gedrag, impulsen en agressiviteit te beheersen. Door het met de persoonlijkheidsstoornis samenhangende gebrek aan empathie en de slechte gewetensfunctie werd zij niet geremd in haar handelen. Dat gebeurde in belangrijke mate.
Op basis van bovenstaande moet betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd worden met betrekking tot het tenlastegelegde indien en voor zover dit bewezen wordt geacht.
Bij dit oordeel is de invloed van het gebruik van cocaïne niet verdisconteerd aangezien verwacht mag worden dat betrokkene eerder ervaren had met welke invloed cocaïnegebruik op haar gedrag zou kunnen hebben.
Factoren die invloed hebben op het recidiefrisico bij betrokkene en die met de stoornissen samenhangen zijn de gebrekkige gewetensfunctie, het tekort aan empathie, de impulsiviteit, de ernstige mate van verslaving, de opportunistische houding, de onbetrouwbaarheid, het onvermogen de agressie voldoende te beheersen en de verstandelijke beperkingen. Al deze factoren zijn van belang voor het recidiefrisico.
Betrokkenes verkeren in een drugsmilieu, haar gebrekkige dagstructuur, tekort aan goed sociaal netwerk en gebrek aan werk zijn factoren die het recidiefrisico beïnvloeden.
De hiervoor genoemde factoren versterken elkaar voor een belangrijk deel en hebben tot gevolg dat het recidiefrisico bij betrokkene als zeer hoog moet worden ingeschat. Om de recidiefkans te verkleinen is het van belang dat betrokkene een langdurige klinische behandeling ondergaat. Behandeling van de drugsafhankelijkheid en aspecten van de persoonlijkheidsstoornis en het bieden van een langdurige strakke structuur in betrokkenes leven en externe controle en toezicht is hierbij van belang. Gezien de ernst van het tenlastegelegde, indien en voor zo ver dit bewezen wordt verklaard, het zeer grote recidiefrisico en het evident aanwezig zijn van zowel een gebrekkige ontwikkeling in de zin van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis als de ernstige verslaving aan en misbruik van drugs is het advies om betrokkene Tbs met dwangverpleging op te leggen."