ECLI:NL:RBSHE:2007:BA1462

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/3854 WAO
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling arbeidsongeschiktheidsuitkering door eigen risicodrager WAO

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 12 maart 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de verplichting van eiseres om de arbeidsongeschiktheidsuitkering van haar ex-werknemer [werknemer] te betalen, met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2004. Eiseres was per die datum eigen risicodrager geworden, maar betwistte de betalingsverplichting die door het Uwv aan haar was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv op 11 april 2006 aan eiseres had medegedeeld dat zij de uitkering moest betalen, omdat het Uwv deze al als voorschot aan de werknemer had betaald. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv op 27 juli 2006, waarna eiseres beroep instelde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving, met name artikel 75b van de WAO, besproken. Dit artikel regelt de verplichtingen van werkgevers die eigen risicodrager zijn geworden. De rechtbank concludeerde dat er geen wettelijke basis was voor het opleggen van de betalingsverplichting aan eiseres, aangezien de wet bepaalt dat de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering bij het Uwv blijft berusten in het geval van een gedeeltelijke overgang van onderneming. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een duidelijke wettelijke basis bij het opleggen van betalingsverplichtingen aan werkgevers die eigen risicodrager zijn, en bevestigt dat de verantwoordelijkheid voor de betaling van de uitkering in dit geval bij het Uwv ligt.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 06/3854 WAO
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2007
inzake
[eiseres] B.V.,
te [plaats],
eiseres,
gemachtigde mr. A.G.B. Bergenhenegouwen,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
te Amsterdam,
verweerder,
UWV-kantoor te Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 11 april 2006 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij met ingang van 1 juli 2004 de arbeidsongeschiktheidsuitkering van haar (ex-) werknemer [werknemer] (hierna: [werknemer]) dient te betalen. Dit geldt voor de periode van 1 juli 2004 tot 6 april 2005. Aangegeven wordt dat het Uwv over de genoemde periode de WAO-uitkering reeds als voorschot aan verzekerde heeft betaald. Deze uitkering zal verweerder bij eiseres verhalen. Hierover ontvangt eiseres nog nader bericht.
Het hiertegen namens eiseres ingediende bezwaar is door verweerder bij besluit van 27 juli 2006 ongegrond verklaard.
Tegen laatstgenoemd besluit is beroep ingesteld.
Partijen hebben desgevraagd toestemming gegeven, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), om een onderzoek ter zitting achterwege te laten, zodat uitspraak zal worden gedaan op grond van de gedingstukken. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens 9 maart 2007 gesloten.
Overwegingen
1. Aan de orde is de vraag of verweerder terecht en op goede gronden aan eiseres de verplichting heeft opgelegd om met ingang van 1 juli 2004 de arbeidsongeschiktheidsuitkering van haar ex-werknemer [werknemer] te betalen.
2. Blijkens het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres per 1 juli 2003 48% van machinefabriek [bedrijf] B.V. heeft overgenomen. Eiseres is met ingang van 1 juli 2004 eigen risicodrager geworden. Ingevolge artikel 75b, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) draagt bij gedeeltelijke overgang van onderneming, waarbij de werkgever die de onderneming overdraagt geen eigen risicodrager is en waarbij de werkgever die de onderneming verkrijgt wel eigen risicodrager is of wordt, de verkrijgende onderneming naar rato van de overname, het risico van betalingen van de WAO-uitkering van de (ex-) werknemer die op de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid bij de overgenomen onderneming in dienstbetrekking stond. [werknemer] eerste ziektedag was gelegen op 7 april 1999. [werknemer] is van 1 februari 1998 tot 4 november 2002 in dienst geweest van Machinefabriek [bedrijf] B.V. en eiseres heeft per 1 juli 2003 48% van Machinefabriek [bedrijf] B.V. heeft overgenomen. Mitsdien komt verweerder tot de conclusie dat zij op goede gronden hebben besloten om het gedeelte van de WAO-uitkering dat onder risico van eiseres valt op haar te verhalen.
3. Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert daartoe aan dat het bedrijf Machinefabriek [bedrijf] B.V. per 1 juli 2003 is gesplitst in twee bedrijven, te weten Machinebedrijf [bedrijf] B.V. en [eiseres] B.V. [werknemer] is daarbij toegedeeld aan het oorspronkelijke bedrijf te weten Machinefabriek [bedrijf] B.V. Vervolgens is door eiseres in 2004 besloten om eigen risicodrager te worden omdat dit bedrijf geen arbeidsongeschikte werknemers had. Het moederbedrijf besloot geen eigen risicodrager te worden als gevolg van de aanwezigheid van [werknemer] als arbeidsongeschikte (ex-)werknemer. In de jaarlijks bij het Uwv opgevraagde lijst van medewerkers ter controle van de MSV-formulieren, stond [werknemer] niet als medewerker van [eiseres] B.V. vermeld.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Artikel 75b van de WAO, luidt, voor zover relevant als volgt:
1. Indien een werkgever eigen risicodrager wordt, wordt het risico van de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering aan de werknemer, bedoeld in artikel 75a, die is ingegaan vóór de dag waarop deze werkgever eigen risicodrager wordt, vanaf die dag door de eigen risicodrager gedragen, overeenkomstig artikel 75a.
2. In geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, waarbij de werkgever die de onderneming overdraagt geen eigen risicodrager is en de werkgever die de onderneming verkrijgt eigen risicodrager is of wordt, wordt door de eigen risicodrager het in het derde lid beschreven risico zelf gedragen.
3. Het tweede lid betreft het risico van de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, overeenkomstig artikel 75a, die is of wordt toegekend aan de werknemer die op de eerste dag van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid in dienstbetrekking stond tot de werkgever die de onderneming heeft overgedragen.
4. (…)
5. (…)
6. (…)
7. Indien slechts een deel van een onderneming als bedoeld in het tweede lid overgaat, vindt het tweede lid toepassing naar rato van het deel van de loonsom dat het overgegane deel van de onderneming deel uitmaakte van de gehele onderneming in het kalenderjaar voorafgaande aan dat van overgang, doch blijft de betaling van een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in het derde lid berusten bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verhaalt op de eigen risicodrager de door hem op grond van de eerste zin verschuldigde arbeidsongeschiktheidsuitkering, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkering verschuldigde premies die niet op deze uitkering in mindering kunnen worden gebracht.
8. (…)
6. De rechtbank maakt uit het besluit van 11 april 2006 op dat verweerder van mening is dat eiseres met ingang van 1 juli 2004 de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [werknemer] dient te betalen. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 oktober 2006, LJN AZ0127, is de rechtbank van oordeel dat het besluit van 11 april 2006 mitsdien een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb betreft, strekkende tot het opleggen van een betalingsverplichting. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het onderhavige geval toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 75b, zevende lid, van de WAO. Uit dit artikellid kan niet anders dan worden opgemaakt dat in dat geval de betaling van een arbeidsongeschiktheidsuitkering blijft berusten bij het Uwv. De rechtbank kan gelet op de tekst van artikel 75b, zevende lid, van de WAO niet anders dan concluderen dat voor het opleggen van een betalingsverplichting aan eiseres in het onderhavige geval een wettelijke basis ontbreekt.
7. Het vorenstaande betekent mitsdien dat het beroep van eiseres gegrond dient te worden verklaard en dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet voorts aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat het bezwaar gegrond wordt verklaard en dat het primaire besluit wordt herroepen.
8. De rechtbank wijst er overigens op dat de plicht tot betaling dient te worden onderscheiden van de mogelijkheid van verweerder om het betaalde bij eiseres te verhalen. De wet biedt daar wél de mogelijkheid toe. Uit de brief van 11 april 2006 leidt de rechtbank af dat hieromtrent door verweerder nog zal moeten worden besloten. Met het vorenstaande is mitsdien geen oordeel gegeven over het geschil dat partijen in feite verdeeld houdt. Voor zover partijen van mening zouden zijn dat de rechtbank zich zou moeten uitlaten over de vraag of verweerder terecht het risico van de betaling op eiseres heeft gelegd, is de rechtbank van oordeel dat deze mededeling op zich geen besluit betreft. De mededeling dat eiseres het risico van de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [werknemer] draagt is immers zonder rechtsgevolg. Het rechtsgevolg komt tot uiting in het opleggen van een verplichting tot de betaling, zoals verweerder in het onderhavige geval heeft beoogd te doen alsmede in de mogelijkheid om de door verweerder betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkering bij eiseres te verhalen.
9. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 322,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• waarde per punt € 322,00
• wegingsfactor 1.
10. Tevens zal de rechtbank bepalen dat door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ad € 38,00 dient te worden vergoed.
11. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond en herroept het besluit van 11 april 2006;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres te vergoeden het door haar gestorte griffierecht ad € 38,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op € 322,00;
- wijst het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. P.P.M. van der Burgt als rechter en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. M.M.L. Wijnen als griffier op 12 maart 2007.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Afschriften verzonden: