ECLI:NL:RBSHE:2008:BC7734
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 16, derde lid, van de Werkloosheidswet in relatie tot de opzegtermijn en het Sociaal Plan
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 28 februari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die sinds 1 augustus 1993 in dienst was bij [bedrijf] Nederland B.V. als unitmanager, kwam in een situatie van werkloosheid na een reorganisatie. De werkgever had de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, wat op 31 oktober 2006 gebeurde. Eiser ontving een ontbindingsvergoeding van € 142.516,00 bruto. Het Uwv weigerde echter om eiser een WW-uitkering toe te kennen tot en met 31 maart 2007, met als argument dat de vergoeding als inkomen moest worden aangemerkt, waardoor de eerste werkloosheidsdag verschuift.
De rechtbank moest beoordelen of het Uwv terecht had geweigerd om eiser een WW-uitkering toe te kennen. Eiser stelde dat de CAO van de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen (CAO VGL) van toepassing was voor de berekening van de opzegtermijn, wat zou resulteren in een opzegtermijn van 13 weken. Het Uwv daarentegen baseerde zich op het Sociaal Plan van [bedrijf], dat een opzegtermijn van 26 weken vaststelde. De rechtbank oordeelde dat het Sociaal Plan prevaleerde boven de CAO VGL, omdat in het Sociaal Plan was vastgelegd dat bij strijdigheid de bepalingen van het Sociaal Plan voorrang hebben.
De rechtbank verwierp ook het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel, omdat hij slechts één voorbeeld had aangedragen van een collega die een ander besluit had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had gehandeld en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de relevante regelgeving bij de beoordeling van WW-uitkeringen en de rol van sociale plannen in arbeidsrelaties.