ECLI:NL:RBSHE:2008:BD5315

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1462
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gelijke behandeling van FPU-plussers en FPU-ers bij indexatie en eindejaarsuitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 2 juni 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig ambtenaar van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), en de Minister van VROM. Eiser had met ingang van 1 december 2005 eervol ontslag gekregen en was in aanmerking gekomen voor de FPU-plusregeling, die hem een suppletie tot 70% van de FPU-berekeningsgrondslag gedurende 8 jaar en pensioencompensatie van 50% tot zijn 62e jaar bood. De rechtbank diende te beoordelen of eiser recht had op indexatie van zijn FPU-plusuitkering en een eindejaarsuitkering, zoals dat voor actieve ambtenaren gold.

De rechtbank oordeelde dat eiser als FPU-plusser gelijk behandeld diende te worden als een FPU-er met betrekking tot de indexatie van zijn uitkering. Echter, de rechtbank stelde vast dat er geen recht bestond op een eindejaarsuitkering voor FPU-plussers. De rechtbank concludeerde dat de brief van verweerder, waarin de gemaakte afspraken werden bevestigd, niet voldoende duidelijk was om te concluderen dat eiser recht had op een eindejaarsuitkering. De rechtbank oordeelde dat de informatie in het Informatieblad bij de berekening van een FPU-plus arrangement duidelijk maakte dat de eindejaarsuitkering alleen aan actieve ambtenaren werd uitgekeerd.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, omdat hij geen recht had op de gevraagde uitkeringen. De rechtbank benadrukte dat de gemaakte afspraken en de inhoud van de cao bepalend waren voor de uitkering van de FPU-plus en dat er geen verwachtingen waren gewekt die door de verweerder gehonoreerd dienden te worden. De uitspraak biedt inzicht in de juridische interpretatie van ambtenarenrecht en de toepassing van gelijkheidsbeginselen in de context van pensioenregelingen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 07/1462
Uitspraak van de meervoudige kamer van 2 juni 2008
inzake
[eiser],
te [woonplaats],
eiser,
tegen
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM),
verweerder,
gemachtigde R.C. Zielhorst.
Procesverloop
Eiser was laatstelijk werkzaam als [functie en afdeling] van het ministerie van VROM. Op eisers verzoek is hem met ingang van 1 december 2005 eervol ontslag verleend. Voorts heeft verweerder ingestemd met eisers verzoek om toekenning van een Flexibel Pensioen en Uittreden arrangement (hierna: de FPU-plusregeling), inhoudende toekenning van een suppletie tot 70% van de FPU-berekeningsgrondslag gedurende 8 jaar en toekenning van pensioencompensatie van 50% tot het 62e jaar. Tot 1 januari 2006 ontving eiser een tegemoetkoming in zijn ziektekosten op grond van het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel (Btzr). Met ingang van 1 januari 2006 is de nieuwe Zorgverzekeringswet ingetreden. Het Btzr is daarom ingetrokken.
Bij besluit van 12 juli 2006 heeft verweerder antwoord gegeven op de door eiser in zijn brief gedateerd 16 mei 2005 (lees: 2006) gestelde vragen, in dier voege dat geweigerd is de FPU-plusuitkering van eiser met ingang van 1 januari 2006 terug te brengen op het niveau van december 2005 inclusief de uitkering ingevolge het Btzr. Verweerder deelt in dit besluit voorts aan eiser mede dat de verhoging van de nominale eindejaarsuitkering en andere in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2005-2006 afgesproken inkomensverbeteringen voor degenen die werken, voor eiser als FPU-gerechtigde doorwerkt in de indexatie.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 15 maart 2007 heeft verweerder het advies van de Algemene Bezwarenadviescommissie VROM overgenomen en het door eiser tegen het besluit van 12 juli 2006 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Het tegen laatstgenoemd besluit ingestelde beroep is behandeld op de zitting van 22 april 2008. Eiser is verschenen in persoon. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. In dit geding is de vraag aan de orde of terecht de FPU-plusuitkering van eiser wordt geïndexeerd volgens de door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) vastgestelde indexatie. Daarnaast is aan de orde de vraag of aan eiser terecht een verhoogde eindejaarsuitkering als compensatie voor de inkomenseffecten als gevolg van de invoering van het nieuwe zorgstelsel is geweigerd. De grief dat verweerder ten onrechte geen volledige compensatie van de inkomensafhankelijke bijdrage verleent heeft eiser ter zitting ingetrokken.
2. Bij de beantwoording van deze vragen gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3. Op 22 juni 2004 heeft eiser zijn ontslagaanvraag ingediend en tevens een verzoek ingediend om in aanmerking te worden gebracht voor de FPU-plusregeling.
Bij brief van 1 juli 2004 heeft verweerder de gemaakte afspraken - waaronder die in het Informatieblad bij berekening van een FPU plus-arrangement - die als basis dienen voor het (te nemen) ontslag op eigen verzoek bevestigd.
In verband met de invoering van de Zorgverzekeringswet en de afschaffing van het Btzr, heeft eiser verweerder bij brief van 31 oktober 2005 de vraag voorgelegd of het gelijkheidsbeginsel en/of de gelijkstelling van FPU-gerechtigden met ambtenaren in actieve dienst onverkort zal blijven gehandhaafd. Eiser heeft daarbij verwezen naar de hierover in het verleden gemaakte afspraken.
Bij brief van 14 november 2005 heeft verweerder meegedeeld dat de aanspraak van FPU-gerechtigden op een eventuele bijdrage in de premie door de (ex-)werkgever onderdeel is van de thans gevoerde cao-onderhandelingen. Verweerder zal zodra de uitkomst van deze onderhandeling bekend is eiser nader informeren.
Verweerder heeft eiser bij brief van 22 december 2005 nader geïnformeerd over een aantal afspraken die in de cao zijn neergelegd. Verweerder heeft onder andere het navolgende meegedeeld:
“Daarnaast zijn in de CAO Rijk 2005-2006 afspraken gemaakt over inkomensaspecten die ook positief effect hebben op uw FPU-uitkering. Het gaat dan om de structurele verhoging van het salaris, de verhoging van de nominale eindejaarsuitkering van € 550,00 tot € 1.000,00 in 2006 en de procentuele eindejaarsuitkering.
Het Besluit Tegemoetkoming Ziektekosten Rijkspersoneel (BTZR) komt met ingang van 1 januari 2006 te vervallen.
Nadat bovengenoemd CAO akkoord door partijen is ondertekend en waaraan het ministerie dan ook gehouden is, zal de basis voor de met u gemaakte afspraken ten aanzien van de BTZR komen te vervallen. U kunt derhalve daarop geen aanspraak meer maken. In plaats daarvan geldt, net als voor de actieve werknemers, voor u de verhoging van de nominale eindejaarsuitkering.”
Op 8 januari 2006 is de arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2005-2006 ondertekend. In deze overeenkomst staat de volgende passage:
“De structurele verhoging van de nominale eindejaarsuitkering werkt door in de indexatie van de pensioen- en FPU-uitkeringen.”
Indexatie FPU-uitkering
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat wat betreft de door VROM te betalen aanvulling op zijn FPU-uitkering de loonontwikkeling/prijscompensatie van de sector Rijk moet worden gevolgd.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat bij de reguliere FPU-uitkering het ABP de hoogte van het percentage van de indexatie bepaalt. Dit gebeurt aan de hand van de financiële situatie en de beleggingsresultaten van het ABP. Een van de factoren die hierbij mede bepalend is, zo heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting uitgelegd, is de loonontwikkeling/prijscompensatie in de sector Rijk.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is de informatie zoals staat vermeld in het Informatieblad bij berekening van een FPU-plus arrangement, inhoudende dat de FPU-plusuitkering evenals de reguliere FPU-uitkering de loonontwikkeling/prijscompensatie volgt in de sector Rijk, onvolledig. Zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft uitgelegd, is de loonontwikkeling/prijscompensatie in de sector Rijk slechts één van de factoren die bepalend zijn voor de indexatie van de FPU-uitkering. Het is dus niet zo dat de FPU-uitkering wordt geïndexeerd conform de loonontwikkeling/prijscompensatie in de sector Rijk, zoals de tekst in het Informatieblad suggereert. De door het ABP bij de reguliere FPU-uitkering gehanteerde indexatie is niet in geschil. Eiser heeft aangegeven dat hij op de hoogte was van het feit dat de indexatie van een reguliere FPU-uitkering afhankelijk is van de financiële situatie en de resultaten van het ABP. Een redelijke uitleg van de hiervoor bedoelde tekst uit het Infomatieblad brengt mee dat de FPU-plusser gelijk wordt behandeld met de FPU-er. Op grond van de overige stukken en hetgeen ter zitting is besproken, ziet de rechtbank geen reden waarom eiser, als FPU-plusser, met betrekking tot de indexatie anders behandeld dient te worden dan een FPU-er, zodat de door het ABP vastgestelde indexatie voor hem in deze bepalend is. Verweerder heeft dan ook terecht geweigerd wat betreft de door VROM te betalen aanvulling op eisers FPU-plusuitkering, zonder meer de loonontwikkeling/ prijscompensatie van de sector Rijk te volgen.
Eindejaarsuitkering
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat aan hem in het schrijven van 22 december 2005 toezeggingen zijn gedaan dat hij een eindejaarsuitkering krijgt ter compensatie van de inkomenseffecten van de invoering van het nieuwe zorgstelsel per 1 januari 2006.
9. Verweerder betwist dat in de brief van 22 december 2005 een toezegging is gedaan dat aan eiser op dezelfde wijze als aan de actieve werknemers een verhoging van de eindejaarsuitkering wordt uitbetaald. Voorts heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting het standpunt ingenomen dat eiser wel degelijk de verhoging van de eindejaarsuitkering heeft ontvangen, namelijk via de indexatie van de FPU-uitkering, conform hetgeen in de arbeidsovereenkomst sector Rijk 2005-2006 is overeengekomen. Eiser is in dezelfde positie gebracht als reguliere FPU-ers en daarmee is aan de voorwaarden voldaan.
10. De rechtbank oordeelt als volgt.
11. Aan eiser kan worden toegegeven dat de hierboven geciteerde passage uit de brief van 22 december 2005 niet uitblinkt in duidelijkheid De rechtbank acht die brief echter niet zo eenduidig dat eiser daarin een ondubbelzinnige toezegging kon lezen dat hij net als actieve werknemers een verhoging van de nominale eindejaarsuitkering van € 550,00 tot € 1.000,00 in 2006 en de procentuele eindejaarsuitkering zou ontvangen. De rechtbank stelt vast dat uit het Informatieblad bij berekening van een FPU-plus arrangement blijkt dat de eindejaarsuitkering overeenkomstig het sectoraal akkoord met de bonden alleen uitgekeerd wordt aan ambtenaren in actieve dienst en dat dit dus geen onderdeel uitmaakt van de FPU-(plus)uitkering. Voor eiser was het, gelet op deze informatie uit het Informatieblad, derhalve duidelijk dat hij als FPU-plusser geen eindejaarsuitkering ontving. Nu eiser als FPU-plusser geen aanspraak kon maken op een eindejaarsuitkering, had het voor hem duidelijk kunnen zijn dat hij ook geen aanspraak kon maken op een verhoging van de nominale eindejaarsuitkering van € 550,00 tot € 1.000,00.
In de brief van 22 december 2005 is voorts aangegeven dat in de CAO Rijk 2005-2006 afspraken zijn gemaakt over inkomensaspecten die ook een positief effect hebben op eisers FPU-uitkering. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verhoging van de nominale eindejaarsuitkering en andere in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2005-2006 afgesproken inkomensverbeteringen ook daadwerkelijk doorwerken in de indexatie van eisers FPU-uitkering. Deze uitleg is overeenkomstig hetgeen is neergelegd in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2005-2006. Gelet op de bewoordingen van de brief van eiser van 16 mei 2006, is bij hem kennelijk door de brief van 22 december 2005 en de daarmee tegenstrijdige inhoud van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk twijfel ontstaan of wellicht toch een eindejaarsuitkering aan hem verstrekt zou worden. Dit duidt erop dat geen sprake is van bij eiser gewekte verwachtingen welke door verweerder bij het bestreden besluit dienden te worden gehonoreerd.
Aan de brief van 22 december 2005 kan derhalve niet de betekenis toekomen die eiser daaraan gehecht wenst te zien.
12. Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. In verband hiermee ziet de rechtbank geen aanleiding één der partijen te veroordelen in de proceskosten dan wel verweerder op te dragen het griffierecht te vergoeden.
13. De rechtbank beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. J.H.L.M. Snijders als voorzitter en mr. Y.S. Klerk en mr. G.H. de Heer-Schotman als leden in tegenwoordigheid van E.H.J.M.T. van der Steen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2008.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002,
3500 DA Utrecht.
Afschriften verzonden: