ECLI:NL:RBSHE:2007:BA8865

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/889042-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor opzethelingen en voorbereidingshandelingen tot het plegen van een overval

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 5 juli 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor een overval op de SNS-bank in Schijndel. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder opzetheling en het voorbereiden van een gewapende overval. De tenlastelegging omvatte verschillende misdrijven, waaronder diefstal met geweld en het voorhanden hebben van gestolen goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke eisen en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie had de verdachte een schikkingsvoorstel gedaan, maar de verdachte had dit niet geaccepteerd, wat leidde tot de vervolging.

Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de verdachte en zijn medeverdachten op 8 juni 2006 in Schijndel aanwezig waren met de intentie om de bank te overvallen. Er waren observaties gedaan van verdachte en zijn medeverdachten, waarbij zij zich verdacht gedroegen in de nabijheid van de bank. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot diefstal met geweld, omdat de gedragingen van de verdachten niet als een begin van uitvoering konden worden beschouwd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste tenlastegelegde feiten, maar achtte wel bewezen dat hij betrokken was bij opzetheling van gestolen goederen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden met aftrek van voorarrest voor de bewezen feiten. De beslissing was gebaseerd op de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte had gehandeld uit winstbejag en dat er geen feiten waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een strenge normhandhaving in zaken van georganiseerde criminaliteit.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/889042-06
Datum uitspraak: 05 juli 2007
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [adres]
thans gedetineerd te: PI A'dam - HvB Havenstraat.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 januari 2007, 22 maart 2007 en 18, 19 en 21 juni 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 december 2006. Een kopie van deze dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 4 januari 2007 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
Met inachtneming van deze wijziging tenlastelegging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 juni 2006 te Schijndel ter uitvoering van het door hem
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
een bedrag aan geld, geheel of ten dele toebehorende aan de SNS-bank, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personeel
van voornoemde SNS-bank en/of een of meer andere in/nabij deze bank aanwezige
perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, met voormeld oogmerk zich met zijn mededader(s) vanuit Amsterdam
naar Schijndel heeft begeven, zulks terwijl hij/zij beschikt(en) over een
ontvreemde personenauto en/of bromfiets, en/of die bromfiets (vervolgens)
nabij de SNS-bank heeft/hebben gestald, en/of heeft/hebben gepoogd zich, ter
uitvoering van het voorgenomen misdrijf, met deze bromfiets naar de SNS-bank
te verplaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid (artikel 312 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)(zaak 1);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen op of omstreeks 8 juni
2006 te Schijndel ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een bedrag aan geld, geheel of
ten dele toebehorende aan de SNS-bank, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of tedoen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
personeel van en/of in voornoemde SNS-bank en/of een of meer andere in/nabij
deze bank aanwezige perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, met voormeld oogmerk zich vanuit
Amsterdam naar Schijndel heeft/hebben begeven, zulks terwijl
hij/zij beschikt(en) over een ontvreemde personenauto en/of bromfiets, en/of
die bromfiets (vervolgens) nabij de SNS-bank heeft/hebben geplaatst en/of
gestald en/of heeft/ hebben gepoogd zich, ter uitvoering van het voorgenomen
misdrijf, met deze bromfiets naar de SNS-bank te verplaatsen, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en/of bij het
plegen van welk misdrijf verdachte tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, op of omstreeks 8 juni 2006 te Schijndel en/of elders
in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door zich tezamen met M.
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] vanuit Amsterdam naar Schijndel te begeven
en/of aldaar de SNS-bank en/of de gereedstaande bromfiets te inspecteren en/of
de gereedstaande vluchtauto ter beschikking te houden
(artikel 312 jo. 48 Wetboek van Strafrecht) (zaak 1);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2006 te Schijndel, in elk geval in het
arrondissement 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van
een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met
geweldpleging door twee of meer verenigde personen (art. 312 Wetboek van
Strafrecht) ten nadele van de de SNS-bank te Schijndel,
opzettelijk een of meer vervoermiddel(en), te weten een (ontvreemde) auto
en/of een (ontvreemde) bromfiets, kennelijk bestemd tot het in vereniging
begaan van dat misdrijf heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad
(art. 46 Wetboek van Strafrecht)(zaak 1);
2.
hij op of omstreeks 09 mei 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een bromfiets, merk Vespa, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval een ander of anderen dan
aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) die weg te nemen bromfiets onder zijn / hun bereik heeft /
hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door het
verbreken, althans vernielen, van het ketting- en/of stuurslot van voornoemd
bromfiets
(art. 311 lid 1 sub 5 Wetboek van strafrecht)(zaak 1);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 mei 2006
tot en met 08 juni 2006, in elk geval op of omstreeks 8 juni 2006 te
Schijndel, in elk geval in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of te
Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) een bromfiets, merk Vespa heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
die bromfiets (telkens) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed
betrof
(artikel 416 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht)(zaak 1);
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2006 tot en met 23 maart 2006 te
Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
personenauto (merk Fiat Punto, kenteken (kenteken)), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of
zijn mededader(s) die weg te nemen personenauto onder zijn/hun bereik heeft/
hebben gebracht door middel van verbreking van het portier- en/of contactslot
(artikel 311 lid 1 sub 4 en 5 Wetboek van Strafrecht)(zaak 1);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 maart
2006 tot en met 08 juni 2006, in elk geval op of omstreeks 08 juni 2006, te
Nieuwegein en/of te Schijndel, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een
personenauto (merk Fiat Punto, kenteken (kenteken)) heeft verworven, voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto
(telkens) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
(artikel 416 lid 1 onder a Wetboek van strafrecht)(zaak 1);
4.
hij op of omstreeks 29 december 2005 te Amsterdam, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft/hebben weggenomen een bromfiets (Aprilia Habanna Retro), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, te weten, door verbreking van het stuurslot van voormelde
bromfiets
(artikel 311 lid 1 sub 5 Wetboek van Strafrecht;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 december 2005 tot en met 7 april 2006 te
Amsterdam en/of te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op verschillende
tijstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) een bromfiets (Aprilia Habanna
Retro) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde
van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets (telkens)
wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof
(artikel 416 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 april 2006 te Uithoorn tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een bromfiets (Aprillia Habanna
Retro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan
door misdrijf, te weten als vinder(s), onder zich had(den), wederrechtelijk
zich heeft toegeëigend
(artikel 321 Wetboek van Strafrecht);
5.
hij op of omstreeks 3 april 2006 te Uithoorn, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen twee, in elk geval een of meer bromfiets(en)
(Aprillia SR50, ZXG 439/05), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4] in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming te weten, door het
openbreken en/of forceren van de schuurdeur e/of het/de slot(en) van de
schuurdeur
(artikel 311 lid 1 sub 5 Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 3 april tot en met 7 april 2006 te
Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal,
(telkens) een bromfiets (Aprillia SR50. ZXG 439/05) heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl
hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die bromfiets (telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof
(artikel 416 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 april 2006 te Uithoorn tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een bromfiets (Aprillia SR50,
ZXG 439/05), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan
door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had(den), wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend
(artikel 321 Wetboek van Strafrecht);
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 26 september
2006 te Schijndel, in elk geval in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of
te Amsterdam, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een
organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte,
en/of een of meer andere natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 8] en/of een of meer ander(en), welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het overtreden
van artikel 312 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 317 Wetboek van
Strafrecht en/of artikel 311 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 416 Wetboek
van strafrecht en/of artikel 46 Wetboek van Strafrecht en/of een of meer
andere misdrijven
(artikel 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht).
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten gesteld dat de officier van justitie verdachte in de gelegenheid heeft gesteld om strafvervolging voor deze feiten te voorkomen door betaling van een schikkingsvoorstel ten bedrage van Eur. 650,-. Dit transactievoorstel is nooit ingetrokken. Verdachte heeft het transactiebedrag niet voldaan omdat hij toen in detentie zat. De officier van justitie heeft bij verdachte het vertrouwen opgewekt dat de zaken met een transactie zouden worden afgedaan. Gelet op het vorenstaande is de raadsvrouwe van oordeel dat voormelde zaken niet op de dagvaarding hadden mogen staan.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Conform het bepaalde in artikel 74 Wetboek van Strafrecht kan de officier van justitie voor aanvang van de terechtzitting een of meer voorwaarden stellen ter voorkoming van de strafvervolging wegens misdrijven, met uitzondering van die waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van meer dan zes jaar, en wegens overtredingen.
In casu is verdachte een schikkingsvoorstel gedaan ten bedrag van Euro 650,-.
Conform het bepaalde in artikel 74 lid 5 van deze wet worden voorschriften gegeven omtrent de nakoming van de voorwaarde. Deze voorschriften hebben in ieder geval betrekking op de termijn waarbinnen die betaling moet zijn geschied. In de onderhavige zaak heeft verdachte van de officier van justitie tot 10 dagen voor 6 oktober 2006 de gelegenheid gehad het schikkingsvoorstel te voldoen. Verdachte heeft niet binnen de gestelde termijn de transactie voldaan. Ook is de rechtbank niet gebleken dat verdachte over het transactievoorstel voor het verstrijken van de termijn contact heeft opgenomen met de officier van justitie.
Gelet op het vorenstaande mocht de officier van justitie er van uit gaan dat verdachte geen gebruik wenste te maken van het transactievoorstel. Derhalve kon de officier van justitie
-naar het oordeel van de rechtbank- in alle redelijkheid besluiten verdachte voor deze feiten te dagvaarden. Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouwe.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak.
(m.b.t. het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde:)
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot diefstal met geweldpleging gerequireerd.
De rechtbank is uit het dossier het navolgende gebleken.
In de periode van 15 mei 2005 tot en met 8 juni 2006 heeft [medeverdachte 2], al dan niet samen met zijn medeverdachten, de SNS-bank te Schijndel uitvoerig geobserveerd. Ook is in die periode meermalen een geldtransport bij de bank geobserveerd en is eenmaal het afstortluik bij die bank gecontroleerd.
Op 8 juni 2006 bevinden [verdachte] en [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zich vervolgens in Schijndel. Verbalisanten hebben die ochtend in de Haydnstraat in Schijndel een in Amsterdam gestolen bromfiets aangetroffen. Later die ochtend wordt gezien dat [medeverdachte 1] de bromfiets verplaatst tot zeer nabij bij de SNS-bank. Waargenomen wordt ook dat [medeverdachte 1] handschoenen en een tot aan de hals gesloten bomberjack draagt. Nadat de bank is bevoorraad, wordt door verbalisanten waargenomen dat een man tracht de bromfiets te starten, maar dat dit kennelijk niet lukte. Vervolgens wordt waargenomen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de bromfiets lopen en dat [medeverdachte 2] tracht de bromfiets te starten. Toen dit kennelijk niet lukte, liepen beide personen weg. Hierna hebben [verdachte] en [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] Schijndel verlaten.
Voormelde vier personen hebben later na hun aanhouding zelf geen helderheid verschaft over de reden van hun aanwezigheid op 8 juni 2006 in Schijndel. Daarom zal naar het oordeel van de rechtbank de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen doorslaggevend moeten zijn voor het al dan niet kunnen aannemen van het begin van uitvoering van het voornemen de SNS-bank te Schijndel te overvallen.
Gelet op de hierboven omschreven handelingen van de vier verdachten hebben verdachte en zijn medeverdachten naar het oordeel van de rechtbank (nog) geen gedragingen verricht welke naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders kunnen worden beschouwd dan als te zijn gericht op de voltooiing van de diefstal met geweldpleging op de SNS-bank te Schijndel. Derhalve was er nog geen sprake van een begin van uitvoering als hierboven bedoeld.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 primair en het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
(m.b.t. het onder 3 tenlastegelegde:)
De officier van justitie stelt dat het onder 3 subsidiair tenlastegelegde medeplegen van opzetheling van een Fiat Punto wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Observanten hebben waargenomen dat een lichtgroene Fiat Punto op 8 juni 2006 achter de auto van [medeverdachte 2] reed op het moment dat [medeverdachte 2] Schijndel verliet. Verder is uit peilbakengegevens gebleken dat de auto van [medeverdachte 2] later die dag in de buurt is geweest van de plaats waar de in feit 3 vermelde Fiat Punto met het kenteken (kenteken) is aangetroffen. Bewijs dat [verdachte] de Fiat Punto samen met anderen, althans alleen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen, heeft de rechtbank niet in het dossier aangetroffen.
De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Overwegingen met betrekking tot de bewezenverklaring.
(m.b.t. het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde:)
De rechtbank interpreteert de tenlastelegging zo dat zij daarin inleest de diefstal met bedreiging met geweld waar in de tenlastelegging in het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit is volstaan met het vermelden van de in het spraakgebruik gehanteerde omschrijving van artikel 312 Wetboek van Strafrecht, te weten “diefstal met geweldpleging”. In het niet bewezen onder 1 primair tenlastegelegde is de “bedreiging met geweld” overigens wel uitdrukkelijk vermeld, zodat verdachte redelijkerwijs kon weten wat er werd bedoeld. De verdediging heeft hierop ook geen verweer gevoerd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
(m.b.t. het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde:)
De raadsvrouw heeft bepleit dat voorbereiding van een misdrijf niet bestaat indien het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. Naar het oordeel van de raadsvrouw is er in casu sprake van vrijwillige terugtred bij de voorbereidingshandeling. Volgens de raadsvrouw vindt deze zienswijze steun in het feit dat de overval later op geen enkele wijze meer tussen de verdachten ter sprake is gekomen.
De rechtbank is uit het dossier het navolgende gebleken.
Ter voorkoming van een herhaling verwijst de rechtbank allereerst naar de handelingen die zijn waargenomen te Schijndel, welke hiervoor bij het onder 1 primair tenlastegelegde zijn beschreven.
Gelet op het waargenomene en op de modus operandi bij de overige in het strafdossier vermelde overvallen danwel pogingen daartoe is de rechtbank van oordeel dat verdachte en de medeverdachten op 8 juni 2006 te Schijndel een aantal voorbereidingshandelingen tot het plegen van een overval reeds had voltooid. Uit niets, ook niet uit hetgeen de raadsvrouw ter zake heeft gesteld, blijkt dat er ten aanzien van het plegen van voorbereidingshandelingen sprake is geweest van een vrijwillig terugtreden. De (althans een aantal van de ) voorbereidingshandelingen waren immers voltooid.
Het stilzwijgen van verdachte en de medeverdachten sterkt de rechtbank in de overtuiging van de juistheid van wat in de bewijsmiddelen besloten ligt of voor de uit die bewijsmiddelen door de rechtbank getrokken conclusies.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw.
Samenvatting.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair, onder 3 primair en subsidiair, onder 4 primair, onder 5 primair en onder 6 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
op 8 juni 2006 te Schijndel, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van
een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweldpleging door twee of meer verenigde personen (art. 312 Wetboek van Strafrecht) ten nadele van de de SNS-bank te Schijndel,
opzettelijk een vervoermiddel, te weten een ontvreemde bromfiets, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
2.
in de periode van 09 mei 2006 tot 08 juni 2006, te Schijndel, tezamen en in vereniging met anderen, een bromfiets, merk Vespa voorhanden heeft gehad terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die bromfiets wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
op 7 april 2006 te Uithoorn, een bromfiets (Aprilia Habanna Retro) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die bromfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op 7 april 2006 te Uithoorn, een bromfiets (Aprillia SR50. ZXG 439/05) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die bromfiets
wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 36b, 36c, 46, 47, 57, 63, 416.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Vrijspraak voor feit 2 primair, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 primair, en feit 6.
(voor feit 1 primair, feit 2 subsidiair, feit 3 subsidiair, feit 4 subsidiair, feit 5 subsidiair:)
- een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en zes manden, met aftrek van voorarrest
- onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte inbeslaggenomen cocaïne
- teruggave aan verdachte van de overige inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven
voorwerpen.
De op te leggen straf en/of maatregel.
Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte werd terzake van vermogensdelicten blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder veroordeeld;
- verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten begaan na een lange periode van voorbereiding en hij heeft er dus goed over kunnen nadenken;
- verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank heeft besloten geen rekening te houden met de overweging van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch betreffende schending van het gestelde in artikel 71 lid 4 Wetboek van Strafrecht, omdat de beslissing van het hof evenals die van de rechtbank luidde dat er geen reden was de voorlopige hechtenis op te heffen en de rechtbank op grond hiervan niet van enig te compenseren belang is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair, onder 3 primair en subsidiair, onder 4 primair, onder 5 primair en onder 6 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair, 4 subsidiair en 5 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 meer subsidiair, 2 subsidiair, 4 subsidiair en 5 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
medeplegen van:
ter voorbereiding van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld
of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl
het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
opzettelijk een vervoermiddel, kennelijk bestemd tot het plegen van dat
misdrijf, voorhanden hebben.
T.a.v. feit 2 subsidiair:
medeplegen van opzetheling
T.a.v. feit 4 subsidiair:
opzetheling
T.a.v. feit 5 subsidiair:
opzetheling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 meer subsidiair, feit 2 subsidiair, feit 4 subsidiair, feit 5 subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 3 primair, feit 3 subsidiair, feit 4 primair, feit 5 primair, feit 6:
Vrijspraak.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten: een
hoeveelheid drugs (cocaïne) vermeld op de als bijlage aan dit vonnis gehechte lijst van
inbeslaggenomen voorwerpen (nr. 21, H07.2101.1).
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten: de voorwerpen vermeld op de als bijlage aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, met uitzondering van
een hoeveelheid drugs (cocaïne, nr. 21, H07.2101.1) aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. C.F.E. van Olden-Smit, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 5 juli 2007.