ECLI:NL:RBSHE:2008:BG5643

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/845418-08
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met voorbedachten rade in 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch op 2 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord. De verdachte heeft op 11 augustus 2008 in 's-Hertogenbosch het slachtoffer met een mes in het bovenlichaam gestoken. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, aangezien de verdachte voldoende tijd had om na te denken over zijn handelen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde. De rechtbank achtte de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging van de verdachte die stelde dat hij handelde uit zelfverdediging. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een noodweersituatie, omdat de verdachte eerst met het mes had gestoken voordat het slachtoffer zich verdedigde met een knuppel. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan het slachtoffer, die bestond uit materiële en immateriële schade, en bepaalde dat de verdachte deze schade moest vergoeden. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweld en de impact op de gemeenschap.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/845418-08
Datum uitspraak: 02 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in de PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 oktober 2008.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 18 november 2008 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat (een kopie van de vordering tot wijziging is aangehecht):
hij op of omstreeks 11 augustus 2008 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg meerdere malen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam van [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289 en 45 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Vaststaande feiten.
Op 11 augustus 2008 heeft verdachte op De Bossche Pad te ’s-Hertogenbosch [slachtoffer] meerdere malen met een mes in diens bovenlichaam geraakt.1 2 3 4 5 Het t-shirt van [slachtoffer] zit aan de voor- en achterzijde onder het bloed.6 7 8 9 Verbalisanten [1 en 2] zien in het ziekenhuis dat het t-shirt van [slachtoffer] besmeurd is met bloed.10 In het ziekenhuis worden 6 steekwonden bij [slachtoffer] geconstateerd.11
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de poging tot moord op [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen. Zij verwijst voor wat betreft het opzet naar de aard en wijze van verdachtes handelen en diens gemoedstoestand daarbij. Verdachte was immers boos en heeft, door in die toestand in het wilde weg te steken met een mes - waarvan het lemmet ten minste 8 centimeter bedraagt - bewust de kans aanvaard dat hij vitale delen in het lichaam van [slachtoffer] zou kunnen raken. Het is derhalve niet aan verdachte te danken geweest dat het slachtoffer niet is gedood. Het feit dat er geen inwendige bloedingen zijn geconstateerd rechtvaardigt niet de conclusie dat er geen sprake is geweest van het opzet op het van het leven beroven van [slachtoffer].
Dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld blijkt volgens de officier van justitie uit de omstandigheid dat verdachte ten tijde van een verhitte discussie zijn huis is binnengelopen om aldaar een mes bij zich te steken en daarna uitlatingen als “Ik steek jou kapot” heeft gedaan, onder meer in de richting van [slachtoffer] en daarop samen met [slachtoffer] de straat is overgestoken alvorens [slachtoffer] voor de eerste maal met een mes te steken. Uit de laatste omstandigheid leidt de officier af dat verdachte tijd heeft gehad om na te denken over de gevolgen van zijn daad en zich daar rekenschap over had kunnen afleggen.
De verklaringen die verdachte zelf over het feitelijk gebeuren heeft afgelegd acht de officier niet geloofwaardig, omdat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd terwijl hij daarnaast, ondanks zijn vermeende verwardheid, op onderdelen wel in staat is gebleken consistent te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt vast dat de medische informatie geen enkel uitsluitsel biedt omtrent de aard, ernst en locaties van de verwondingen. Evenmin staat in deze informatie opgetekend dat er sprake is geweest van inwendig bloedverlies. Gelet hierop alsmede gelet op de omstandigheid dat aangever na één dag al weer naar huis mocht is de conclusie dan ook gerechtvaardigd dat er geen sprake is geweest van ernstige c.q. diepe steekwonden. Dit past naar de mening van de raadsman in de verklaring van verdachte dat hij enkel afwerende bewegingen met het mes heeft gemaakt en geen opzet op de dood van aangever heeft gehad. Daarnaast stelt de raadsman zich op het standpunt dat het tijdsverloop van het feitelijke gebeuren geen ruimte biedt voor handelen met voorbedachten rade.
De raadsman betwist voorts de betrouwbaarheid van de belastende verklaringen van diverse getuigen, omdat de enige onafhankelijke [getuige 1], uitdrukkelijk verklaart dat hij de feitelijke steekpartij niet heeft gezien. Volgens de raadsman volgt hieruit dat de andere getuigen het steekincident evenmin hebben kunnen waarnemen en hieromtrent valselijk hebben verklaard. De raadsman stelt zich op het standpunt dat deze onbetrouwbare verklaringen niet voor het bewijs mogen worden gebezigd. De omstandigheid dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd laat zich volgens de raadsman eenvoudig verklaren door het feit dat hij als gevolg van de klappen met de knuppel een hersenschudding had opgelopen en in verwarde toestand door de politie is verhoord.
Gelet op dit alles bepleit de raadsman vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank begrijpt dat de raadsman de betrouwbaarheid van de [getuige 2] en [getuige 3] betwist.
Vooropgesteld overweegt de rechtbank dat de enkele verklaring van [getuige 1 ] dat hij de steekpartij niet heeft waargenomen, niet zonder meer inhoudt dat voornoemde [getuigen 2 en 3] de steekpartij evenmin hebben kunnen zien.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] en [getuigen 2 en 3] omtrent het feitelijk gebeuren in grote lijnen overeenstemmen en elkaar onderling versterken. Zo verklaart aangever dat verdachte een discussie voerde met [getuige 3] waarmee hij, aangever, zich vervolgens bemoeide.12 Dit vindt bevestiging in de verklaringen van [getuige 3]13 en [getuige 2].14 [getuige 3]15 en [getuige 2]16 verklaren voorts beiden dat verdachte het huis in liep en even later met een mes naar buiten kwam. Daarnaast wordt de verklaring van aangever,17 inhoudende dat hij eerst door verdachte met het mes werd gestoken alvorens hij verdachte met de knuppel sloeg, bevestigd door de verklaringen van [getuige 2]18 en [getuige 3].19
De rechtbank ziet op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting geen enkele aanleiding om aan de betrouwbaarheid van [getuigen 2 en 3] te twijfelen en gaat dan ook uit van de juistheid van de door hen afgelegde verklaringen. Deze conclusie brengt met zich dat de rechtbank de geloofwaardigheid van de verklaringen van verdachte omtrent het feitelijk gebeuren in twijfel trekt, hetgeen wordt gevoed door zijn wisselende verklaringen, het feit dat hij geen openheid van zaken wenst te verschaffen omtrent de plaats waar hij het mes heeft achtergelaten en de vriend van wie hij dit mes naar eigen zeggen heeft gekregen, alsmede zijn weigering om aan een DNA-onderzoek mee te werken.
Vast is komen te staan dat verdachte aangever met een mes heeft gestoken.20 21 22 23 24 Een groot aantal steekwonden bevindt zich in het bovenlichaam van [slachtoffer].25 Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het menselijk bovenlichaam vitale organen bevinden bij wier falen de betreffende persoon komt te overlijden. Gelet op het feit dat verdachte aangever meermalen met zijn mes heeft gestoken is deze daad reeds naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op en geschikt tot de levensberoving van aangever dat hieruit valt af te leiden dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich hiervan bewust moet zijn geweest en dat hij de aanmerkelijke kans op dit gevolg willens en wetens heeft aanvaard. Op grond hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat er sprake is van opzet in voorwaardelijke zin op de dood van aangever.
Met betrekking tot de ten laste gelegde voorbedachte rade overweegt de rechtbank als volgt.
Van voorbedachte rade is sprake wanneer de verdachte de tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Het gaat er daarbij niet om dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht of zich rekenschap heeft gegeven, maar om de tijd en de gelegenheid daartoe. Dat tijdsverloop hoeft niet lang te zijn en mag zich ook ten dele afspelen tijdens de gewelddadige handelingen, zeker als die enige tijd in beslag nemen.
Uit het procesdossier blijkt dat verdachte zijn woning heeft verlaten en buiten een discussie is aangegaan met [[getuige 3].26 Aangever mengde zich in deze discussie.27 Vervolgens is verdachte zijn woning weer ingelopen, heeft daar een mes gepakt en is met dat mes weer naar buiten gegaan.28 29 Buiten heeft verdachte opnieuw de confrontatie met aangever opgezocht.30 31
Verdachte blijft aangever achtervolgen32 en maakt daarbij stekende bewegingen met het mes.33 Ook [getuige 1] ziet aangever en verdachte samen weg lopen.34 Onmiddellijk hierna steekt verdachte aangever met het mes.35
De rechtbank concludeert uit al deze feiten en omstandigheden dat verdachte tijdens het gebeuren voldoende tijd heeft gehad om na te denken over zijn genomen besluit en zich daar rekenschap van had kunnen geven. Aldus acht de rechtbank de voorbedachte rade aanwezig.
Gelet op het vorenstaande en de hiervoor onder “vaststaande feiten” omschreven feiten en omstandigheden acht de rechtbank de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang gezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 11 augustus 2008 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg meerdere malen met een mes in het lichaam van [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte zich middels zijn mes heeft verdedigd tegen de aanvallen met de knuppel van [slachtoffer]. Aldus is er sprake van een noodweersituatie waaruit verdachte zich, door de aanhoudende aanvallen van [slachtoffer], niet kon onttrekken. De verdediging bepleit daarom ontslag van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte zich niet in een noodweersituatie bevond omdat uit de diverse verklaringen blijkt dat verdachte eerst met het mes heeft gestoken voordat aangever zich middels het slaan met de knuppel heeft verdedigd.
De rechtbank acht uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden waaruit afgeleid zou kunnen worden dat verdachte vóór zijn gewelddadige handelen door aangever met een knuppel is aangevallen. De rechtbank leidt uit de processtukken wèl af dat er sprake is geweest van een aanvallende actie door verdachte met het mes vóórdat aangever een knuppel ter hand nam. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachte door aangever waartegen verdachte zich gerechtigd en noodzakelijk mocht verdedigen. Gelet hierop faalt het beroep op noodweer.
Voorts zijn er geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht artt. 10, 24c, 27, 36f, 45, 289.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Gelet op de gevolgen die het delict heeft gehad voor [slachtoffer] en zijn gezin, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte eist de officier een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij acht de officier van justitie de navolgende posten voor toewijzing vatbaar:
- de kosten van de kleding ad €183,90;
- de medische kosten ad €50,00;
- de loonderving tot een bedrag van €500,00; en
- de immateriële schade ad €1000,00.
De officier verzoekt de rechtbank deze posten toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, en daarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken, dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging voert niets aan met betrekking tot de strafmaat.
Uit de voornoemde standpunten volgt dat ook de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen. Subsidiair zou de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard dienen te worden omdat de vordering in het geheel niet van eenvoudige aard is. Meer subsidiair zou het onderdeel van de loonderving afgewezen moeten worden omdat dit onderdeel onvoldoende is onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft op gewelddadige wijze slachtoffer [slachtoffer] meerdere keren in diens bovenlichaam gestoken. Verdachte heeft met dit gewelddadige gedrag een zeer groot en levensbedreigend gevaar in het leven geroepen voor het slachtoffer. Het is dan ook niet aan verdachte te danken geweest dat zijn handelen niet tot fatale gevolgen heeft geleid. In zijn poging om het slachtoffer van het leven te beroven heeft verdachte een ernstige aantasting in de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer gepleegd. Door het slachtoffer steekwonden toe te brengen heeft verdachte deze tevens blijvend letsel (blijvende littekens) toegebracht.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij er niet voor is teruggeschrokken om dergelijk zwaar geweld tegen zijn medemens te gebruiken om zijn gelijk in een discussie af te dwingen. Bovendien heeft verdachte het delict in het openbaar op klaarlichte dag en onder meer in aanwezigheid van kinderen gepleegd. Het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft dan ook beroering en gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht in de buurtgemeenschap. Daarnaast worden door een dergelijk feit algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving aangewakkerd.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank heeft hierbij mede acht geslagen op de inhoud van het Reclasseringsrapport betreffende de verdachte d.d. 18 november 2008.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering:
* de schade aan kleding en schoeisel (een broek ad EUR 125,--, een shirt ad EUR 29,90 en leren
slippers ad EUR 29,--),
* de schade aan auto (schoonmaakkosten ad EUR 148,75),
* de medische kosten (ziekenhuisdaggeld ad EUR 50,--)
* de immateriële schade (ad EUR 1.000,--).
De toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag der algehele voldoening t.a.v. de immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post:
* de loonderving (ad EUR 4.512,--)
Naar het oordeel van de rechtbank is deze post niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
poging tot moord
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.382,65 subsidiair 27 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.382,65
(zegge: dertienhonderdtweeëntachtig euro en vijfenzestig eurocent ), vermeerderd met de wettelijke rente zoals hieronder vermeld, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag
van EUR 1.382,65 (zegge: dertienhonderdtweeëntachtig euro en vijfenzestig eurocent
euro). Dit bedrag bestaat uit een vergoeding van de navolgende materiële schade:
* de schade aan kleding en schoeisel (een broek ad EUR 125,--, een shirt ad EUR 29,90 en leren slippers ad EUR 29,--),
* de schade aan auto (schoonmaakkosten ad EUR 148,75),
* de medische kosten (ziekenhuisdaggeld ad EUR 50,--)
en een vergoeding van de immateriële schade (ad EUR 1000,--).
Het totaalbedrag van de materiële schade, zijnde EUR 382,65, zal worden
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2008 tot de dag der
algehele voldoening. Het bedrag aan immateriële schade, zijnde EUR 1.000,--, zal
worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2008 tot de dag der
algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake de loonderving (ad EUR
4.512,--) niet ontvankelijk is omdat deze vordering niet eenvoudig van aard is.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd
voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
mrs. J.A. van Biesbergen en A.J. Schaap, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.J. Raaimakers, griffier,
en is uitgesproken op 2 december 2008.
1 De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 18 november 2008.
2 De verklaring van [slachtoffer], zie eindprocesverbaal, p. 55.
3 De verklaring van [getuige 3], zie eindprocesverbaal, p. 64.
4 De verklaring van [getuige 2], zie eindprocesverbaal, p. 72.
5 De verklaring van [getuige 4], zie eindprocesverbaal, p. 86.
6 De verklaring van [slachtoffer], zie eindprocesverbaal, p. 56.
7 De verklaring van [getuige 1], zie eindprocesverbaal, p. 67 en 68.
8 De verklaring van [getuige 2], zie eindprocesverbaal, p. 73.
9 De verklaring van [getuige 5], zie eindprocesverbaal, p. 77.
10 De bevindingen van [verbalisanten 1 en 2], zie eindprocesverbaal, p. 42.
11 De medische informatie betreffende [slachtoffer], zie eindprocesverbaal, p. 115.
12 De verklaring van [slachtoffer], zie eindprocesverbaal, p. 54.
13 De verklaring van [getuige 3], zoals weergegeven in het relaas van bevindingen van [verbalisante 3], zie eindprocesverbaal, p. 60.
14 De verklaring van [getuige 2], zie eindprocesverbaal, p. 71.
15 De verklaring van [getuige 3], zie eindprocesverbaal, p. 63.
16 De verklaring van [getuige 2], zie eindprocesverbaal, p. 71.
17 De verklaring van [slachtoffer], zie eindprocesverbaal, p. 55.
18 De verklaring van [getuige 2], zie eindprocesverbaal, p. 72.
19 De verklaring van [getuige 3], zie eindprocesverbaal, p. 64.
20 De verklaring van [slachtoffer], zie eindprocesverbaal, p. 55.
21 De verklaring van [getuige 3], zie eindprocesverbaal, p. 64.
22 De verklaring van [getuige 2], zie eindprocesverbaal, p. 72.
23 De verklaring van [getuige 4], zie eindprocesverbaal, p. 86.
24 De medische informatie betreffende [slachtoffer], zie eindprocesverbaal, p. 115
25 De verklaring van [slachtoffer], zie eindprocesverbaal, p. 56.
26 De verklaring van [getuige 3], zoals weergegeven in het relaas van bevindingen van [verbalisante 3], zie eindprocesverbaal , p. 60.
27 De verklaring van [getuige 3], zoals weergegeven in het relaas van bevindingen van [verbalisante 3], zie eindprocesverbaal, p. 60.
28 De verklaring van [getuige 3], zie eindprocesverbaal, p. 63.
29 De verklaring van [getuige 2], zie eindprocesverbaal, p. 71.
30 De verklaring van [getuige 3], zie eindprocesverbaal, p. 63.
31 De verklaring van [getuige 2], zie eindprocesverbaal, p. 71.
32 De verklaring van [slachtoffer], zie eindprocesverbaal, p. 55.
33 De verklaring van [getuige 2], zie eindprocesverbaal, p. 72.
34 De verklaring van [getuige 1], zie eindprocesverbaal, p. 67.
35 De verklaring van [getuige 2], zie eindprocesverbaal, p. 72.