ECLI:NL:RBSHE:2008:BC8807

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-535
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bouwvergunning appartementencomplex wegens strijd met rechtszekerheid en bestemmingsplan

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 20 maart 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit A, B, C en C-D, hebben bezwaar gemaakt tegen de verlening van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne voor de bouw van een appartementencomplex met parkeergarage. De vergunninghouder, Bergopwaarts@BOW, heeft de vergunning verkregen op 17 december 2007. Verzoekers stellen dat het bestemmingsplan in strijd is met de rechtszekerheid, omdat het bestemmingsplanvoorschrift het aantal woningen op het perceel maximeert, maar verwijst naar een woningbouwprogramma dat te allen tijde kan worden gewijzigd. Dit leidt tot een onduidelijke en flexibele norm, waardoor de rechtszekerheid in het geding is. De voorzieningenrechter oordeelt dat het bestemmingsplanvoorschrift onvoldoende concreet is en daarom buiten toepassing moet worden gelaten. De overige planvoorschriften staan de bouw van het appartementencomplex niet toe, waardoor de bouwvergunning moet worden geschorst. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de gemeente Deurne de door verzoekers gemaakte proceskosten van € 644,00 moet vergoeden, evenals het griffierecht van € 143,00. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van de verzoekers en de rechtszekerheid in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/535
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 maart 2008
inzake
[verzoeker A, B, C en C-D],
te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde mr. M.J.H.M. Verhoeven,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne,
verweerder,
gemachtigden K.E.J.G. Duimelinks-Jansen, ing. H.P.A. Kerkers en mr. C.G.M. Claessens.
Aan het geding heeft als partij deelgenomen Bergopwaarts@BOW te Helmond, vergunninghouder, gemachtigde mr. M. van Hal-Scheffer.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2007 heeft verweerder aan vergunninghouder een reguliere bouwvergunning verleend voor het bouwen van een appartementencomplex met parkeergarage op het perceel kadastraal bekend gemeente Deurne, sectie N, nr. 2119, 2123 en 2446, plaatselijk bekend Beukenstraat/Kloosterstraat te Deurne.
Tegen dit besluit hebben verzoekers een bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van 12 februari 2008 hebben verzoekers tevens de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is behandeld op de zitting van 6 maart 2008, waar de verzoekers [verzoeker C en C-D] zijn verschenen in persoon, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigden. Verder is verschenen de derde belanghebbende, bijgestaan door de hierboven genoemde gemachtigde.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Voor zover de toetsing aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde criterium met zich brengt dat een beoordeling van het geschil in de bodemprocedure wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure.
3. Vergunninghouder heeft ter zitting opgeworpen dat verzoekers geen belanghebbenden zijn in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Nu hun bezwaar hierom niet-ontvankelijk zal dienen te worden verklaard, moet hun verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening volgens vergunninghouder reeds hierom worden afgewezen.
4. Blijkens het verhandelde ter zitting bedraagt de afstand van de woning van verzoekers [verzoeker C en C-D] tot blok 2a van het voorziene appartementencomplex ongeveer 30 meter.Nu zij nabij het te bebouwen perceel wonen en het, gezien de omvang van het appartementencomplex en het feit dat er een parkeergarage is voorzien, aannemelijk is te achten dat hun leef- en woonsituatie hierdoor zal worden beïnvloed, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verzoekers [verzoeker C en C-D] in elk geval belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. Omdat de gronden van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hierom aan de orde dienen te komen, behoeft in deze procedure niet meer te worden bezien of de verzoekers [verzoeker A en B] eveneens belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit.
5. Verzoekers betogen dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, zodat het besluit tot verlening van de bouwvergunning strijdig is met artikel 44 van de Woningwet. Zij voeren hiertoe aan dat artikel 6.1, onder f, van het bestemmingsplan onverbindend dient te worden verklaard, omdat in het bestemmingsplan geen voldoende objectief bepaalde norm is opgenomen die bepaalt hoeveel woningen op het perceel mogen worden gebouwd. Op grond van de overige opgenomen subbestemmingen in artikel 6.1 van de planvoorschriften mogen geen woningen worden gerealiseerd, aldus verzoekers.
6. In het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Sint Jozefparochie” is aan het perceel de bestemming “Maatschappelijke doeleinden Md” toegekend met als subbestemming “woonservicezone”. Ingevolge artikel 6.1, onder f, zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor woonservicezone, waarbij het aantal woningen/wooneenheden niet meer mag bedragen dan is bepaald in het woningbouwprogramma en het doelgroepenbeleid.
7. Uit artikel 6.1, onder f, van de planvoorschriften leidt de voorzieningenrechter af dat de planwetgever heeft beoogd het aantal woningen op het aan de orde zijnde perceel te maximeren. Nu in dit planvoorschrift echter niet wordt verwezen naar een specifiek woningbouwprogramma, betekent dit dat het een flexibele norm bevat, omdat het woningbouwprogramma te allen tijde kan worden gewijzigd en daarmee ook het aantal op het perceel toelaatbare woningen kan worden gewijzigd. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat een woningbouwprogramma een dynamisch stuk is en in het kader van in regionaal verband gemaakte afspraken over onder andere de kwantiteit van de woningen tweejaarlijks wordt geactualiseerd.
Nu het aantal te bouwen woningen zonder de procedurele waarborgen die in de Wet op de Ruimtelijke Ordening zijn opgenomen kan worden gewijzigd, acht de voorzieningenrechter artikel 6.1, onder f, van de planvoorschriften gezien het belang van de rechtszekerheid onvoldoende concreet begrensd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient deze bepaling daarom buiten toepassing te worden gelaten wegens strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Dat volgens verweerder uit het bestemmingsplan de bouwmassa’s kunnen worden afgeleid, waardoor inzicht wordt verkregen in de ruimtelijke verschijningsvormen, leidt niet tot een ander oordeel.
8. Gelet op het vorenstaande kan het bouwplan slechts worden getoetst aan de overige bepalingen van artikel 6.1 van de planvoorschriften. Nu deze bepalingen woningbouw op het perceel niet toestaan, biedt het bestemmingsplan geen mogelijkheden voor de realisatie van het bouwplan. Hieruit volgt dat het besluit tot verlening van de bouwvergunning in strijd is met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet.
9. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding tot het treffen van de hierna vermelde voorlopige voorziening. De overige bezwaren behoeven hierom geen bespreking meer.
10. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) verzoekschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00
• wegingsfactor 1.
11. Tevens zal de voorzieningenrechter bepalen dat de gemeente Deurne aan verzoekers het door hen gestorte griffierecht ten bedrage van € 143,00 dient te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe in dier voege dat het besluit van 17 december 2007, nr. 2007.0598, wordt geschorst;
- bepaalt dat de gemeente Deurne aan verzoekers het door hen gestorte griffierecht dient te vergoeden ten bedrage van € 143,00;
- veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;
- wijst de gemeente Deurne aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. W.C.E. Winfield als voorzieningenrechter in tegenwoordigheid van mr. J.F.M. Emons als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2008.
?Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschriften verzonden: