ECLI:NL:RBSHE:2009:BH9676
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geldleningsovereenkomst met een Belgische gedaagde
In deze zaak heeft de kantonrechter te Eindhoven, mr. R.R.M. de Moor, zich gebogen over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geschil tussen de besloten vennootschap Lage Landen Financial Services BV en een Belgische gedaagde. De zaak betreft een geldleningsovereenkomst die in Nederland is gesloten, waarbij de gedaagde niet is verschenen. De kantonrechter heeft de relevante processtukken in overweging genomen, waaronder de akte van de eiseres en de overeenkomst tussen partijen. De bevoegdheid van de Nederlandse rechter is vastgesteld op basis van artikel 17 van de Verordening (EG) nr. 44/2001, ook wel bekend als de Brussel I-Vo. Dit artikel bepaalt dat de rechter van de lidstaat waar de consument woonachtig is, bevoegd is, mits de overeenkomst in die lidstaat is gesloten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat zowel de eiseres als de gedaagde ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in Nederland woonachtig waren. Dit betekent dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het geschil te beoordelen. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de overeenkomst en de bijbehorende Algemene Voorwaarden zijn overgelegd, waarin een rechtskeuze voor Nederlands recht is opgenomen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de overeenkomst voldoet aan de vereisten van de wet en dat de gedaagde, ondanks zijn Belgische nationaliteit, onder de Nederlandse rechtsmacht valt.
De uitspraak is gedaan in het kader van een vervolg op een eerder tussenvonnis en de kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling. De eiseres is opgedragen om aanvullende documentatie te overleggen, waaronder een ingebrekestelling en een overzicht van verschenen termijnen en gedane betalingen. De beslissing van de kantonrechter is op 12 februari 2009 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.