vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrechtvonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/845344-09
Parketnummer vordering: 01/842451-08
Datum uitspraak: 07 december 2009
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te '[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 november 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 oktober 2009.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 november 2009 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat (een kopie van de vordering tot wijziging is aangehecht):
1.
hij op of omstreeks 06 augustus 2009 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans een scherp voorwerp in zijn handen, achter voornoemde [slachtoffer 1] aangerend/aangelopen en heeft daarbij dreigend geroepen:"niet de politie bellen!" en/of "Je had 112 niet moeten bellen; dat is een grote fout!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Artikel 285 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 augustus 2009 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie Brabant-Noord) en/of [slachtoffer 3] (hoofdagent van politie Brabant-Noord) en/of [slachtoffer 4] (ambtenaar van politie regio Brabant-Noord) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans een scherp voorwerp, in zijn handen op voornoemde agent(en) toegelopen/afgelopen en/of heeft hij, verdachte, op korte afstand van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk dreigend met een mes, althans een scherp voorwerp, in zijn handen zwaaiende bewegingen gemaakt en/of heeft hij, verdachte, (daarbij) geroepen "Ik maak jullie kapot, ik steek jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Artikel 285 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 06 augustus 2009 te 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk een scooter en/of een bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (door deze brommer/scooter omver te trappen/schoppen en/of (vervolgens) (meermalen) tegen deze brommer/scooter aan te trappen/schoppen);
Artikel 350 Wetboek van Strafrecht
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 01/842451-08 is aangebracht bij vordering van 20 november 2009. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 29 januari 2009.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 6 augustus 2009 was verdachte samen met een aantal anderen op de Zuiderplas te ’s-Hertogenbosch. Verdachte kreeg daar ruzie met [slachtoffer 5] waarbij zij beiden met een mes in de hand tegenover elkaar stonden1.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de drie tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met een mes. Over de bedreiging van de drie agenten heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij niet direct op weg was naar de agenten, maar naar het inloopschip. Het mes dat hij in zijn handen had wilde hij niet loslaten, omdat hij dit zijn vader cadeau wilde doen. Nadat agenten hem met pepperspray in zijn gezicht hadden gespoten, voelde verdachte dat hij een epileptische aanval kreeg. Hij heeft het mes niet losgelaten, omdat door die aanval zijn spieren samentrokken.
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank ziet aanleiding de feiten in chronologische volgorde te bespreken.
Ten aanzien van feit 1
[Slachtoffer 1] zag dat verdachte en [slachtoffer 5] beiden een mes in hun handen hadden en dat zij beiden stekende bewegingen met het mes maakten. Toen zij bleven doorvechten en ruzie maken heeft hij 112 gebeld en verteld wat er aan de hand was. Verdachte zag dit en kwam vervolgens op [slachtoffer 1] afgerend met het mes voor zijn lichaam2. Hierbij riep verdachte: ‘niet de politie bellen’ of woorden van gelijke strekking3 en/of ‘dat hij ([slachtoffer 1]) niet 112 had moeten bellen en dat dit een grote fout was’ of iets dergelijks4. Verdachte rende met het mes achter [slachtoffer 1] aan5. Dat verdachte zich hiervan niets meer kan herinneren, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, doet aan de hiervoor op basis van verschillende getuigenverklaringen weergegeven gang van zaken niets af.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden bij [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] dus opzettelijk bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht..
Ten aanzien van feit 3
Vervolgens keerde verdachte terug naar de plek waar ook de anderen zaten. Daar stond de scooter/brommer van [slachtoffer 1]. Verdachte schopte deze scooter/brommer om6 en trapte daar een paar keer tegen aan7. Op 8 augustus 2009 is [slachtoffer 1] met zijn scooter/brommer naar het politiebureau gegaan. Daar heeft een verbalisant geconstateerd dat het stuurslot bij de insteek verbogen was, dat op de linker zijkap een kras oftewel een lichte inkeping zat over een lengte van ongeveer tien centimeter en dat van het linker spatbord een klein stukje was afgebroken8. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat deze schade niet eerder op zijn scooter/brommer zat9.
Naar het oordeel van de rechtbank is dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de scooter/brommer van [slachtoffer 1] opzettelijk heeft beschadigd.
Ten aanzien van feit 2
Korte tijd later arriveren twee politieagenten, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], op de Zuiderplas. Verdachte liep met een mes in zijn hand in de richting van genoemde agenten en riep verschillende keren dat hij hen kapot zou maken of neer zou steken. Verdachte bleef op de agenten aflopen waarop zij achteruit zijn gaan lopen en hem verschillende keren sommeerden het mes te laten vallen10. Verdachte gaf geen gehoor aan deze sommaties en maakte op ongeveer vijf meter afstand van de agenten slaande bewegingen met het mes in hun richting en bleef roepen dat hij hen kapot zou steken. Ondanks het gebruik van pepperspray en herhaalde sommaties het mes te laten vallen, bleef verdachte in de richting van de agenten lopen11 12.
Inmiddels waren ook twee andere agenten, [persoon 1] en [slachtoffer 2], gearriveerd. Verdachte maakte met het mes zwaaiende bewegingen naar [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] riep tegen verdachte dat hij het mes moest laten vallen, maar verdachte bleef met het mes in zijn hand op [slachtoffer 2] aflopen en maakte op ongeveer twee meter afstand van [slachtoffer 2] met het mes zwaaiende bewegingen13 14.
Het verweer van verdachte dat hij niet direct op weg was naar de agenten, maar naar het inloopschip, dat hij het mes niet wilde loslaten, omdat hij dit zijn vader cadeau wilde doen en dat hij het mes niet heeft losgelaten, omdat door een epileptische aanval zijn spieren samentrokken, laat, wat daar ook van zij, onverlet dat verdachte, zoals hiervoor is overwogen, slaande bewegingen met het mes in de richting van de politieagenten heeft gemaakt en tegen hen heeft geroepen dat hij hen kapot zou maken of neer zou steken.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden bij [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen. Verdachte heeft [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] dus opzettelijk bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
hij op 06 augustus 2009 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes in zijn handen, achter voornoemde [slachtoffer 1] aangerend/aangelopen en heeft daarbij dreigend geroepen:"niet de politie bellen!" en/of "Je had 112 niet moeten bellen; dat is een grote fout!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
hij op 06 augustus 2009 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie Brabant-Noord) en [slachtoffer 3] (hoofdagent van politie Brabant-Noord) en [slachtoffer 4] (ambtenaar van politie regio Brabant-Noord) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes in zijn handen op voornoemde agent(en) toegelopen/afgelopen en heeft hij, verdachte, op korte afstand van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] opzettelijk dreigend met een mes in zijn handen zwaaiende bewegingen gemaakt en heeft hij verdachte, daarbij geroepen "Ik maak jullie kapot, ik steek jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
hij op 06 augustus 2009 te 's-Hertogenbosch opzettelijk en wederrechtelijk een scooter of een bromfiets toebehorende aan [slachtoffer 1] heeft beschadigd door deze brommer/scooter omver te trappen/schoppen en/of (vervolgens) (meermalen) tegen deze brommer/scooter aan te trappen/schoppen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 57
285, 350.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering (Novadic-Kentron). Vooral de bedreiging van de drie politieagenten moet verdachte extra zwaar worden aangerekend.
De officier van justitie heeft voorts toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf van twee maanden gevorderd.
Tevens heeft de officier gevorderd toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 3) van € 646,95, toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2) van € 200,-- en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2) van € 400,--. Dit alles met de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat het inbeslaggenomen mes van verdachte verbeurd moet worden verklaard en dat de inbeslaggenomen kleding van verdachte aan hem moet worden teruggegeven.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft met betrekking tot de gevorderde straf aangevoerd dat deze veel te zwaar is. Het gaat hier om een jonge jongen, die in het leven niet veel heeft meegekregen om normaal te functioneren, terwijl hij bovendien nog allerlei geestelijke beperkingen heeft die hem hinderen in zijn functioneren. Dat de bedreiging tegen agenten was gericht kan de eis niet rechtvaardigen. Zij waren met vier personen, hadden afweermiddelen en hebben deze ook gebruikt.
De raadsman verzet zich tegen de gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, omdat hij deze vordering pas vanochtend op zijn bureau heeft aangetroffen en deze dus niet met verdachte heeft kunnen bespreken.
Volgens de raadsman moet de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de schade aan diens scooter/brommer niet is gerepareerd. Ook de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] moeten worden afgewezen, omdat het niet zo kan zijn dat de agenten, die geen schrammetje hebben opgelopen, ook nog schadevergoeding krijgen, terwijl verdachte last van zijn ogen heeft gehad en in zijn been is geschoten.
Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte onmiddellijk in vrijheid moet worden gesteld, omdat de gevangenhouding van verdachte op 19 augustus 2009 is ingegaan en dat de termijn van 90 dagen dat het bevel mag duren reeds is verstreken. De raadsman stelt zich daarbij op het standpunt dat de termijn van de bewaring stopt op het moment dat de rechtbank de gevangenhouding beveelt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank als volgt.
In het nadeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende. De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol (vijftien halve liters bier) en drugs (1,5 pilletje XTC) en medicijnen, waarvan hij de gecombineerde negatieve werking op zijn gedrag (kort lontje) kende en welke hij toch heeft gebruikt. Voorts wordt verdachte zwaar aangerekend dat hij [slachtoffer 1] met een mes heeft bedreigd, terwijl [slachtoffer 1] niet betrokken is geweest bij de ruzie die verdachte had met [slachtoffer 5], [slachtoffer 1] deze ruzie juist heeft willen sussen en, nadat hem dit niet was gelukt, niets meer deed dan wat van iemand in zo’n geval mag worden verwacht, namelijk 112 bellen. Eveneens in hoge mate wordt verdachte aangerekend dat hij met een mes politieagenten heeft bedreigd, terwijl die agenten bezig waren met het uitoefenen van hun publieke taak. Voorts werd verdachte ter zake van strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde feiten blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder veroordeeld en heeft verdachte onderhavige strafbare feiten gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Over verdachte is door drs. A.F.J.M. Zwegers een psychologisch rapport opgemaakt. Hierin wordt geadviseerd verdachte te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt dit advies over en houdt om die reden bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarenboven heeft de rechtbank hierbij meegewogen het feit dat verdachte bij zijn arrestatie in zijn been is geschoten, wat op hem een aanzienlijke invloed heeft gehad. De psycholoog Zwegers heeft bij verdachte symptomen van een posttraumatisch stressstoornis gezien, die volgens hem waarschijnlijk het gevolg zijn van de ingrijpende arrestatie.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en de hierna te melden bijzondere voorwaarden naleeft. In dit verband neemt de rechtbank over het advies zoals vermeld in bedoeld rapport van Zwegers een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden dat verdachte zich ambulant zal laten behandelen aan zijn alcohol- en drugsgebruik en dat hij zal meewerken aan een plaatsing in een Regionaal Instelling voor Begeleid Wonen (RIBW) De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. Niet in geschil is immers dat [slachtoffer 1] schade heeft ten gevolge van de door verdachte aan diens scooter/brommer toegebrachte beschadigingen. Dat [slachtoffer 1] deze schade nog niet heeft laten repareren staat toewijzing van de vordering niet in de weg.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, te weten immateriële schade tot een bedrag van € 200,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In dit verband is van belang dat de gevorderde schadevergoeding van € 400,-- (waarvan de rechtbank dus € 200,-- toewijsbaar acht) blijkens de toelichting op de schade ook het gevolg is geweest van het schietincident, terwijl, zoals de officier van justitie ter zitting heeft opgemerkt, nog onderzoek wordt gedaan of al dan niet terecht door [slachtoffer 2] is geschoten. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen mes vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met betrekking tot welke de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn begaan en dit voorwerp ten tijde van het begaan van die feiten aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/842451-08.
De raadsman heeft er weliswaar terecht op gewezen dat deze vordering eerder had kunnen en ook had moeten worden ingediend, maar in de omstandigheid dat hij deze pas op de ochtend van de terechtzitting op zijn bureau heeft aangetroffen en deze niet met verdachte heeft kunnen bespreken ziet de rechtbank geen aanleiding de gevorderde tenuitvoerlegging niet te gelasten. In dit verband is van belang dat de vordering tamelijk eenvoudig van aard is en ook verdachte reeds voor de terechtzitting van deze vordering had kennisgenomen.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Verzoek van de raadsman om onmiddellijke invrijheidsstelling.
Ten slotte verwerpt de rechtbank het betoog van de raadsman dat verdachte onmiddellijk in vrijheid moet worden gesteld. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Artikel 73, tweede lid, Wetboek van Strafvordering bepaalt – kort gezegd – dat een bevel tot voorlopige hechtenis ingaat op het ogenblik waarop de tenuitvoerlegging van een ander bevel tot vrijheidsbeneming, in dezelfde zaak gegeven, eindigt.
Vaststaat dat verdachte op 6 augustus 2009 is aangehouden, dat hij op 7 augustus 2009 in verzekering is gesteld voor de duur van ten hoogste drie dagen en dat dit bevel bij bevel van inverzekeringstelling van 9 augustus 2009 met ingang van 9 augustus 2009 (23.55 uur) voor ten hoogste drie dagen is verlengd. Voorts staat vast dat de rechter-commissaris op 10 augustus 2009 een bevel tot bewaring tegen verdachte heeft verleend voor een termijn van 14 dagen, welk bevel op 13 augustus 2009 is ten uitvoer gelegd. Ten slotte staat vast dat de raadkamer van de rechtbank op 19 augustus 2009 de gevangenhouding van verdachte heeft bevolen voor een termijn van 90 dagen. Gelet op evenbedoeld artikellid is deze gevangenhouding van verdachte ingegaan op 27 augustus 2009. Dat de raadkamer de gevangenhouding reeds op 19 augustus 2009 en dus binnen de termijn van de bewaring heeft bevolen betekent, in tegenstelling tot de raadsman heeft bepleit, dus niet dat daarmee op dat moment het bevel tot bewaring eindigt en het bevel tot gevangenhouding ingaat.
In dit verband overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 22 oktober 1991, NJ 1992/232, waarin aan de orde was het tijdstip waarop de bewaring ingaat, dat, indien de raadkamer een vordering als bedoeld in artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot een in bewaring gestelde verdachte afwijst, zulks op zichzelf niet meebrengt dat tegelijkertijd de bewaring eindigt.
Uit het voorgaande volgt dat ten tijde van de terechtzitting de 90 dagen van de gevangenhouding dus nog niet waren verstreken.
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
T.a.v. feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
* Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht, ook indien zulks zou inhouden dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen aan zijn alcohol- en drugsgebruik en dat veroordeelde zal meewerken aan een plaatsing in een RIBW.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
* Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen mes [nr. 6 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen].
* Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten een witte blouse, een zwarte blouse, een blauwe spijkerbroek, een paar witte Nike schoenen, een paar witte sokken en een bruine pet genoemd onder de nummers 1, 2, 3, 4, 5 en 7 op de lijst van in beslag genomen voorwerpen.
T.a.v. feit 1, feit 3:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 646,95 subsidiair 12 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 646,95 (zegge: zeshonderd zesenveertig euro en vijfennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis, bestaande uit materiële schade. De toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van EUR 646,95 (zegge: zeshonderd zesenveertig euro en vijfenennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 200,-- (zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis, bestaande uit imma-teriële schade. De toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van EUR 200,-- (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 200,-- (zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis, bestaande uit immateriële schade. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van EUR 200,-- (zegge: tweehonderd euro), bestaande uit immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch d.d. 29 januari 2009, gewezen onder parketnummer 01/842451-08, te weten: Gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. S. van Lokven en mr. A. Venekamp, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 7 december 2009.
1 Verklaring van verdachte ter terechtzitting en proces-verbaal van het eerste verhoor van verdachte van 7 augustus 2009, p 147, 148 en 151 van het eindproces-verbaal.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 6 augustus 2009, opgemaakt op 8 augustus 2009, p. 75 en 76 van het eindproces-verbaal en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1]an 7 augustus 2009, p. 119 van het eindproces-verbaal.
3 Zie noot 2, p. 76.
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 7 augustus 2009, p. 134 van het eindproces-verbaal.
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 7 augustus 2009, p. 130 van het eindproces-verbaal.
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] van 7 augustus 2009, p. 178 van het eindproces-verbaal.
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1]an 7 augustus 2009, p. 120 van het eindproces-verbaal.
8 Proces-verbaal van bevindingen van [getuige 5] van 13 augustus 2009, p. 173 van het eindproces-verbaal.
9 Zie noot 8, p. 173.
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3] van 7 augustus 2009, p. 390 van het eindproces-verbaal en proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 4] van 10 augustus 2009, p. 382 van het eindproces-verbaal.
11 Zie noot 10, p. 382 van het eindproces-verbaal.
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1]an 7 augustus 2009, p. 371 van het eindproces-verbaal.
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] van 7 augustus 2009, p. 497 en 498 van het eindproces-verbaal en proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3] van 7 augustus 2009, p. 391 van het eindproces-verbaal.
14 Zie noot 12, p. 371.