RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
rekestnummer: 08.759 + 08.760
nummer verklaring: BXM0110800079
uitspraakdatum: 11 augustus 2008
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
Stichting MOOILAND,
voorheen Stichting Woonmaatschappij Maasland,
handelend onder de naam Mooiland Maasland
gevestigd te Wageningen,
kantoorhoudend te Ravenstein,
verweerster.
Partijen worden hierna [verzoeker] en Maasland genoemd.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 18 juli 2008 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschriften tot toelating tot de schuldsaneringsregeling en tot vaststelling van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a Faillissement (Fw).
- de mondelinge behandeling van genoemde verzoekschriften op 1 augustus 2008.
Bij de mondelinge behandeling van genoemde verzoekschriften is [verzoeker] verschenen
bijgestaan door mevrouw W.A. Goertz, beschermingsbewindvoerder.
Namens Maasland zijn de gemachtigden mevrouw J.M.J. Tap en de heer G.J.B. Brom
verschenen.
Verzoeker vraagt de rechtbank op grond van artikel 287a lid 1 Faillissementswet (Fw) ten aanzien van de schuldeisers(s) genoemd in de verklaring ex art. 285 Fw die weigert/weigeren zijn/hun medewerking te verlenen aan een aangeboden schuldregeling te bevelen in te stemmen met die schuldregeling.
In de verklaring ex art. 285 Fw staat – voor zover hier relevant- : “Schuldeiser Woningbouwver. Maasland (…) Ondanks een heroverweging blijft de schuldeiser bij weigering (…).”
De rechtbank heeft oproepen voor de zitting doen uitgaan aan – onder andere- woningbouwvereniging Maasland.
Ter zitting is door de gemachtigde van verweerster medegedeeld dat ten gevolge van een fusie schuldeiser thans is de Stichting Mooiland. De rechtbank zal hiervan uitgaan.
Bij beschikking van 22 februari 2007 heeft de kantonrechter bewind ingesteld over alle goederen van [verzoeker]. De door de kantonrechter aangestelde bewindvoerder heeft de onderhavige verzoeken mee ondertekend.
[verzoeker] heeft op of omstreeks 7 april 2008 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers. Deze schuldregeling zou voor de schuldeisers leiden tot een uitkering van 18,92% van de vordering tegen finale kwijting. Het aangeboden percentage is terug te voeren op een aan [verzoeker] verstrekt saneringskrediet welk bedrag gelijk is aan de maximale aflossingscapaciteit gedurende drie jaren volgens de rekenmethode van Recofa. Hierbij is opgemerkt dat is gekozen voor een saneringskrediet, omdat gelet op het inkomen uit WAO-uitkering van [verzoeker] geen verandering in het inkomen is te verwachten.
Maasland is de enige schuldeiser van [verzoeker] die – bij brieven van 22 en 24 april 2008 aan het Bureau Schuldhulpverlening – geweigerd heeft in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Maasland heeft deze weigering schriftelijk niet toegelicht. De ABN AMRO Bank heeft met de schuldregeling ingestemd onder de mededeling dat, indien het voorgestelde bedrag voor 30 mei 2008 niet is ontvangen, zij genoodzaakt zal zijn haar medewerking te beëindigen.
Ter zitting heeft Maasland verklaard – hetgeen door [verzoeker] niet is betwist - dat zij [verzoeker] in een eerder stadium de kans heeft geboden om tot het treffen van de regeling te komen, maar dat [verzoeker] deze kans niet heeft aangegrepen. Maasland is overgegaan tot het leggen van loonbeslag en ontvangt nu reeds enkele maanden € 200,-- ter afbetaling van de vordering en ziet derhalve thans geen reden om in te stemmen met de voorgestelde schuldregeling. Voorts heeft Maasland zich ter zitting afgevraagd of de overige schuldeisers akkoord zijn, nu één van hen een voorbehoud heeft gemaakt.
3. Het verzoek tot het vaststellen van het dwangakkoord
[verzoeker] heeft bij het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling – kort weergegeven - de rechtbank verzocht Maasland te bevelen in te stemmen met de hierboven genoemde schuldregeling.
[verzoeker] heeft tevens verzocht het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Maasland heeft het verzoek bestreden.
4. De beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 287a Fw wordt het verzoek toegewezen, indien Maasland in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de door [verzoeker] voorgestelde schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van [verzoeker] of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser, zoals Maasland, in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan het bedrag waar Maasland recht op zou hebben bij volledige betaling door [verzoeker], is het belang van Maasland een gegeven.
Voorts dient de rechtbank te onderzoeken of door de weigering van Maasland de belangen van [verzoeker] en de overige schuldeisers worden geschaad en zo ja, of die belangen zwaarder wegen dan het belang van Maasland om haar bevoegdheid tot weigering uit te oefenen. De rechtbank stelt vast dat indien [verzoeker] zou worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling dit een lagere uitkering zou opleveren voor de schuldeisers, dan de thans voorgestelde regeling.
Bij het saneringskrediet is rekening gehouden met het volgens de rekenmethode van Recofa vastgestelde vrij te laten bedrag, waarbij geen sprake is van bijkomende kosten. Indien [verzoeker] echter zou worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, wordt eveneens rekening gehouden met het volgens de rekenmethode van Recofa vastgestelde vrij te laten bedrag, waarbij onder meer de kosten van bewindvoering op het gespaarde bedrag in mindering zullen worden gebracht. Derhalve is het resultaat dat uit de thans voorliggende schuldregeling zal volgen voor de schuldeisers voordeliger, dan het te verwachten resultaat van de schuldsaneringsregeling. Door de weigering van Maasland worden de belangen van de overige schuldeisers derhalve geschaad.
Bovendien krijgen zowel Maasland als de overige schuldeisers op basis van de voorliggende regeling sneller aflossing. Bij de schuldsaneringsregeling wordt immers pas na afloop van de termijn van 3 jaar aan de schuldeisers uitgekeerd, terwijl in de voorliggende regeling onmiddellijk zal worden betaald.
Op grond van de wet dient er ook overigens nog een belangenafweging plaats te vinden. Bij deze belangenafweging dient te worden betrokken hoe groot het aandeel van de weigerende schuldeiser in de totale schuldenlast is. De totale schuldenlast bedraagt € 32.276,55. Een percentage van 86,47 ten bedrage van € 27.909,16 is akkoord gegaan met de voorgestelde schuldregeling. De vordering van Maasland bedraagt € 4.367,39 zijnde 13,53% van de gehele schuldenlast. De rechtbank ziet in dit percentage geen aanleiding om het belang van Maasland zwaarder te laten wegen dan de belangen van verzoeker en van de overige crediteuren.
Gebleken is dat Maasland uit een door haar gelegd beslag op het loon van [verzoeker] reeds enkele malen een bedrag van € 200,00 heeft ontvangen. Maasland heeft dit onder meer ook ter zitting aangegeven als een van haar bezwaren tegen de voorgestelde schuldregeling, omdat voortzetting van voornoemd beslag zal leiden tot een hogere uitkering dan de voorgestelde schuldregeling.
De rechtbank stelt vast dat dit voordeel voor Maasland niet meer zal bestaan zodra de andere schuldeisers ook beslag gaan leggen. Dat Maasland zichzelf thans nog kan bevoordelen ten opzichte van de overige schuldeisers, doordat zij als enige beslag heeft gelegd op het inkomen van [verzoeker] is naar het oordeel van de rechtbank niet een belang op grond waarvan de voorgestelde schuldregeling moet worden afgewezen.
Voornoemd beslag brengt met zich dat de vordering van Maasland thans lager is dan voorheen in het verzoek tot het vaststellen van het dwangakkoord is vermeld. De rechtbank gaat ervan uit dat de regeling betrekking heeft op het op datum van dit vonnis nog verschuldigde bedrag. De schuldeisers worden hierdoor niet benadeeld aangezien dit tot een hoger percentage van uitkering zal leiden.
Het verweer van Maasland inhoudende dat het maar de vraag is of de ABN AMRO Bank instemt met de regeling gelet op de mededeling van de bank dat het bedrag voor 30 mei 2008 binnen diende te zijn, kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet leiden tot afwijzing van het verzoek. De ABN AMRO bank heeft ingestemd met het haar aangeboden bedrag. De bank heeft, ondanks het feit dat nog geen bedrag is ontvangen, haar medewerking niet beëindigd, zodat ervan uit kan worden gegaan dat de bank nog steeds instemt met de regeling.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord toewijzen. Gezien deze toewijzing, behoeft het subsidiaire verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling geen bespreking meer.
Ingevolge de wet veroordeelt de rechtbank de schuldeiser die de instemming heeft geweigerd in de kosten. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
- beveelt de Stichting Mooiland in te stemmen met de door [verzoeker] aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt de Stichting Mooiland in de kosten, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E. Loesberg, P.A.M. Penders en M.G.A. Poelman en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2008 in tegenwoordigheid van mr L.M.A. Bardoel, griffier.