ECLI:NL:RBSHE:2008:BD7144

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-457
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking erkenning voor het verrichten van APK-keuringen en de toelaatbaarheid van een systeem van voorkeuring

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 26 juni 2008 uitspraak gedaan over de intrekking van de erkenning van eiseres, Autoschade B.V., voor het uitvoeren van APK-keuringen. De Dienst Wegverkeer (RDW) had op 8 november 2007 besloten de erkenning van eiseres in te trekken voor de duur van twaalf weken, omdat eiseres niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Erkenningsregeling APK. Eiseres voerde aan dat zij een systeem van 'voorkeuring' hanteerde, waarbij geen formele afkeuring plaatsvond voordat de aanvrager de gelegenheid had gekregen om geconstateerde mankementen te repareren. De rechtbank oordeelde dat deze handelwijze niet in strijd was met de wet, mits de aanvrager hiervan op de hoogte was. De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden in dit geval onvoldoende steun boden voor de conclusie dat eiseres verplicht was om een formele afkeuring te geven. De rechtbank vernietigde het besluit van de RDW en bepaalde dat verweerder een nieuw besluit moest nemen, waarbij de intrekking van de erkenning werd geschorst tot zes weken na de bekendmaking van het nieuwe besluit. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 724,50, en moest het griffierecht van € 288,00 worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/457
Uitspraak van de meervoudige kamer van 26 juni 2008
inzake
[eiseres] Autoschade B.V., h.o.d.n. [eiseres] APK Centrum,
te [plaats],
eiseres,
gemachtigde mr.dr. J.J.H. Post,
tegen
de Dienst Wegverkeer (RDW),
te Zoetermeer,
verweerder,
gemachtigde drs. J. Greidanus.
Procesverloop
Bij besluit van 8 november 2007 heeft verweerder de aan eiseres verleende erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen (hierna ook aan te duiden als: APK-keuringen) van motorvoertuigen tot en met 3500 kg met ingang van 19 november 2007 ingetrokken voor de duur van twaalf weken.
Bij brief van 14 november 2007 heeft eiseres daartegen bij verweerder bezwaar gemaakt.
Bij brief van 29 januari 2008 heeft eiseres bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op voormeld bezwaar.
Bij besluit van 1 februari 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen zijn besluit van 8 november 2007 ongegrond verklaard.
Bij brief van 6 februari 2008 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 mei 2008, waar namens eiseres is verschenen [eiser], bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder is eveneens verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank zal allereerst beoordelen of eiseres, zoals zij stelt, nog belang heeft bij inhoudelijk beoordeling van haar beroep, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het tegen het primaire besluit van 8 november 2007 gemaakte bezwaar. De rechtbank merkt daarbij het tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar aan verweerder gerichte bezwaarschrift van 29 januari 2008 (dat door verweerder niet ter behandeling als beroepschrift naar de rechtbank is gezonden, maar welk stuk zich wel bij de gedingstukken bevindt) met overeenkomstige toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als beroepschrift aan.
2. Van enig processueel belang bij een beoordeling van dit beroep is de rechtbank evenwel niet gebleken. Verweerder heeft immers op 1 februari 2008 een beslissing op eisers bezwaar genomen, waartegen eiseres afzonderlijk beroep heeft ingesteld. De vraag of ter zake van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken is voorts onvoldoende voor een inhoudelijke beoordeling van dit beroep. Dit beroep is dan ook niet-ontvankelijk.
3. De rechtbank stelt overigens wel vast dat verweerder niet binnen de daarvoor gegeven wettelijke termijn op het bezwaar heeft beslist, zodat eiseres daartegen op zichzelf terecht een rechtsmiddel heeft aangewend. De rechtbank ziet hierin aanleiding om verweerder te veroordelen in de ter zake door eiseres gemaakte proceskosten.
4. Ten aanzien van het beroep, gericht tegen verweerders besluit van 1 februari 2008, overweegt de rechtbank het volgende.
5. Ingevolge artikel 83, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) kan de Dienst Wegverkeer aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens (…).
6. Ingevolge artikel 85 van de WVW 1994 zijn de erkende natuurlijke personen of rechtspersonen verplicht het door de aanvrager ter keuring aangeboden voertuig te keuren, indien zij daartoe gerechtigd zijn.
7. Ingevolge artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f van de WVW 1994, kan de Dienst Wegverkeer een erkenning intrekken of wijzigen, indien degene aan wie de erkenning is verleend handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
8. Met het oog op verweerders bevoegdheid tot het intrekken van of wijzigen van een erkenning heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat op grond van de WVW 1994 op 11 februari 2000 de Erkenningsregeling APK (Stcrt. 2000, 35) vastgesteld.
9. Ingevolge artikel 43, eerste lid, van de Erkenningsregeling APK wordt het resultaat van elke keuring door de keuringsmeester schriftelijk vastgelegd op het keuringsrapport.
10. Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Erkenningsregeling APK wordt na afloop van elke keuring het bepaalde in het tweede lid tot en met het vijfde lid in acht genomen alvorens het keuringsrapport af te geven aan de aanvrager.
Ingevolge het derde lid van dit artikel wordt het voertuig door middel van datacommunicatie bij de Dienst Wegverkeer afgemeld onder verstrekking van een aantal gegevens zoals genoemd onder sub a tot en met h van dit artikel.
11. In artikel 58 van de Erkenningsregeling APK is bepaald dat ingeval van niet-naleving door de erkenninghouder van de in artikel 43 en 44 neergelegde verplichtingen, de in artikel 45, tweede, vierde en vijfde lid, opgenomen voorschriften, dan wel het bepaalde in artikel 48, eerste lid, laatste volzin, er terstond wordt begonnen met een procedure voor intrekking van de erkenning.
12. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende, door partijen niet betwiste feiten.
13. Eiseres exploiteert een APK-keuringsbedrijf waar uitsluitend keuringen worden verricht. Reparaties aan motorvoertuigen worden niet uitgevoerd. Op de APK-keuringsplaats van eiseres is op 5 september 2007 het personenvoertuig met het kenteken [AA-BB-11] ter keuring aangeboden. Na onderzoek is vervolgens vastgesteld dat het voertuig niet kon worden goedgekeurd, omdat de dashboardverlichting defect was. Naar aanleiding van deze constatering is geen rapport van afkeuring opgemaakt en heeft geen afmelding bij verweerder plaatsgevonden. Daarop heeft de eigenaar van het voertuig dit defect bij een garagebedrijf laten repareren, waarna het voertuig op diezelfde dag door de keurmeester van eiseres is goedgekeurd in het kader van de APK. Eerst toen is een keuringsrapport opgemaakt en heeft afmelding bij verweerder plaatsgevonden. De eigenaar van het voertuig heeft bij brief van 5 september 2007 bij verweerder een klacht ingediend over het feit dat hij vanwege eiseres geen afkeuringsrapport heeft ontvangen. Daarbij heeft hij voorts vermeld dat volgens de monteur van de garage die de reparatie van de dashboardverlichting heeft uitgevoerd, die reparatie niet noodzakelijk was om tot goedkeuring van het voertuig over te gaan.
14. Verweerder stelt zich op grond van deze feiten en omstandigheden op het standpunt dat eiseres haar verplichtingen heeft geschonden, neergelegd in de artikelen 43, eerste lid, en 44, eerste en derde lid, van de Erkenningsregeling APK, tot vastlegging van het feit dat het voertuig is afgekeurd in een keuringsrapport en tot afgifte van dat rapport aan de aanvrager alsmede tot afmelding van het afgekeurde voertuig bij verweerder. Vanwege de schending van deze verplichtingen is verweerder overgegaan tot intrekking van de voor de keuringsplaats verleende erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen voor de duur van twaalf weken.
15. Eiseres beklaagt zich er allereerst over dat in het primaire besluit van 8 november 2007 het betrokken voertuig ten onrechte is aangeduid met het kenteken [AA-BB-22] in plaats met het kenteken [AA-BB-11]. Reeds deze omissie had moeten leiden tot gegrondverklaring van het bezwaar. Nu dit laatste achterwege is gebleven kan het bestreden besluit niet in stand blijven, aldus eiseres.
16. Dit betoog faalt. Allereerst kan worden vastgesteld dat er tussen partijen van aanvang af geen onduidelijkheid over heeft bestaan om de keuring van welk voertuig het in deze zaak gaat. Eiseres is door deze kennelijke verschrijving in het primaire besluit derhalve niet in haar belangen geschaad. Bovendien heeft verweerder in het bestreden besluit, onder verwijzing naar de ter zake door eiseres aangevoerde grief, alsnog het juiste kenteken van het voertuig vermeld. Aldus is het desbetreffende gebrek geheeld. Anders dan eiseres kennelijk meent, is daartoe niet noodzakelijk dat het dictum van het bestreden besluit luidt dat het bezwaar gegrond is.
17. Eiseres betwist voorts dat zij de artikelen 43, eerste lid, en 44, eerste en derde lid, van de Erkenningsregeling APK niet heeft nageleefd. Zij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de constatering van het defect aan de dashboardverlichting niet heeft plaatsgevonden tijdens een formele APK-keuring maar tijdens een zogenaamde 'voorkeuring'. Dit is de gebruikelijke handelwijze van eiseres. Gedurende de voorkeuring wordt bezien of het voertuig gebreken vertoont die aan goedkeuring in het kader van de APK in de weg zullen staan. Worden dergelijke gebreken niet aangetroffen, dan wordt tot goedkeuring van het voertuig overgegaan, wordt daarvan een keuringsrapport opgemaakt en vindt afmelding bij verweerder plaats. Indien wel een gebrek wordt geconstateerd dat aan goedkeuring in de weg staat, wordt de aanvrager van de keuring in de gelegenheid gesteld om de gebreken te (laten) herstellen. Er vindt dan geen formele afkeuring plaats. Een keuringsrapport wordt derhalve niet opgemaakt en afmelding vindt evenmin plaats. Indien de gebreken zijn hersteld, wordt het voertuig alsnog goedgekeurd. De aanvrager van de keuring worden alleen kosten in rekening gebracht, na goedkeuring van het voertuig. Eiseres ziet, anders dan verweerder, niet in hoe de aanvrager door deze wijze van handelen wordt benadeeld. Zij heeft er in dit verband voorts op gewezen dat een vergelijkbare handelwijze ook plaatsvindt – en kennelijk door verweerder wordt geaccepteerd – bij APK-keuringsbedrijven die wel zelf de voor goedkeuring noodzakelijke reparaties aan het ter keuring aangeboden voertuig verrichten.
18. Verweerder heeft hiertegen ingebracht dat door de handelwijze van eiseres aan de aanvrager van een APK-keuring de mogelijkheid wordt ontnomen om de juistheid van het oordeel van de keurmeester aan te vechten dat reparatie nodig is om tot goedkeuring over te gaan. De handelwijze brengt immers mee dat geen beschikking wordt genomen tot weigering van de afgifte van een keuringsbewijs, zodat deze beschikking niet op de voet van artikel 90 van de WVW 1994 kan worden aangevochten. Voorts vindt geen afmelding plaats waardoor het oordeel van de keurmeester evenmin aan controle door verweerder door middel van een steekproef wordt onderworpen. Dit tast de algehele verkeersveiligheid aan. Ter zitting is zijdens verweerder nog verklaard dat een werkwijze waarbij aan de APK-keuring een 'voorkeuring' voorafgaat op zichzelf niet ontoelaatbaar wordt geacht, ook niet als bij constatering van gebreken die aan goedkeuring in de weg staan niet direct tot formele afkeuring wordt overgegaan. Verweerder heeft daarbij erkend dat een dergelijke werkwijze bij garagebedrijven die APK-keuringen verrichten en daarbij wel zelf de voor goedkeuring noodzakelijke reparaties verrichten, zonder dat aan de goedkeuring een formele afkeuring voorafgaat, niet ongebruikelijk is. Ook voor bedrijven als dat van eiseres acht verweerder een dergelijke handelwijze niet zonder meer ontoelaatbaar. Het moet voor degene die een voertuig ter keuring aanbiedt dan wel duidelijk zijn dat sprake is van een werkwijze waar een voorkeuring deel van uitmaakt. In casu was dat onvoldoende duidelijk, nu deze werkwijze niet expliciet door middel van bijvoorbeeld een zichtbare affiche op de werkplaats was kenbaar gemaakt. Onder deze omstandigheden mag de aanvrager van de keuring ervan uitgaan dat direct een APK-keuring wordt uitgevoerd en dient bij geconstateerde gebreken die aan goedkeuring in de weg staan, een keuringsrapport te worden afgegeven en moet afmelding plaatsvinden. Nu dit in het onderhavige geval niet is geschied zijn de artikelen 43, eerste lid, en 44, eerste en derde lid, van de Erkenningsregeling APK geschonden, aldus verweerder.
19. De rechtbank stelt voorop dat een handelwijze waarbij voorafgaande aan de daadwerkelijke APK-keuring een 'voorkeuring' plaatsvindt, niet in zijn algemeenheid als voor de aanvrager van een APK-keuring nadelig kan worden aangemerkt. Door deze handelwijze wordt immers voorkomen dat tot afkeuring wordt overgegaan met de daaraan ook voor de aanvrager verbonden nadelen, zoals mogelijke kosten en tijdsverloop, alvorens de gelegenheid wordt geboden de noodzakelijke reparaties te doen verrichten. Het komt de rechtbank voor dat een dergelijke handelwijze, in ieder geval daar waar het APK-keuringsbedrijven betreft die ook zelf reparaties verrichten, eerder regel dan uitzondering is. Veelal zal de aanvrager van een APK-keuring een dergelijke handelwijze bij een zodanig bedrijf ook verwachten en op prijs stellen. De rechtbank ziet voorts niet in waarom dit wezenlijk anders ligt bij bedrijven als dat van eiseres, die niet zelf de reparaties verrichten die zij voor goedkeuring van het ter keuring aangeboden voertuig noodzakelijk achten. Het hiervoor besproken voordeel doet zich voor de aanvrager van een keuring bij een bedrijf dat louter keuringen verricht, immers in gelijke mate gevoelen, zeker indien, zoals in casu, uitsluitend kosten in rekening worden gebracht, als tot goedkeuring van het voertuig wordt overgegaan.
Hiervan uitgaande valt evenmin in te zien dat voor een dergelijk bedrijf het werken met een systeem van voorkeuringen slechts toelaatbaar moet worden geacht, indien die werkwijze op voorhand expliciet duidelijk is gemaakt aan de aanvrager, terwijl dit bij APK-keuringsbedrijven die wel zelf reparaties verrichten, kennelijk niet nodig – want min of meer vanzelfsprekend – wordt geacht.
20. Een en ander neemt niet weg dat de erkenninghouder, indien de aanvrager van een APK-keuring – bijvoorbeeld nadat hem het resultaat van de voorkeuring is medegedeeld of indien hij daar reeds bij het aanbieden van het voertuig ter keuring om heeft verzocht – een beschikking houdende weigering van afgifte van een keuringsbewijs alsmede een keuringsrapport verlangt, aan dat verzoek dient te voldoen en (alsnog) moet overgaan tot een formele afkeuring. Of degene die een voertuig ter keuring heeft aangeboden ook een dergelijke formele afkeuring heeft verlangd, moet evenwel worden vastgesteld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Anders dan verweerder klaarblijkelijk meent, kan dit in casu niet reeds worden afgeleid uit het enkele aanbieden aan eiseres van een voertuig ter keuring in combinatie met de omstandigheid dat eiseres haar handelwijze niet expliciet kenbaar heeft gemaakt, bijvoorbeeld door deze op een affiche op de werkplaats uiteen te zetten.
21. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden, zoals op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren zijn gekomen, onvoldoende steun bieden voor de conclusie dat eiseres in het onderhavige geval verplicht was het ter keuring aangeboden voertuig, nadat was geconstateerd dat sprake was van een gebrek dat aan goedkeuring in de weg zou staan, tot een formele afkeuring over te gaan. Met name kan uit de schriftelijke klacht, die aanleiding vormde tot het aan de intrekking van de erkenning ten grondslag gelegde onderzoek, niet worden afgeleid dat de klager er reeds bij aanbieding van het voertuig op had aangedrongen dat ook een keuringsrapport zou worden opgesteld, indien zou blijken dat het voertuig niet voor goedkeuring in aanmerking zou komen. Evenmin kan uit de klacht worden afgeleid dat de klager om een keuringsrapport heeft verzocht direct nadat hem was medegedeeld dat het voertuig reparatie behoefde om te kunnen worden goedgekeurd. Het in de klacht weergegeven relaas wekt veeleer de indruk dat de klager pas om een keuringsrapport heeft verzocht, nadat hem door personeel van het garagebedrijf waar hij de reparatie heeft laten verrichten, was medegedeeld dat die reparatie niet noodzakelijk was voor goedkeuring van het voertuig. Een dergelijk verzoek kan naar zijn aard echter niet meer in dat stadium worden gedaan, nu het alsnog afkeuren van een voertuig dat de plaats van keuring heeft verlaten en waaraan reparatiewerkzaamheden zijn verricht, in strijd is met de wettelijke keuringsvoorschriften. Op dit verzoek is eiseres derhalve terecht niet ingaan.
De verklaring van de keurmeester, afgelegd op 12 september 2007 tegenover een inspecteur van verweerder, werpt, anders dan verweerder heeft betoogd, geen ander licht op de zaak. Weliswaar heeft de keurmeester verklaard dat 'APK-afkeuringen' niet bij verweerder worden afgemeld, doch daaruit kan niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat hij daarmee het oog heeft gehad op formele afkeuringen in de zin als hiervoor bedoeld, en niet slechts op het (negatieve) resultaat van een voorkeuring.
22. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Het is derhalve genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
23. Gelet op deze conclusie bestaat geen aanleiding in te gaan op de overige door eiseres ingediende beroepsgronden.
24. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
25. In aanmerking genomen dat de vernietiging van het bestreden besluit het primaire besluit van 8 november 2007 onverlet laat, ziet de rechtbank aanleiding om ter voorkoming van onevenredig nadeel aan de zijde van eiseres dit besluit met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb te schorsen tot en met zes weken na de bekendmaking van het nieuw te nemen besluit op bezwaar.
26. Ter voorlichting van partijen wijst de rechtbank erop dat in deze uitspraak het beroep gegrond zal worden verklaard, met als gevolg dat het bestreden besluit zal worden vernietigd. Niettemin heeft de rechtbank bepaalde gronden van het beroep uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen. Om te voorkomen dat deze verwerping in rechte komt vast te staan, moet tegen deze uitspraak tijdig hoger beroep worden ingesteld.
27. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 724,50. Deze kosten zijn als volgt berekend:
€ 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, gericht tegen het besluit van 1 februari 2008;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00;
• wegingsfactor 1;
€ 80,50 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
• 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, gericht tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar;
• waarde per punt € 322,00;
• wegingsfactor 0,25.
28. Tevens zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 288,00 dient te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep, gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het door eiseres gemaakte bezwaar, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt verweerders besluit van 1 februari 2008;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- schorst verweerders besluit van 8 november 2007 tot en met zes weken na de bekendmaking van het nieuw te nemen besluit op bezwaar.
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar gestorte griffierecht dient te vergoeden ten bedrage van € 288,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 724,50;
- wijst verweerder aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. W.C.E. Winfield, voorzitter en mr. J.H.G van den Broek en mr. L.C. Michon, leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. J.J.M. Goosen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2008
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending
van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschriften verzonden: