ECLI:NL:RBSHE:2008:BF9261

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-3180
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vergunningen voor het evenement 'Gimmerse Oktoberfiste' in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot de vergunningen voor het evenement 'Gimmerse Oktoberfiste', dat gepland stond op 10 en 11 oktober 2008 op het Ridderplein te Gemert. Verzoeker, een omwonende, had bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunningen door de burgemeester van de gemeente Gemert-Bakel en het college van burgemeester en wethouders, omdat hij vreesde voor ernstige overlast door het evenement. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunningen zijn verleend in overeenstemming met de Algemene plaatselijke verordening (Apv) en dat er geen strijd is met het bestemmingsplan 'Centrum Gemert'. De voorzieningenrechter oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde grieven niet konden leiden tot het inwilligen van het verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overwoog dat de artikelen van de Apv zijn bedoeld ter bescherming van de openbare orde en het woonklimaat, en dat de strijd met het bestemmingsplan niet onder deze belangen valt. Bovendien werd vastgesteld dat het evenement, dat een relatief beperkte duur en aantal bezoekers heeft, niet in strijd is met de bestemming van het Ridderplein. De voorzieningenrechter concludeerde dat de overlast die verzoeker zou ondervinden niet zodanig was dat deze niet geaccepteerd kon worden gedurende de korte tijdspanne van het evenement. Daarom werd het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/3180
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 oktober 2008
inzake
[verzoeker],
te [woonplaats],
verzoeker,
tegen
1. de burgemeester van de gemeente Gemert-Bakel
en
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gemert-Bakel,
verweerders,
gemachtigden F.T.H. Branten en H.C.S.A. Naaijkens.
Aan het geding heeft als partij deelgenomen
Gemertse Carnaval Stichting de Drumknaauwers,
belanghebbende,
gemachtigde [gemachtigde].
Procesverloop
Bij ongedateerd besluit, verzonden op 4 augustus 2008, heeft verweerder sub 1 aan belanghebbende vergunning met voorschriften verleend, als bedoeld in artikel 2.2.2, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Gemert-Bakel (hierna: de Apv) voor het organiseren van het evenement “Gimmerse Oktoberfiste”, te houden op het Ridderplein te Gemert op 10 en 11 oktober 2008.
In verband met voornoemd evenement heeft verweerder sub 2 bij ongedateerde besluiten, eveneens verzonden op 4 augustus 2008, aan belanghebbende de navolgende vergunningen/ontheffingen verleend:
- ontheffing onder voorwaarden als bedoeld in artikel 4.1.5, tweede lid, van de Apv voor het ten gehore brengen van muziek;
- vergunning met voorschriften op grond van artikel 2.4.2 van de Apv voor het plaatsen van reclameborden op de openbare weg;
- gebruiksvergunning met voorschriften als bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, van de Brandbeveiligingsverordening voor het in gebruik hebben van een tent.
Tegen deze besluiten heeft verzoeker bij brief van 8 september 2008 bij verweerder bezwaar gemaakt.
Bij brief van gelijke datum heeft verzoeker zich tot de voorzieningenrechter van de rechtbank gewend met het verzoek ten aanzien van voornoemde besluiten een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het verzoek is behandeld op de zitting van 3 oktober 2008, waar verzoeker is verschenen in persoon. Verweerders hebben zich ter zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Belanghebbende is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Voor zover de toetsing aan dit criterium meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in die procedure.
3. Het evenement waar de bestreden besluiten betrekking op hebben, zal worden gehouden op 10 en 11 oktober 2008 op het Ridderplein te Gemert. Het evenement zal op genoemde dagen plaatsvinden van 20.00 uur tot 01.00 uur. Het evenement vindt plaats in een tent, waar een podium aanwezig is waarop (voornamelijk Tiroler) muziek ten gehore wordt gebracht. Er wordt alcoholische drank geschonken. Het evenement is toegankelijk tegen betaling. Er worden per dag ongeveer 400 bezoekers verwacht. Een soortgelijk evenement is ook in 2007 gehouden.
4. Verzoeker woont in directe omgeving van het Ridderplein en vreest als gevolg van het evenement ernstige overlast te ondervinden.
5. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat de grieven van verzoeker naar inhoud en aard met name betrekking hebben op de door verweerder sub 1 verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.2.2, eerste lid, van de Apv en de door verweerder sub 2 verleende ontheffing als bedoeld in artikel 4.1.5, tweede lid, van de Apv. De voorzieningenrechter zal zich bij de beoordeling van het verzoek dan ook tot deze twee besluiten beperken.
6. Ingevolge artikel 2.2.2, eerste lid, van de Apv is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan de vergunning worden geweigerd;
a. in het belang van de openbare orde;
b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c. in het belang van de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
d. in het belang van de zedelijkheid of gezondheid;
e. indien door het toestaan van één of meer evenementen het woon- en leefklimaat wordt aangetast.
7. Ingevolge artikel 4.1.5, eerste lid, van de Apv is het verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan het college van burgemeester en wethouders van het verbod ontheffing verlenen.
8. Allereerst wordt ingegaan op verzoekers grief dat het organiseren van een evenement als het onderhavige in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Centrum Gemert”.
Deze grief kan niet leiden tot inwilliging van het verzoek om een voorlopige voorziening. Daartoe wordt in de eerste plaats overwogen dat de toepasselijke artikelen van de Apv strekken ter bescherming van daarin specifiek genoemde belangen (in grote lijnen: het voorkomen van verschillende vormen van overlast, wanordelijkheden, onveilige situaties en andere aantastingen van het woonklimaat). Het voorkomen van strijd met het bestemmingsplan kan niet onder deze belangen geschaard worden. De door verzoeker gestelde strijd met het bestemmingsplan kan voor verweerders derhalve geen grond vormen de gevraagde vergunning en ontheffing te weigeren.
9. Bovendien acht de voorzieningenrechter het evenement voorshands niet in strijd met de op het Ridderplein krachtens het bestemmingsplan “Centrum Gemert” rustende bestemming “Verblijfsdoeleinden”. Ingevolge artikel 20, lid 1, aanhef en onder c, van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor onder meer een plein met een daarbij behorende verblijfs- en/of terrasfunctie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het houden van een evenement als het onderhavige met een relatief beperkte duur en een beperkt aantal bezoekers niet strijdig is met deze ruim geformuleerde doeleinden. Daarbij is in aanmerking genomen dat, naar verweerder onbetwist heeft gesteld, op het Ridderplein reeds gedurende een lange reeks van jaren evenementen zoals de jaarlijkse kermis plaatsvinden. Het ligt niet in de rede te veronderstellen dat de planwetgever dergelijke evenementen heeft willen verbieden, zonder zulks uitdrukkelijk te bepalen. De rechtbank merkt verder nog op dat de onderhavige situatie niet op een lijn kan worden gesteld met die, waarvan sprake was in de door zowel verweerder als verzoeker aangehaalde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2005, www.rechtspraak.nl, LJN: AT3708. In die zaak ging het namelijk om een grootschalig evenement op een terrein met een agrarische bestemming, gedurende meerdere dagen en waar duizenden bezoekers op afkwamen.
10. Verzoeker heeft voorts betoogd dat verweerders hebben gehandeld in strijd met hun beleid, zoals neergelegd in de beleidsregels “Evenementenbeleid Gemert-Bakel 2005” (hierna: het evenementenbeleid).
11. Door verweerder is ter zitting erkend dat de onderhavige besluiten niet zijn voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, zoals in het evenementenbeleid is voorgeschreven. Niettemin ziet de voorzieningenrechter in deze omissie geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Vaststaat immers dat verzoeker vanaf de indiening van de aanvraag in maart 2008 verweerder bij de besluitvorming betrokken is geweest en dat verzoeker in dat kader zijn zienswijze omtrent het evenement kenbaar heeft kunnen maken. Dat de communicatie tussen verweerders en verzoeker kennelijk niet altijd even soepel is verlopen doet er niet aan af dat verweerders van de standpunten van verzoeker op de hoogte was en er rekening mee heeft gehouden. In zoverre is verzoeker door de door hem gelaakte handelwijze van verweerders niet in zijn belangen geschaad. Weliswaar blijkt uit de bestreden besluiten niet expliciet op welke wijze verweerders met verzoekers zienswijze rekening heeft gehouden, doch dit motiveringsgebrek kan door verweerders bij de te nemen beslissing op bezwaar worden hersteld.
12. Verzoeker heeft er voorts opgewezen dat er een alternatieve locatie voor het evenement aanwezig is op het evenemententerrein aan de West-Om. Op grond van het evenementenbeleid dient het onderhavige evenement aldaar plaats te vinden, aldus verzoeker.
Ter zitting is hebben verweerders uiteengezet dat het evenemententerrein aan de West-Om vooral is bedoeld voor het opzetten van het circus en voor het stallen van de wagens voor de kermis, welke kermis dan zelf wel weer steeds op het Ridderplein wordt gehouden. Voorts is uiteengezet dat dit terrein in zijn algemeenheid enkel voor grootschalige evenementen wordt gebruikt en dat het gezien ligging buiten het centrum minder geschikt is voor een evenement met een relatief kleinschalig karakter als het onderhavige. Bovendien vormt de momenteel drassige ondergrond een beletsel om het evenement aldaar plaats te doen vinden.
Gelet op deze uiteenzetting, die de voorzieningenrechter niet op voorhand onbegrijpelijk acht, hebben verweerders zich op het standpunt kunnen stellen dat van een dat alternatieve locatie in de zin van het evenementenbeleid geen sprake is.
13. Voor zover verzoeker heeft willen betogen dat het evenementenbeleid zich ertegen verzet dat een evenement wordt gehouden in strijd met het bestemmingsplan, gaat de verzieningenrechter daaraan, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 8 en 9 is overwogen, voorbij.
14. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat het evenement voor verzoeker als omwonende een zekere mate van overlast meebrengt. Gelet op de door verweerders aan de bestreden besluiten verbonden voorschriften en de daaraan gestelde voorwaarden, is echter niet aannemelijk dat die overlast zodanig zal zijn dat van verzoeker niet gevergd kan worden deze gedurende de relatief korte tijdspanne van het evenement te verdragen. Daarbij is in aanmerking genomen dat door verweerders en belanghebbende is uiteengezet ter voorkoming van overtreding van de geluidsnormen, zoals die zich tijdens de vorige editie van het evenement heeft voorgedaan, meer geluidsboxen in de tent zullen worden geplaatst welke ieder op zich minder ver dragend zijn. Aangegeven is dat de normen met de verhuurder contractueel zijn vastgelegd en dat in geval van overschrijding daarvan geen betaling zal plaatsvinden. Vervolgens is gesteld dat de boxen naar binnen gericht zijn opgesteld en dat deze, ter voorkoming van onevenredig zware bastonen, trillingvrij worden geplaatst. Tot slot is naar voren gebracht dat zowel van gemeentewege als door belanghebbende zelf geluidscontroles zullen worden uitgevoerd en dat, ingeval van overschrijding van de toegestane normen, handhavend zal worden opgetreden. Dat het toezicht op naleving van de geluids- en andere normen onvoldoende is gewaarborgd, acht de voorzieningenrechter op voorhand niet aannemelijk gemaakt. Gelet hierop is naar voorlopig oordeel niet gebleken dat naar objectieve maatstaven bezien, mede gelet op het incidentele karakter van het evenement, sprake zal zijn van onaanvaardbare overlast voor verzoeker. Het feit dat het onderhavige evenement niet het enige is dat op het Ridderplein plaatsvindt, doet aan het voorgaande niet af. Van een omwonende van een plein met een centrumfunctie als het onderhavige mag worden verlangd dat hij een zekere mate van hinder, voortvloeiend uit die functie, voor lief neemt. Dat in casu de grenzen van het aanvaardbare zijn overschreden acht de voorzieningenrechter voorshands niet aannemelijk geworden.
15. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
16. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus gedaan door mr. W.C.E. Winfield , voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.F.P. Smeets, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2008.