ECLI:NL:RBSHE:2009:BK6831

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/820791-09
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van kermisattractie-exploitant bij ongeval door nalatigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 17 december 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, eigenaar van een kermisattractie, die werd beschuldigd van het overtreden van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht. Het incident vond plaats op 7 september 2007 tijdens een kermis in Beek en Donk, waar een gondel van de attractie losraakte en twee bezoekers verwondde. De rechtbank concludeerde dat de borgpen, die essentieel was voor de veiligheid van de gondel, niet op de juiste plaats was bevestigd. Dit kon het gevolg zijn van nalatigheid bij de opbouw of sabotage door een derde partij. De rechtbank oordeelde dat de exploitant tekortgeschoten was in zijn zorgplicht, omdat de borgpennen niet waren gezekerd, wat een bewuste keuze was om tijd te besparen tijdens de opbouw. De rechtbank legde een geldboete op van € 10.000, waarvan € 2.500 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte dat de veiligheid van bezoekers van de attractie voorop staat en dat de exploitant verantwoordelijk is voor het waarborgen van deze veiligheid. De rechtbank achtte het schoolgaan van de slachtoffers een duurzame investering in hun toekomst, wat de ernst van het letsel onderstreepte. De uitspraak is een belangrijke reminder voor exploitanten van attracties over hun verantwoordelijkheden en de noodzaak om veiligheidsmaatregelen serieus te nemen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/820791-09
Datum uitspraak: 17 december 2009
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
[vestigingsplaats], [postbusnummer].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 december 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 september 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 07 september 2007 te Beek en Donk, gemeente Laarbeek,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk,
in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of
nalatig, een kermisattractie, te weten de (kermisattractie) in
werking heeft gesteld en/of een aantal personen, onder wie [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (na betaling) in een van de gondels van die (kermisattractie) heeft laten plaatsnemen teneinde een rit in die (kermisattractie) te
maken,
onder de omstandigheden dat,
- die attractie een dag tevoren door een of meer medewerkers van verdachte is
opgebouwd, waarbij de gondel(s) aan de arm(en) zijn geschoven, vergrendeld
en/of gestabiliseerd door middel van borgpennen en/of stabilisatieschroeven,
zonder dat een of meer hiertoe geëigende/benodigde/voorgeschreven
veiligheidspal(len) en/of splitpen(nen) en/of (veiligheids)dra(a)d(en) in
het/de daartoe behorende gat(en), zijn bevestigd (daarbij wetende, althans
behorende te weten, dat daardoor de borgpen (door de bank van de gondel op te
tillen) handmatig te verwijderen is) en/of
- bij een van de gondels op enig moment de borgpen niet (meer) op de geëigende
plaats aanwezig was en/of
- een of meer gebruiker(s)/klant(en) van de (kermisattractie) (te weten
[gebruiker/klant 1] en/of [gebruiker/klant 2]) een van de medewerkers van
verdachte (te weten [medewerker verdachte]) heeft/hebben aangesproken dat een aantal
gondels van de (kermisattractie) erg schommelenden, althans (van voor naar achter) flink
heen en weer bewogen,
waarbij zij, verdachte, heeft nagelaten:
- haar medewerker(s) bij de opbouw van de (kermisattractie) voldoende te
instrueren en/of
- haar medewerkers(s) bij geconstateerde gebreken en/of onvolkomenheden
tijdens die in werking zijnde attractie voldoende te instrueren en/of
- (voldoende) veiligheidsmaatregelen te treffen,
door:
- die attractie zonder gebruik te maken van een werkomschrijving en/of zonder
een vaste taak- en/of rolverdeling en/of zonder gebruik te maken van
controlelijsten, althans van een vaste wijze van controleren of de attractie
op juiste wijze is opgebouwd, (telkens) heeft laten opbouwen en/of
- haar medewerker(s) van de (kermisattractie) op de werkvloer bij klachten over
die attractie (zoals het opvallend veel schommelen van de gondels) onvoldoende
te instrueren om direct te handelen en/of de klacht direct te verhelpen, door
direct te laten controleren of alle borgpennen zich nog steeds op de geëigende
plaats bevonden en/of door direct de stabilisatieschroeven aan te laten
draaien, dan wel de attractie niet in werking te stellen,
waardoor het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat de gondel
(die niet (meer) beschikte over de benodigde borgpen) waarin [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden van de arm is losgeraakt en/of die
gondel (met daarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) vanaf (ongeveer) 1.70
meter hoogte naar beneden is gevallen en/of die gondel en/of die [slachtoffer 2]
en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) is/zijn geraakt door de nog niet tot
stilstand gekomen andere gondel(s) en/of de arm(en) van die andere gondel(s),
ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] (geboren op (geboortedatum) 1993) en/of
[slachtoffer 2] (geboren op (geboortedatum) 1993) zwaar lichamelijk letsel of
zodanig lichamelijk letsel heeft/hebben bekomen dat daaruit tijdelijke ziekte
en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van
deze(n) is/zijn ontstaan;
(artikel 308 jo 51 van het wetboek van strafrecht)
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 07 september 2007 te Beek en Donk, tezamen en in vereniging met anderen aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig, een kermisattractie, te weten de (kermisattractie) in werking heeft gesteld en een aantal personen, onder wie [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (na betaling) in een van de gondels van die (kermisattractie) heeft laten plaatsnemen teneinde een rit in die (kermisattractie) te maken,
onder de omstandigheden dat,
- die attractie een dag tevoren door medewerkers van verdachte is opgebouwd, waarbij gondels aan de armen zijn geschoven, vergrendeld en gestabiliseerd door middel van borgpennen en stabilisatieschroeven, zonder dat een of meer hiertoe geëigende/benodigde splitpennen en/of veiligheidsdraden in de daartoe behorende gaten zijn bevestigd (daarbij wetende dat daardoor de borgpen (door de bank van de gondel op te tillen) handmatig te verwijderen is) en
- bij een van de gondels op enig moment de borgpen niet (meer) op de geëigende plaats aanwezig was en
- gebruikers/klanten van de (kermisattractie) (te weten [gebruiker/klant 1] en [gebruiker/klant 2]) een van de medewerkers van verdachte (te weten [medewerker verdachte]) hebben aangesproken dat een gondel van de (kermisattractie) erg schommelde,
waarbij zij, verdachte, heeft nagelaten:
- haar medewerker(s) bij de opbouw van de (kermisattractie) voldoende te instrueren en
- haar medewerkers(s) bij geconstateerde gebreken en/of onvolkomenheden tijdens die in werking zijnde attractie voldoende te instrueren en
- (voldoende) veiligheidsmaatregelen te treffen,
door:
- die attractie zonder gebruik te maken van een werkomschrijving en zonder een vaste taak- en/of rolverdeling en zonder gebruik te maken van controlelijsten, heeft laten opbouwen en
- haar medewerker(s) van de (kermisattractie) op de werkvloer bij klachten over die attractie (zoals het opvallend veel schommelen van de gondels) onvoldoende te instrueren om direct te handelen en de klacht direct te verhelpen, door direct te laten controleren of alle borgpennen zich nog steeds op de geëigende plaats bevonden,
waardoor het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat de gondel (die niet (meer) beschikte over de benodigde borgpen) waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden van de arm is losgeraakt en die gondel (met daarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) vanaf (ongeveer) 1.70 meter hoogte naar beneden is gevallen en die gondel en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] (vervolgens) zijn geraakt door de nog niet tot
stilstand gekomen andere gondel(s) en/of de arm(en) van die andere gondel(s), ten gevolge waarvan
- [slachtoffer 1] (geboren op (geboortedatum) 1993) zodanig lichamelijk letsel heeft bekomen dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze is ontstaan, en
- [slachtoffer 2] (geboren op (geboortedatum) 1993) zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
(artikel 308 jo 51 van het wetboek van strafrecht)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverwegingen.
Als exploitant van de (kermisattractie) dient verdachte zowel tijdens de opbouw als tijdens de werking van de (kermisattractie) zorgvuldig te handelen teneinde de veiligheid van de bezoekers van deze attractie zo goed als mogelijk te waarborgen. Bezoekers draaien immers met hoge snelheid rond in de lucht, zodat gevolgen van een eventueel ongeval veelal ernstig zullen zijn. Bijzondere betekenis komt toe aan de borgpennen in de constructie, die de gondels aan de armen van de (kermisattractie) zekeren. Aan de orde is of verdachte aan deze zorgplicht heeft voldaan.
Op 7 september 2007 is tijdens de kermis in Beek en Donk een van de gondels van de (kermisattractie) losgeschoten. Vast staat dat op het moment van het losraken van de gondel de borgpen, welke waarborgt dat de gondel aan de arm van de attractie bevestigd blijft, niet op de daartoe geëigende plaats aanwezig was. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die ten tijde van het losraken van de gondel in de gondel aanwezig waren, hebben door de val letsel bekomen.
Voor het losraken van de gondel zijn twee scenario's denkbaar, te weten de situatie dat de borgpen reeds sinds de opbouw van de attractie niet aanwezig was en de situatie dat sprake is van sabotage, inhoudende dat de borgpen door een onbekende derde is verwijderd.
Ten aanzien van het eerste scenario overweegt de rechtbank als volgt. Uit onderzoek is gebleken dat het mogelijk is dat de stabilisatieschroeven de gondel gedurende enige tijd kunnen vasthouden. De stellige overtuiging waarmee [eigenaar] beweert dat alle borgpennen tijdens de opbouw zijn aangebracht deelt de rechtbank niet. Weliswaar heeft [eigenaar] verklaard bij het opbouwen van de (kermisattractie) de borgpennen te hebben gecontroleerd, maar bij dat opbouwen is geen schriftelijke controlelijst of handleiding gebruikt. Ook werd de attractie niet opgebouwd op basis van een vaste taakverdeling of -omschrijving. Daarnaast heeft [eigenaar] aangegeven dat hij denkt te hebben gezien dat de bak met borgpennen leeg was nadat de opbouw van de attractie was voltooid, maar is niet komen vast te staan dat de benodigde 20 borgpennen zich voor de opbouw van de attractie in de daartoe bestemde bak bevonden, dan wel dat daadwerkelijk tijdens de controle is waargenomen dat elke borgpen op de daartoe bestemde plek is geplaatst. Niet blijkt derhalve van een gestructureerde en gecontroleerde wijze van opbouw, zulks terwijl de rechtbank dit, gelet op voornoemde zorgplicht in verband met de aard van de attractie, aangewezen acht. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het niet uitgesloten dat de borgpen in de verongelukte gondel vergeten is bij het opbouwen van de attractie op de kermis in Beek en Donk.
Ten aanzien van het tweede scenario overweegt de rechtbank als volgt. Niet kan worden uitgesloten dat er sprake is geweest van sabotage, nu de borgpen relatief eenvoudig kan worden verwijderd door de niet-vergrendelde zitting van de gondel op te tillen. Daarbij komt dat de medewerkers die ten tijde van het ongeval aanwezig waren bij de attractie hebben verklaard dat het mogelijk is dat een derde een borgpen wegneemt zonder dat zij dat kunnen waarnemen.
Met betrekking tot de vraag of zekeren van deze borgpennen geëigend was overweegt de rechtbank als volgt. Gebleken is dat zich in de stalen lippen tussen welke zich de aan de bovenzijde van de borgpennen aanwezige dwarspennen bevinden gaten zitten. Door door deze gaten een splitpen of veiligheidsdraad te halen, wordt de borgpen gezekerd en wordt voorkomen dat deze van zijn plaats geraakt. Dat het aanbrengen van deze waarborg mogelijk is volgt uit het gegeven dat de borgpennen eerder in Engeland en tevens tijdens de eerste periode dat de attractie in handen was van verdachte, op bovengenoemde wijze werden gezekerd. Het feit dat de borgpennen ten tijde van het ongeval niet werden gezekerd berust op een bewuste keuze, gebaseerd op het feit dat deze handeling 1,5 uur extra zou kosten bij de opbouw van de attractie. Met betrekking tot het zekeren van de borgpen heeft de verdediging aangevoerd dat er tijdens keuringen van de attractie nooit is opgemerkt dat de borgpennen wel zouden moeten worden gezekerd. De inspecteur van keuringsinstantie (naam) heeft echter aangegeven dat dit zekeren, indien hiertoe een mogelijkheid bestaat, wel dient te gebeuren. Het nalaten van deze handeling wordt slechts opgemerkt bij een opstellingskeuring. Wanneer het niet zekeren van de borgpen bij een dergelijke keuring wordt opgemerkt, wordt de exploitant verzocht de zekering alsnog te plaatsen. Bovendien ontslaat het eventueel uitblijven van instructies van de zijde van de keuringsinstantie de exploitant niet van zijn eigen verantwoordelijkheid om de borgpen toch te zekeren, of om over het niet plaatsen van de zekering te overleggen met de keuringsinstantie. Hieruit volgt dat het zekeren van de borgpennen geëigend is.
De rechtbank stelt verder vast dat bezoekers die betreffende avond hebben geklaagd bij de medewerker van verdachte, [medewerker verdachte], die op dat moment aanwezig was en toezicht moest uitoefenen op de attractie. Deze medewerker heeft niet de aanwezigheid van de borgpennen gecontroleerd, maar alleen maar even aan de gondel geschud en gezegd dat het geen kwaad kon. Volgens hem en verdachte hoefde hij ook niet meer te doen, omdat de borgpen aanwezig was omdat zij dit tijdens de opbouw hadden gecontroleerd. Echter, gezien de mogelijkheid van beide hiervoor beschreven scenario's is de rechtbank van oordeel dat [medewerker verdachte] beter had dienen te controleren en meer in het bijzonder had moeten nagaan of de borgpen nog aanwezig was. In dit verband is voorts van belang dat een attractie als de (kermisattractie) beschouwd moet worden als een uniek werktuig, waarbij zich - naast de gebruikelijke klachten die betrekking hebben op het losser geraken van de stelschroeven - zich ook andere constructieachtige problemen kunnen voordoen of ontstaan. De rechtbank betrekt hierbij tevens het feit dat de controle van de borgpen op eenvoudige wijze kan plaatsvinden, namelijk door de zitting van de desbetreffende gondel op te tillen. Hierbij komt nog dat de verlichting van de attractie blijkens getuigenverklaringen niet naar behoren functioneerde, wat een extra signaal voor het controleren van de attractie had moeten zijn.
De rechtbank concludeert dat, nu verdachte kennelijk van mening is dat de desbetreffende werknemer juist heeft gehandeld, voldoende instructies ten aanzien van het omgaan met klachten ontbraken.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte is tekortgeschoten in haar zorgplicht en aldus aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig heeft gehandeld. De desbetreffende gedragingen kunnen aan de rechtspersoon [verdachte] worden toegerekend, nu deze in de sfeer van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden.
Het door het slachtoffer [slachtoffer 1] opgelopen letsel beschouwt de rechtbank als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van zijn beroepsbezigheden is ontstaan. Ten tijde van het ongeval en de periode daarna zat het slachtoffer op school en was leerplichtig. De rechtbank acht schoolgaan onder dergelijke omstandigheden een duurzame investering in de toekomst van jongeren, daaronder begrepen hun toekomstige arbeidzame leven, en beschouwt het schoolgaan van het slachtoffer derhalve als een bezigheid in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht. Het door het slachtoffer opgelopen letsel kan bijgevolg worden gekwalificeerd als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan.
Het door het slachtoffer [slachtoffer 2] opgelopen letsel kwalificeert de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel.
De kwalificatie.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te hare laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 51, 57, 308.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het onder 1 (zeer onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig) ten laste gelegde:
- een geldboete van EUR 14.000,00, waarvan EUR 5.000,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de draagkracht van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte.
De ernst van de door verdachte ten laste gelegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft uit commercieel oogpunt nagelaten de borgpennen te zekeren, terwijl het zekeren van die borgpennen het ongeval had kunnen voorkomen. Nu het aanbrengen van de zekering de tijd benodigd voor de opbouw van de attractie met 1,5 uur zou verlengen, heeft verdachte echter besloten om dit niet te doen. Door op de hiervoor beschreven wijze te handelen heeft verdachte een voor de klanten van de attractie gevaarlijke situatie in het leven geroepen en de op haar rustende zorgplicht om de veiligheid van de attractie te waarborgen geschonden. De slachtoffers waren voor hun veiligheid afhankelijk van de zorgvuldigheid van handelen van verdachte en hebben door het nalatig en onvoorzichtig handelen van verdachte letsel bekomen.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden die tot matiging van de straf hebben geleid.
Naar aanleiding van het gebeurde heeft verdachte op de attractie voorzieningen aangebracht om de borgpen te zekeren en beter te beveiligen tegen eventuele sabotage.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen geldboete zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat zij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
Tussen het door verdachte plegen van de strafbare feiten en de berechting ter terechtzitting is een onwenselijk lange termijn verstreken, te weten een periode van 27 maanden. Deze schending van artikel 6 EVRM is met de vaststelling ervan voldoende gecompenseerd.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
- medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zodanig letsel bekomt dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden ontstaat, begaan door een rechtspersoon
- medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel
bekomt, begaan door een rechtspersoon
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Geldboete van EUR 10.000,00 waarvan EUR 2.500,00 voorwaardelijk met een proeftijd
van 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K. Visser, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. A. Venekamp, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.A.M. van Schijndel, griffier,
en is uitgesproken op 17 december 2009.