ECLI:NL:RBSHE:2007:BA8855

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01/889066-06
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor voorbereidingshandelingen tot diefstal met geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 5 juli 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verschillende misdrijven, waaronder poging tot diefstal met geweld en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 juni 2006 in Schijndel samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor een overval op de SNS-bank. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de bank geobserveerd en een ontvreemde bromfiets gebruikt om hun plannen uit te voeren. Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een begin van uitvoering van de diefstal, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte op 8 juni 2006 een bromfiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Dit leidde tot een veroordeling voor opzetheling. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is er een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor vrijspraak van de overige tenlastegelegde feiten gehonoreerd, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsstukken en de verklaringen van de betrokkenen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft geleid tot een matiging van de straf.

Uitspraak

verkort vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/889066-06
Datum uitspraak: 05 juli 2007
Verkort vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]]
[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adres]
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 maart 2007 en 18, 19 en 21 juni 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 december 2006. Een kopie van deze dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 22 maart 2007 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
Met inachtneming van deze wijziging tenlastelegging is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 juni 2006 te Schijndel ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bedrag aan geld, geheel of ten dele toebehorende aan de SNS-bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personeel van voornoemde SNS-bank en/of een of meer andere in/nabij deze bank aanwezig
perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met voormeld oogmerk zich met zijn mededader(s) vanuit Amsterdam naar Schijndel heeft begeven, zulks terwijl hij/zij beschikt(en) over een ontvreemde personenauto en/of bromfiets, en/of die bromfiets (vervolgens) nabij de SNS-bank heeft/hebben gestald, en/of heeft/hebben gestald en/of
heeft/hebben gepoogd zich, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf, met deze bromfiets naar de SNS-bank te verplaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(artikel 312 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)(zaak 1);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen op of omstreeks 8 juni
2006 te Schijndel ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een bedrag aan geld, geheel of ten
dele toebehorende aan de SNS-bank, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, en
daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personeel
van en/of in voornoemde SNS-bank en/of een of meer andere in/nabij deze bank
aanwezige perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met voormeld oogmerk zich met zijn mededader(s) vanuit Amsterdam naar
Schijndel heeft/hebben begeven, zulks terwijl hij/zij beschikt(en) over een
ontvreemde personenauto en/of bromfiets, en/of die bromfiets (vervolgens)
nabij de SNS-bank heeft/hebben gestald en/of heeft/hebben gepoogd zich, ter
uitvoering van het voorgenomen misdrijf, met deze bromfiets naar de SNS-bank
te verplaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op of omstreeks 8 juni
2006 te Schijndel en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
door zich tezamen met [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] vanuit
Amsterdam naar Schijndel te begeven en/of aldaar de SNS-bank en/of de
gereedstaande bromfiets te inspecteren en/of de gereedstaande vluchtauto ter
beschikking te houden
(artikel 312 jo. 48 Wetboek van Strafrecht)(zaak 1);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2006 te Schijndel, in elk geval in het
arrondissement 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van
een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met
geweldpleging door twee of meer verenigde personen (art. 312 Wetboek van
Strafrecht) ten nadele van de de SNS-bank te Schijndel,
opzettelijk een of meer vervoermiddel(en), te weten een (ontvreemde) auto
en/of een (ontvreemde) bromfiets, kennelijk bestemd tot het in vereniging
begaan van dat misdrijf heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad
(artikel 46 Wetboek van Strafrecht)(zaak 1);
2.
hij op of omstreeks 09 mei 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een bromfiets, merk Vespa, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] in elk geval een ander of anderen dan
aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) die weg te nemen bromfiets onder zijn / hun bereik heeft /
hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door het
verbreken, althans vernielen, van het ketting- en/of stuurslot van voornoemde
bromfiets
(artikel 311 lid 1 sub 5 Wetboek van Strafrecht)(zaak 1);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 mei 2006
tot en met 08 juni 2006, in elk geval op of omstreeks 8 juni 2006 te
Schijndel, in elk geval in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of te
Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens) een bromfiets, merk Vespa heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
die bromfiets (telkens) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed
betrof
(artikel 416 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht)(zaak 1);
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2006 tot en met 23 maart 2006 te
Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Fiat Punto, kenteken (kenteken)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en /of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) die weg te nemen personenauto onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van verbreking van het portier- en/of contactslot (artikel 311 lid 1 sub 4 en 5 Wetboek van Strafrecht)(zaak 1);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 maart 2006 tot en met 08 juni 2006, in elk geval op of omstreeks 08 juni 2006, te Nieuwegein en/of te Schijndel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een personenauto (merk Fiat Punto, kenteken (kenteken)) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto (telkens) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
(artikel 416 lid 1 onder a Wetboek van Strafrecht)(zaak 1)
4.
hij op of omstreeks 10 februari 2006 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal
geldcassettes bevattende geld (ongeveer 29.000 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-AMRO bank, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen een aantal personeelsleden van die bank, te weten
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]] gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) op brute en/of gewelddadige wijze met
een moker een raam van de kluisruimte en/of een of meer ruit(en) van die bank
heeft/hebben ingeslagen en/of vervolgens die bank is/zijn binnengedrongen en
aldus voor [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] een dreigende situatie heeft/hebben
gecreeerd
(artikel 312, tweede lid Wetboek van Strafrecht)(zaak 2);
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
een of meerdere onbekende(n) op of omstreeks 10 februari 2006 te Zevenbergen,
gemeente Moerdijk tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor
zich, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben
weggenomen een aantal geldcassettes bevattende geld (ongeveer 29.000 euro), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de ABN-AMRO bank, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekende(n) en/of aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld een aantal personeelsleden van die bank, te
weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]] gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die
onbekende(n)op brute en/of gewelddadige wijze met een moker
een raam van de kluisruimte en/of een of meer ruit(en) van die bank
heeft/hebbeningeslagen en/of vervolgens die bank is/zijn binnengedrongen en aldus
voor [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] een dreigende situatie heeft/hebben gecreeerd
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen in of omstreeks de periode van
21 juli 2005 tot en met 10 februari 2006 te Amsterdam, althans te Zevenbergen
en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft door deze onbekende(n) direct of indirect de moker te
verschaffen welke bij het misdrijf werd gebruikt
(artikel 312, tweede lid jo. 48 Wetboek van Strafrecht)(zaak 2);
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 21 juli 2005 tot en met 10 februari 2006 te
Amsterdam en/of te Zevenbergen, gemeente Moerdijk in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met
geweldpleging door twee of meer verenigde personen (art. 312 Wetboek van
Strafrecht) ten nadele van de ABN-AMRO bank te Zevenbergen, gemeente Moerdijk
opzettelijk een moker, kennelijk bestemd tot het in vereniging
begaan van dat misdrijf heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad
(artikel 46 Wetboek van Strafrecht)(zaak 2);
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 26 september
2006 te Schijndel, in elk geval in het arrondissement 's-Hertogenbosch en/of
te Amsterdam, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een
organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte,
en/of een of meer andere natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 7]
en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 8] en/of een of meer ander(en), welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het overtreden
van artikel 312 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 317 Wetboek van
Strafrecht en/of artikel 311 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 416 Wetboek
van strafrecht en/of artikel 46 Wetboek van Strafrecht en/of een of meer
andere misdrijven
(artikel 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht).
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Vrijspraak.
(m.b.t. het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde:)
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot diefstal met geweldpleging gerequireerd.
De rechtbank is uit het dossier het navolgende gebleken.
In de periode van 15 mei 2005 tot en met 8 juni 2006 heeft medeverdachte [medeverdachte 2], al dan niet samen met zijn medeverdachten, de SNS-bank te Schijndel uitvoerig geobserveerd. Ook heeft verdachte in die periode, al dan niet samen met medeverdachten, meermalen een geldtransport bij de bank geobserveerd en eenmaal het afstortluik bij die bank gecontroleerd.
Op 8 juni 2006 bevinden [verdachte], en[medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zich vervolgens in Schijndel. Verbalisanten hebben die ochtend in de Haydnstraat in Schijndel een in Amsterdam gestolen bromfiets aangetroffen. Later die ochtend wordt gezien dat [medeverdachte 1] de bromfiets verplaatst tot zeer nabij bij de SNS-bank. Waargenomen wordt ook dat [medeverdachte 1] handschoenen en een tot aan de hals gesloten bomberjack draagt. Nadat de bank is bevoorraad, wordt door verbalisanten waargenomen dat een man tracht de bromfiets te starten, maar dat dit kennelijk niet lukte. Vervolgens wordt waargenomen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de bromfiets lopen en dat [medeverdachte 2] tracht de bromfiets te starten. Toen dit kennelijk niet lukte, liepen beide personen weg. Hierna hebben [verdachte] en [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] Schijndel verlaten.
Voormelde vier personen hebben later na hun aanhouding zelf geen helderheid verschaft over de reden van hun aanwezigheid op 8 juni 2006 in Schijndel. De verklaring van [verdachte] dat hij in Schijndel een kopje thee heeft gedronken, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Daarom zal naar het oordeel van de rechtbank de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen doorslaggevend moeten zijn voor het al dan niet kunnen aannemen van het begin van uitvoering van het voornemen de SNS-bank te Schijndel te overvallen.
Gelet op de hierboven omschreven handelingen van de vier verdachten hebben verdachte en zijn medeverdachten naar het oordeel van de rechtbank (nog) geen gedragingen verricht welke naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders kunnen worden beschouwd dan als te zijn gericht op de voltooiing van de diefstal met geweldpleging op de SNS-bank te Schijndel. Derhalve was er nog geen sprake van een begin van uitvoering als hierboven bedoeld.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 primair en het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
(m.b.t. het onder 3 tenlastegelegde:)
De officier van justitie stelt dat het onder 3 subsidiair tenlastegelegde medeplegen van opzetheling van een Fiat Punto wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Observanten hebben waargenomen dat een lichtgroene Fiat Punto op 8 juni 2006 achter de auto van [medeverdachte 2] reed op het moment dat [medeverdachte 2] Schijndel verliet. Verder is uit peilbakengegevens gebleken dat de auto van [medeverdachte 2] later die dag in de buurt is geweest van de plaats waar de in feit 3 vermelde Fiat Punto met het kenteken (kenteken) is aangetroffen. Bewijs dat [verdachte] de Fiat Punto samen met anderen, althans alleen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen, heeft de rechtbank niet in het dossier aangetroffen.
De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
(m.b.t. het onder 4 tenlastegelegde:)
De officier van justitie stelt dat de onder 4 primair tenlastegelegde diefstal met geweldpleging in vereniging bij de ABN-AMRO bank in Zevenbergen op 10 februari 2006 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Uit het strafdossier blijkt dat [verdachte] op 3 januari 2006 een moker heeft aangeschaft, welk later op 10 februari 2006 is gebruikt bij de overval in Zevenbergen.
Over de reden tot aanschaf van de moker heeft verdachte bij de politie een drietal verschillende verklaringen afgelegd (blz. 1072 -1120). Ter terechtzitting blijft verdachte bij zijn verklaring dat hij de moker heeft gekocht in aanwezigheid van ene (betrokkene 1) en ene (betrokkene 2). Verdachte zou ruzie hebben met zijn oom en hij zou de moker hebben gekocht om de auto van zijn oom te slopen. Volgens verdachte was de moker echter enkele dagen na aankoop uit zijn kelderbox verdwenen.
Het vorenstaande is voor de rechtbank onvoldoende om wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat [verdachte] de onder 4 primair tenlastegelegde diefstal met geweldpleging in vereniging heeft gepleegd, dan wel dat hij medeplichtig is geweest aan dit feit, zoals onder 4 subsidiair is tenlastegelegd.
Ook is het vorenstaande voor de rechtbank onvoldoende om wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat [verdachte] voorbereidingshandelingen voor dit feit heeft gepleegd, zoals onder 4 meer subsidiair is tenlastegelegd.
De officier van justitie heeft in zijn requisitoir melding gemaakt dat [verdachte] in elk geval vanaf 21 november 2005 een als crimineel te duiden contact met [medeverdachte 2] had en dat uit een ovc-gesprek van die dag tussen beiden kan worden afgeleid dat zij zich bezig houden/hielden met het plegen van snelkraken.
De rechtbank heeft in het dossier geen ovc-gesprek d.d. 21 november 2005 tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] aangetroffen. De rechtbank veronderstelt dat er sprake is van een vergissing van de officier van justitie en dat hij wellicht doelt op het ovc-gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] d.d. 2 november 2005, welk gesprek wel onderdeel uitmaakt van het strafdossier.
Zo dit het geval is, valt uit hetgeen op 2 november 2005 tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] is besproken naar het oordeel van de rechtbank echter niet af te leiden dat [verdachte] en [medeverdachte 2] zich bezig hielden met het plegen van snelkraken.
(m.b.t. het onder 5 tenlastegelegde:)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 5 is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overwegingen met betrekking tot de bewezenverklaring.
(m.b.t. het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde:)
De rechtbank interpreteert de tenlastelegging zo dat zij daarin inleest de diefstal met bedreiging met geweld waar in de tenlastelegging in het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit is volstaan met het vermelden van de in het spraakgebruik gehanteerde omschrijving van artikel 312 Wetboek van Strafrecht, te weten “diefstal met geweldpleging”. In het niet bewezen onder 1 primair tenlastegelegde is de “bedreiging met geweld” overigens wel uitdrukkelijk vermeld, zodat verdachte redelijkerwijs kon weten wat er werd bedoeld. De verdediging heeft hierop ook geen verweer gevoerd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
(m.b.t. het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde:)
De rechtbank is uit het dossier het navolgende gebleken.
Ter voorkoming van een herhaling verwijst de rechtbank allereerst naar de handelingen die zijn waargenomen te Schijndel, welke hiervoor bij het onder 1 primair tenlastegelegde zijn beschreven.
Gelet op het waargenomene en op de modus operandi bij de overige in het strafdossier vermelde overvallen danwel pogingen daartoe is de rechtbank van oordeel dat verdachte en de medeverdachten op 8 juni 2006 te Schijndel een aantal voorbereidingshandelingen tot het plegen van een overval reeds had voltooid. Uit niets, ook niet uit hetgeen de raadsman ter zake heeft gesteld, blijkt dat er ten aanzien van het plegen van voorbereidingshandelingen sprake is geweest van een vrijwillig terugtreden. De (althans een aantal van de ) voorbereidingshandelingen waren immers voltooid.
Het stilzwijgen van verdachte en de medeverdachten sterkt de rechtbank in de overtuiging van de juistheid van wat in de bewijsmiddelen besloten ligt of voor de uit die bewijsmiddelen door de rechtbank getrokken conclusies.
De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van dit feit.
Samenvatting.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair, onder 3 primair en subsidiair, onder 4 primair, subsidiair en meer subsidiair, en onder 5 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
1.
op 8 juni 2006 te Schijndel, tezamen en invereniging met anderen,
ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met
geweldpleging door twee of meer verenigde personen (art. 312 Wetboek van
Strafrecht) ten nadele van de de SNS-bank te Schijndel, opzettelijk een vervoermiddel, te weten een ontvreemde bromfiets, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
2.
op 08 juni 2006, te Schijndel, tezamen en in vereniging met anderen, een bromfiets, merk Vespa voorhanden heeft gehad terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die bromfiets wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 46, 47, 57, 416.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID
De eis van de officier van justitie.
Vrijspraak voor het onder 2 primair, 3 primair en 5 tenlastegelegde.
(voor het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 primair tenlastegelegde:)
- een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest.
De op te leggen straf.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- verdachte heeft de door hem gepleegde strafbare feiten begaan na een lange periode van voorbereiding en heeft er dus goed over kunnen nadenken;
- verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid:
- verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde strafbare feiten niet eerder veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair, onder 3 primair en subsidiair, onder 4 primair, subsidiair en meer subsidiair, en onder 5 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 meer subsidiair en onder 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
medeplegen van:
ter voorbereiding van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld
of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl
het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
opzettelijk een vervoermiddel, kennelijk bestemd tot het plegen van dat
misdrijf, voorhanden hebben.
T.a.v. feit 2 subsidiair:
medeplegen van opzetheling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
BESLISSING:
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 2 subsidiair, feit 3 primair, feit 3 subsidiair, feit 4 primair, feit 4 subsidiair, feit 4 meer subsidiair, feit 5:
Vrijspraak.
T.a.v. feit 1 meer subsidiair, feit 2 subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H. Renneberg, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. C.F.E. van Olden-Smit, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 5 juli 2007.