RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Uitspraak van de meervoudige kamer van 23 april 2007
[eiser],
te [woonplaats],
eiser,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven,
verweerder,
gemachtigde H.L.P.M. van Helden.
Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2006 is door verweerder aan eiser in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB) de verplichting opgelegd om gebruik te maken van de nachtopvang van Stichting Neos of Novadic-Kentron.
Het hiertegen namens eiser ingediende bezwaar is door verweerder bij besluit van 31 oktober 2006 ongegrond verklaard.
Tegen laatstgenoemd besluit is beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 16 april 2007, waar eiser is verschenen in persoon. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of verweerder terecht en op goede gronden is overgegaan tot ongegrondverklaring van eisers bezwaar tegen de hem opgelegde verplichting om gebruik te maken van de nachtopvang van Stichting Neos of Novadic-Kentron.
2. De rechtbank gaat bij haar oordeelsvorming uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Eiser beschikte ten tijde van het bestreden besluit niet over huisvesting. De in artikel 9, eerste lid, van de WWB bedoelde plicht tot arbeidsinschakeling is op eiser van toepassing.
3. Verweerder is blijkens het bestreden besluit van mening dat er, gelet op de situatie waarin eiser als dak- en thuisloze verkeert, nog geen sprake kan zijn van sollicitatieactiviteiten, danwel van het inzetten van een activeringstraject. Als eerste stap in het traject richting het zelfstandig kunnen voorzien in de bestaanskosten, heeft verweerder aan eiser onder toepassing van artikel 55 van de WWB de verplichting opgelegd om gebruik te maken van de nachtopvang. Verweerder acht deze voorwaarde noodzakelijk met het oog op arbeidsinschakeling van eiser en acht dit nodig om, op termijn, te kunnen komen tot een vermindering of beëindiging van de bijstand.
4. Eiser is daarentegen, kort samengevat, van mening dat verweerder aan hem ten onrechte de verplichting tot het gebruik maken van de nachtopvang heeft opgelegd. Eiser heeft in zijn beroepschrift naar voren gebracht dat bij de nachtopvang geen individuele slaapplaats wordt geboden. Hij stelt dat hem uit ervaring is gebleken dat hij niet kan slapen met andere personen in dezelfde ruimte. Voorts acht eiser zijn recht om op zijn bezwaar gehoord te worden geschonden. In zijn beroepschrift heeft eiser tenslotte nog aangegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen afspraken over sollicitatieactiviteiten, activerings- en/of scholingstrajecten of maatschappelijke participatie.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. In artikel 55 van de WWB is bepaald dat, naast de verplichtingen die op grond van hoofdstuk 2 aan het recht op bijstand verbonden zijn of kunnen worden, het college vanaf de dag van melding verplichtingen kan opleggen die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging. Een verplichting kan, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.
7. Blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 2002-2003, 28 870, nr.3, p.76) kan het opleggen van deze nadere verplichtingen bijvoorbeeld aan de orde zijn wanneer in de persoon gelegen problemen aan arbeidsinschakeling in de weg staan, zoals bij psychische moeilijkheden of verslavingsproblemen. Een actieve, zo nodig bemiddelende, opstelling van burgemeester en wethouders om dergelijke factoren, door inschakeling van professionele hulp, weg te nemen is alsdan zeer gewenst. Burgemeester en wethouders kunnen, indien zij dit noodzakelijk achten voor het herstel van de zelfstandige bestaansvoorziening van belanghebbende, aan de bijstand de verplichting verbinden dat belanghebbende een medische behandeling ondergaat dan wel enigerlei andere vorm van professionele hulpverlening die naar zijn aard met een medische behandeling kan worden vergeleken. De zorgvuldigheid vergt dat burgemeester en wethouders, alvorens een dergelijke verplichting op te leggen, het deskundig advies inwinnen van een arts.
8. De rechtbank stelt vast dat artikel 55 van de WWB met zich brengt dat, naast de uit hoofdstuk 2 van de wet voortvloeiende verplichtingen, slechts die verplichtingen kunnen worden opgelegd die strekken tot arbeidsinschakeling, of die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand, of die tot de vermindering of beëindiging van de bijstand strekken. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de thans in geding zijnde verplichting tot het gebruik maken van de nachtopvang enerzijds en het belang van de arbeidsinschakeling, alsmede de mogelijke vermindering of beëindiging van de bijstand anderzijds. Op zichzelf bezien kan verweerder worden gevolgd in zijn standpunt dat de omstandigheid dat eiser ten tijde van het bestreden besluit niet over huisvesting beschikte als minder wenselijk moet worden aangemerkt met het oog op het herstel van de zelfstandige bestaansvoorziening. De rechtbank vermag evenwel niet in te zien dat het hierbij gaat om een in de persoon van eiser gelegen probleem dat slechts kan worden opgelost door het opleggen van een vergaande verplichting, als thans aan de orde. De door verweerder opgelegde verplichting gaat naar het oordeel van de rechtbank dan ook het kader van artikel 55 van de WWB te buiten.
9. Het bestreden besluit op bezwaar komt mitsdien in aanmerking voor vernietiging wegens strijd met artikel 55 van de WWB, voor zover dit strekt tot ongegrondverklaring van eisers bezwaar tegen de opgelegde verplichting tot het gebruik van de nachtopvang.
10. Aangezien het beroep reeds in verband hiermee gegrond wordt verklaard, behoeft hetgeen meer of anders is aangevoerd geen bespreking meer.
11. Nu er geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ziet de rechtbank geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken. Wel ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat door de gemeente Eindhoven aan eiser het door hem gestorte griffierecht ad € 38,00 dient te worden vergoed.
12. Beslist wordt als volgt.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dit strekt tot ongegrondverklaring van eisers bezwaar tegen de verplichting tot het gebruik maken van de nachtopvang;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- gelast de gemeente Eindhoven aan eiser te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ad € 38,00.
Aldus gedaan door mr. E.H.B.M. Potters als voorzitter en mr. P.P.M. van der Burgt en mr. J.H.L.M. Snijders als leden in tegenwoordigheid van drs. M.T. Petersen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2007.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002,
3500 DA Utrecht.