5. Eiseres is op 15 februari 1985 gaan werken voor verweerders organisatie, laatstelijk als medewerkster [functie] bij de afdeling [afdeling]. Eiseres heeft zich op 12 augustus 2003 ziek gemeld voor haar werk. Op enig moment is door de bedrijfsarts geconcludeerd dat eiseres het contact met de werkplek weer op moet nemen. Daarbij heeft de bedrijfsarts aangetekend dat hij dit nodig acht, hoewel de klachten nog niet over zijn en de belastbaarheid nog uiterst gering is. Eiseres moet medio februari 2004 gedurende twee keer per week en twee uur per dag teruggroeien naar haar werkzaamheden. Volgens verweerder heeft eiseres medio maart 2004 het werk gedeeltelijk hervat.
Op 10 mei 2004 heeft eiseres een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidverzekering aangevraagd. Deze aanvraag is bij besluit van 25 juni 2004 buiten behandeling gesteld, omdat eiseres niet tijdig de gevraagde gegevens heeft overgelegd.
Op 30 juni 2004 heeft eiseres bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een deskundigenoordeel aangevraagd over haar arbeidsongeschiktheid tot werken in week 28 (5 tot en met 11 juli 2004). Bij brief van 21 juli 2004 is eiseres op de hoogte gesteld van het deskundigenoordeel. Dat oordeel luidt dat er in week 28 geen medische argumenten aanwezig waren om eiseres niet in staat te achten om volledig in het eigen werk te werken.
Op 24 augustus 2004 heeft eiseres zich wederom ziek gemeld. Bij brief van 10 november 2004 aan verweerder heeft de bedrijfsarts geschreven dat eiseres een vervolgafspraak voor 8 november 2004 op het laatste moment heeft afgezegd en dat een nieuwe afspraak niet werd gemaakt. Op grond van onderzoek en consultatie van verscheidene collega’s heeft de bedrijfsarts een advies geformuleerd. Daarin heeft hij onder meer ten aanzien van eiseres aangegeven:
“Betreffende de rol van ziekte of gebrek in de verzuimbeoordeling kom ik tot de conclusie dat er sprake is van een objectiveerbaar probleem dat effect heeft op haar functioneren en ook haar gedrag buiten het arbeidsveld. De ernst echter van het ziektebeeld als zodanig rechtvaardigt in mijn ogen geen beroep op arbeidsongeschiktheid vanuit de medische beoordelingssituatie. Het hanteren van de klachten is primair de oorzaak van het niet in staat zijn tot optimaal functioneren. In redelijkheid kan van een werknemer met deze aandoening verwacht worden te functioneren binnen de dienstomvang die voor de werknemer geldt met dien verstande dat er sprake zal zijn van dagschommelingen op het vlak van de productiviteit. Samengevat: de werknemer is arbeidsgeschikt.
Mochten werknemer en werkgever het niet eens zijn met het advies dan is het mogelijk middels een psychiatrische expertise maximale helderheid te krijgen over de ernst van het probleem, de gevolgen voor het functioneren zowel binnen als buiten de arbeid en de mogelijke oplossingsrichtingen. Daarnaast is het ook voor beide partijen mogelijk een tweede mening te vragen bij [het] UWV.”
Naar aanleiding van de bevindingen van de bedrijfsarts heeft verweerder eiseres bij brief van 11 november 2004 opgedragen haar werkzaamheden op 16 november 2004 te hervatten.
Bij brief van 29 november 2004 aan eiseres heeft een andere bedrijfsarts, J. Ebben, medegedeeld dat hij aan de werkgever heeft gemeld dat het voor hem, na een gesprek van bijna één uur en op basis van de verder ter beschikking staande gegevens, niet mogelijk is een advies te geven over de arbeids(on)geschiktheid.
Met de brief van 30 november 2004, verzonden op 3 december 2004, heeft verweerder eiseres gesommeerd haar werkzaamheden met ingang van de dag na verzending van deze brief te hervatten. Mocht eiseres op die dag haar werkzaamheden niet hebben hervat, dan zal de bezoldiging worden gestaakt tot het moment dat eiseres haar werkzaamheden weer heeft hervat.
Eiseres heeft haar werk hervat. Op 2 en 24 februari 2005 heeft verweerder het salaris ingehouden. Eiseres heeft zich op die dagen in verband met de bekende klachten ziek gemeld. Na de ziekmelding op 24 februari 2005 heeft eiseres het werk niet meer hervat.
Bij brief van 24 maart 2005 heeft verweerder eiseres bericht dat eiseres in de weken 9, 10, 11 en 12 van 2005 afwezig is geweest, zonder dat deze afwezigheid op enigerlei wijze is verantwoord door erkend ziekteverzuim of door het opnemen van verlof. Over maart 2005 heeft eiseres een salarisbetaling ontvangen, waarop zij wegens het niet-verrichten van haar werkzaamheden geen recht had. De gehele salarisbetaling wordt gestaakt totdat eiseres haar werkzaamheden weer hervat met dien verstande dat de ten onrechte over de maand maart 2005 gedane betaling met toekomstige betalingen zal worden verrekend. Daarnaast heeft verweerder eiseres opgedragen het werk met ingang van 29 maart 2005 te hervatten.
Eiseres is op 24 maart 2005 op het spreekuur geweest bij de bedrijfsarts. Op grond van het spreekuurcontact heeft de bedrijfsarts geconcludeerd dat eiseres op grond van ziekte of gebrek in engere zin in staat is tot functioneren in de werksituatie. Op grond van in de persoon gelegen factoren acht de bedrijfsarts eiseres niet 100% productief, maar acht hij een gemiddelde van 80% haalbaar. De bedrijfsarts heeft hieraan het dringende advies aan werkgever en werknemer toegevoegd de oordeelsvorming over de arbeidsgeschiktheid nader te toetsen door middel van een psychiatrische expertise. Het voordeel hiervan zal maximale duidelijkheid naar werkgever en werknemer zijn alsook een toetsing van de visie van de bedrijfsarts waarin de werknemer geen vertrouwen kan vinden, aldus de bedrijfsarts.
Bij brief van 6 april 2005 heeft eiseres gereageerd op de weigering van verweerder haar ziekmelding te accepteren. In die brief heeft eiseres verweerder gewezen op haar verzoeken van 7 en 9 december 2004 om de staking van de salarisbetaling in heroverweging te nemen. Verweerder heeft niet gereageerd op die verzoeken. Eiseres heeft verweerder verzocht een oplossing te vinden voor de problemen.
Bij brief van 12 april 2005 heeft verweerder aangegeven dat de inhouding van de bezoldiging ongewijzigd van kracht blijft zolang eiseres haar werkzaamheden niet heeft hervat. Met de brief van 19 april 2005 heeft eiseres verweerder verzocht te reageren op het door haar in de brief van 6 april 2005 gestelde. Verweerder heeft gereageerd met de brief van 25 april 2005. Daarin is door verweerder aangegeven dat geen aanleiding bestaat de salarisbetalingen te hervatten zolang eiseres zonder geldige reden blijft weigeren weer te komen werken. Verweerder heeft eiseres er in deze brief op gewezen dat zij tegen het besluit van 24 maart 2005 binnen zes weken bezwaar kan maken. Verweerder heeft nagelaten dit in het besluit van 24 maart 2005 te vermelden. Verweerder heeft eiseres opgedragen haar werkzaamheden op 26 april 2005 te hervatten. Indien eiseres haar werkzaamheden niet hervat, zal dit worden aangemerkt als zeer ernstig plichtsverzuim en zal ontslag in overweging worden genomen.
Bij brief van 3 mei 2005 heeft verweerder zijn voornemen kenbaar gemaakt eiseres disciplinair te straffen met ongevraagd ontslag in verband met zeer ernstig plichtsverzuim.
Tevens heeft verweerder besloten eiseres, op grond van artikel 15:1:19 van de CAR/UWO, met onmiddellijke ingang voor de duur van de disciplinaire procedure, de toegang tot de gebouwen en kantoren van de gemeente Helmond te ontzeggen.
Bij brief van 2 juni 2005 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 april 2005 (lees: 25 april 2005) waarmee verweerder heeft geweigerd de salarisbetalingen te hervatten. Bij brief van 29 augustus 2005 heeft eiseres verweerder onder meer verzocht het achterstallige salaris aan haar uit te betalen, omdat een schorsing of non-actiefstelling in de risicosfeer van de werkgever ligt.
In juni 2005 heeft verweerder de bedrijfsarts de vraag voorgelegd of eiseres inzicht had in haar handelen en zij in staat was haar wil tot handelen in vrijheid te bepalen. Op verzoek van de bedrijfsarts heeft psychiater G.A.A.M. Wetzer een onderzoek verricht naar de gezondheid van eiseres. Psychiater Wetzer heeft volgens de bedrijfsarts op 7 oktober 2005 (in het dossier bevindt zich een afschrift van dit rapport dat is gedateerd 16 november 2005) gerapporteerd. Psychiater Wetzer heeft in zijn rapport aangegeven dat sprake is van een “[d]wangstoornis met secundair een depressie i.e.z. met vitale kenmerken. Gezien de ernst van haar `As-I’ stoornis is moeilijk in te schatten hoe patiënte in goeden doen heeft gefunctioneerd. Wellicht door de summiere biografie en de broze werkreleatie heb ik geen aanwijzingen voor een preëxistente persoonlijkheidsstoornis, mede door het ontbreken van een familiaire belasting en acuut traumatiserende momenten alsmede een behandelvoorgeschiedenis. … Ik adviseerde patiënte medicatie, met name serotonerge antidepressiva. Tevens adviseerde ik haar de mogelijkheid te onderzoeken van een intensieve gedragstherapeutische behandeling, met name in een klinische setting …”
Op basis van het rapport van de psychiater heeft de bedrijfsarts de door verweerder gestelde vraag in zijn brief van 12 oktober 2005 als volgt beantwoord: “De werknemer had inzicht in haar handelen en was voldoende wilsbekwaam om haar handelen in vrijheid te kunnen overzien en bepalen”.
Bij besluit van 8 november 2005 heeft verweerder het bezwaar van eiseres van 2 juni 2005 tegen het besluit van 24 maart 2005 wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld.