ECLI:NL:RBSHE:2007:BA4956

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/5030
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijstandsuitkering wegens ernstige misdraging tijdens huisbezoek ex-echtgenote

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 23 april 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch. Eiser had zich tijdens een huisbezoek aan zijn ex-echtgenote zeer ernstig misdragen tegenover de beambten van de gemeente. Dit leidde tot de beslissing van de gemeente om eisers bijstandsuitkering voor een maand geheel te weigeren. De rechtbank diende te beoordelen of deze weigering terecht was.

De rechtbank oordeelde dat de sanctie die aan eiser was opgelegd, ontbeerde de vereiste wettelijke grondslag. De rechtbank stelde vast dat het huisbezoek niet gericht was op de uitvoering van de Wet werk en bijstand (WWB) jegens eiser zelf, maar op de vaststelling van het recht op uitkering van zijn ex-echtgenote. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden die artikel 18 van de WWB stelt voor het opleggen van een sanctie. De rechtbank concludeerde dat de weigering van de bijstandsuitkering niet gerechtvaardigd was, omdat de misdraging van eiser niet plaatsvond in het kader van de uitvoering van de WWB jegens hem.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en herstelde de situatie door het primaire besluit van 19 september 2006 te herroepen. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak dat sancties in het kader van de WWB alleen kunnen worden opgelegd indien er sprake is van een directe relatie tussen de misdraging en de uitvoering van de wet jegens de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 06/5030
Uitspraak van de meervoudige kamer van 23 april 2007
inzake
[eiser],
te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. J.W. Weehuizen
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde A.M. Jacobs.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2006 heeft verweerder besloten eisers uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) vanaf 1 september 2006 voor één maand geheel te weigeren.
Het hiertegen namens eiser ingediende bezwaar is door verweerder bij besluit van 21 november 2006 ongegrond verklaard.
Tegen laatstgenoemd besluit is beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 16 april 2007, waar de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder zijn verschenen.
Overwegingen
1. In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of verweerder terecht en op goede gronden eisers uitkering gedurende één maand heeft geweigerd.
2. De rechtbank is bij haar oordeelsvorming uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.
3. Eiser ontvangt vanaf 15 januari 2002 een bijstJawaandsuitkering naar de norm van een alleenstaande ouder. Op 22 augustus 2006 heeft een huisbezoek plaatsgevonden in de woning van de ex-echtgenote van eiser, mevrouw [ex-echtgenote]. Tijdens het huisbezoek bleek ook eiser in de woning van mevrouw [ex-echtgenote] aanwezig te zijn. Een van de twee beambten van verweerder heeft samen met mevrouw [ex-echtgenote] het heronderzoeksformulier ingevuld. De andere beambte heeft met eiser gesproken over eisers aanwezigheid in de woning. Toen mevrouw [ex-echtgenote] op het punt stond het heronderzoeksformulier te ondertekenen heeft eiser zich gemengd in het gesprek tussen mevrouw [ex-echtgenote] en de beambte van verweerder. Hij zou hierbij zijn stem sterk hebben verheven en met zijn wandelstok hebben gezwaaid. De beambten van verweerder hebben hierop de woning verlaten.
4. Eiser en zijn ex-echtgenote zijn vervolgens naar verweerder toegegaan en hebben verzocht om een gesprek met de leidinggevende van de beambten. De zoon van eiser is bij dit gesprek als tolk opgetreden. Tijdens het gesprek heeft eiser aangegeven dat de beambten van verweerder het bankstel kapot zouden hebben gemaakt. Door de leidinggevende is aangegeven dat eisers agressieve gedrag niet wordt getolereerd en dat dit valt onder een ernstige misdraging. Eiser heeft bij dit gesprek aangegeven dat hij spoedig opnieuw gaat samenwonen met mevrouw [ex-echtgenote].
5. Op 24 augustus 2006 heeft er een vervolggesprek plaatsgevonden tussen eiser, mevrouw [ex-echtgenote], beide beambten van verweerder en de leidinggevende. De leidinggevende heeft hierbij aangegeven dat hij van de beambten heeft gehoord dat het bankstel al kapot was voordat zij erop gingen zitten. Eiser en mevrouw [ex-echtgenote] hebben tijdens dit gesprek verklaard dat zij per 23 september 2006 gaan samenwonen. Aangegeven is dat zij vanaf die datum dan een bijstandsuitkering naar de norm van gehuwden gaan ontvangen. De leidinggevende heeft duidelijk gemaakt dat hij verwacht dat eiser in de toekomst niet meer agressief wordt tegen de beambten van verweerder. De leidinggevende heeft eiser gevraagd of hij spijt heeft van zijn agressieve optreden. Eiser heeft hierop aangegeven dat wanneer een ongewenste vlieg in zijn woning komt, hij deze doodmept. Eiser heeft vervolgens verklaard dat hij zijn emoties niet altijd onder controle heeft. Daarvoor zou hij onder behandeling zijn bij de GGZ. Door de leidinggevende is aangegeven dat eisers agressieve gedrag gevolgen heeft voor zijn uitkering. Uitgelegd is dat de beambte van verweerder oftewel een maatregel kan opleggen, oftewel aangifte bij de politie kan doen. Eiser heeft hierop aangegeven dat als de beambte aangifte doet, hij ook aangifte tegen haar gaat doen wegens ongewenst huisbezoek.
6. Op 11 september 2006 heeft de zoon van eiser telefonisch medegedeeld dat zijn ouders pas op 15 november 2006 gaan samenwonen. Hierop is de uitkering van mevrouw [ex-echtgenote] ongewijzigd voortgezet naar de norm van een alleenstaande. Eveneens op 11 september 2006 heeft eiser een brief gezonden aan verweerder. Hierin is aangegeven dat hij boos is omdat de beambte tegen zijn zoon aan de telefoon opnieuw zou hebben gezegd dat ze aangifte bij de politie gaat doen of een maatregel gaat opleggen in verband met de omstandigheid dat eiser zich ernstig zou hebben misdragen.
7. Aan het bestreden besluit ligt het standpunt van verweerder ten grondslag dat eiser zich ernstig heeft misdragen tegenover de beambten van verweerder die belast zijn met de uitvoering van de wet. Op grond hiervan is verweerder van mening dat eisers uitkering terecht voor de duur van een maand geheel is geweigerd. Blijkens het bestreden besluit heeft verweerder contact opgenomen met de GGZ. Hierbij is verweerder gebleken dat eiser behandeld wordt door een psychiatrisch verpleegkundige. Deze heeft aangegeven dat eiser weliswaar tijdens zijn leven in Irak veel heeft meegemaakt, maar dat hij met de voorgeschreven medicatie goed moet kunnen functioneren.
8. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij is van mening dat hij zich niet zodanig heeft gedragen naar de beambten van verweerder, dat een maatregel, inhoudende de weigering van bijstand gedurende één maand, gerechtvaardigd is. Het heeft er naar de mening van eiser alle schijn van dat in de woning van een bijstandsgerechtigde een voor hem emotionele situatie aan de orde is geweest, waarbij misverstanden/communicatiestoornissen niet zijn uit te sluiten. Eiser stelt dat het duidelijk lijkt dat enkel verbaal door hem is gereageerd. De verbale uitdrukkingen kunnen naar de mening van eiser de maatregel van één maand geen uitkering, niet rechtvaardigen.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
10. Ingevolge artikel 18, tweede lid, van de WWB verlaagt het college de bijstand overeenkomstig de verordening, indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit deze wet danwel de artikelen uit de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen.
11. In de memorie van toelichting bij de WWB (Kamerstukken II 2002-2003, 28 870) is het volgende opgenomen: “ Een bijzondere situatie waarin sprake is van het niet nakomen van aan de uitkering verbonden verplichtingen, is wanneer betrokkene zich zeer ernstig misdraagt jegens burgemeester en wethouders of hun ambtenaren. Onder de term ‘zeer ernstig misdragen’ kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd”.
12. Naar het oordeel van de rechtbank brengt artikel 18, tweede lid, van de WWB met zich dat het zich jegens het college zeer ernstig misdragen moet worden opgevat als een bijzondere vorm van niet of niet voldoende nakomen van de uit de WWB voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank oordeelt verder dat een redelijke wetsuitleg met zich brengt dat het niet nakomen van deze uit de WWB voortvloeiende bijzondere verplichting slechts dan tot het toepassen van een sanctie als bedoeld in de WWB kan leiden, indien er sprake is van het zich zeer ernstig misdragen in het kader van de toepassing van de WWB jegens betrokkene zelf. Immers, een ruimere uitleg die inhoudt dat reeds het zich ernstig misdragen jegens het college in welk kader dan ook, tot toepassing van een sanctie in de zin van de WWB kan leiden, verdraagt zich niet met het beginsel der rechtszekerheid en stuit uit een oogpunt van adequate rechtsbescherming op bezwaren.
13. In casu moet worden vastgesteld dat de opgelegde maatregel met name verband houdt met eisers optreden tijdens het huisbezoek bij mevrouw [ex-echtgenote], waarbij eiser aanwezig was. Dit huisbezoek hield echter geen verband met de toepassing van de WWB jegens eiser, doch had betrekking op de vaststelling van het recht op uitkering van mevrouw [ex-echtgenote]. De rechtbank ziet dit bevestigd door de omstandigheid dat in het bestreden besluit op bezwaar door verweerder expliciet is vermeld dat het huisbezoek werd afgelegd bij mevrouw [ex-echtgenote] en eiser dus niet aan ging. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder nogmaals benadrukt dat eiser geen partij was bij het huisbezoek in de woning van mevrouw [ex-echtgenote].
14. Hoewel verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank, gelet op eisers gedrag, terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser zich zeer ernstig heeft misdragen jegens medewerkers die belast zijn met de uitvoering van de WWB, is niet voldaan aan het vereiste dat dit heeft plaatsgevonden in het kader van de uitvoering van de WWB jegens eiser zelf. Derhalve kan niet worden gesteld dat er sprake is van het niet nakomen van een uit de WWB voortvloeiende verplichting in de zin van artikel 18 van deze wet.
15. De opgelegde sanctie ontbeert dan ook de vereiste wettelijke grondslag. Het bestreden besluit komt derhalve in aanmerking voor vernietiging wegens strijd met artikel 18 van de WWB, zulks onder gegrondverklaring van het beroep.
16. Nu verweerder geen ander besluit kan en mag nemen dan het primaire besluit te herroepen ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, zoals hierna vermeld.
17. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00;
• wegingsfactor 1.
18. Tevens zal de rechtbank bepalen dat door de gemeente 's-Hertogenbosch aan eiser het door hem gestorte griffierecht ad € 38,00 dient te worden vergoed.
19. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit op bezwaar;
- verklaart het bezwaar gegrond;
- herroept het primaire besluit van 19 september 2006;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast de gemeente 's-Hertogenbosch aan eiser te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ad € 38,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;
- wijst de gemeente 's-Hertogenbosch aan als de rechtspersoon die het bedrag van de proceskosten dient te vergoeden;
- bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moeten worden voldaan aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. P.P.M. van der Burgt als voorzitter en mr. E.H.B.M. Potters en mr. J.H.L.M. Snijders als leden in tegenwoordigheid van drs. M.T. Petersen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2007.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002,
3500 DA Utrecht.
Afschriften verzonden: