RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Zaaknummers: AWB 06/2118, AWB 06/1963, AWB 06/2152 en AWB 06/2316
Uitspraak van de meervoudige kamer van 16 november 2006
1. [eisers]
te Sint-Michielsgestel,
[gemachtigde]
2. [eiseres]
te Den Dun[gemachtigde]
en
[naam]]
te Sint-Michielsgest[eiseres]]
te Sint-Michielsgestel,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Michielsgestel,
verweerder,
[gemachtigden]
Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2005 heeft verweerder vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleend ten behoeve van het verleggen van de Schijndelseweg te Sint-Michielsgestel ten behoeve van de realisering van de eerste fase van het centrumplan Sint-Michielsgestel.
Tegen dit besluit hebben eisers sub 1 bij faxbericht van 22 november 2005, eiseres sub 2 bij brief van 22 november 2006, eiser sub 3 bij brief van 16 november 2005 en eiseres sub 4 bij brief van 21 november 2005 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 14 maart 2006 heeft verweerder de bezwaren van eisers sub 1 en eiseres sub 2 gedeeltelijk gegrond verklaard, de bezwaren van eiser sub 3 niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren van eiseres sub 4 ongegrond verklaard. De verleende vrijstelling is met verbeterde motivering gehandhaafd.
Tegen dit besluit hebben eisers sub 1 bij brief van 26 april 2006, eiseres sub 2 bij brief van 15 april 2006, eiser sub 3 bij brief van 21 april 2006 en eiseres sub 4 bij brief van 25 april 2006 beroep aangetekend bij de rechtbank.
De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van 6 oktober 2006, waar zijn verschenen de gemachtigde van eisers sub 1, de gemachtigde van eiseres sub 2 en eiser sub 3 met zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigden. In verband met het beroep van eiseres sub 4 was ter zitting aanwezig [belanghebbende], vergezel[gemachtigde]]
Overwegingen
1. Aan de orde is de vraag of het besluit van 14 maart 2006 in rechte stand kan houden.
2. Alvorens die vraag te beantwoorden zal de rechtbank zich eerst buigen over de ontvankelijkheid van het beroep van eiseres sub 4 ([eiseres]). Volgens faxbericht van 25 april 2006 heeft [belanghebbende] in opdracht van het bestuur van eiseres sub 4 beroep op nader aan te voeren gronden aangetekend tegen het besluit van verweerder van 14 maart 2006. Bij brief van 2 mei 2006 heeft de rechtbank [belanghebbende] onder meer verzocht binnen vier weken de gronden van het beroep aan te vullen, een uittreksel uit het verenigingenregister en de statuten te overleggen, alsmede een machtiging voorzover uit bedoeld uittreksel niet mocht blijken dat hij bevoegd is beroep in te stellen. Bij brief van 14 augustus 2006 heeft de rechtbank [belanghebbende] opnieuw verzocht om de gronden van het beroep aan te geven. Eiseres sub 4 heeft het gevraagde nimmer ingediend. Ter zitting heeft noch [belanghebbende] noch de door hem ter zitting als gemachtigde aangewezen [gemachtigde] daarvoor desgevraagd ter verontschuldiging een verklaring gegeven, zodat de rechtbank eiseres sub 4 met toepassing van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in haar beroep zal ontvangen.
3. Niet in geschil is, dat het bij het bestreden besluit gehandhaafde vrijstellingsbesluit van 11 oktober 2005 ten behoeve van de verlegging van de Schijndelseweg onderdeel uitmaakt van de eerste fase van het centrumplan Sint-Michielsgestel. Onderdeel van de eerste fase van het centrumplan is naast dit project ook het realiseren van commerciële ruimte met appartementen (het zogeheten [naam]-blok). Verweerder heeft er om hem moverende redenen weliswaar voor gekozen ten aanzien van het [naam]-blok een ander besluitvormingstraject te volgen, maar zowel uit de beschikking op bezwaar als uit hetgeen verweerder ter zitting naar voren heeft gebracht, blijkt dat er een zodanige samenhang tussen beide onderdelen van die eerste fase bestaat, dat hij bij het nemen van zijn besluit ten aanzien van de wegverlegging ook reeds rekening heeft gehouden met de verwachte gevolgen als gevolg van de toekomstige realisering van het [naam]-blok. Deze opstelling komt de rechtbank niet onjuist voor, zodat zij evenals partijen zal uitgaan van de samenhang van beide onderdelen van de realisering van de eerste fase van het centrumplan. Dat betekent echter ook dat bij de beoordeling van het besluit van 14 maart 2006 rekening zal moeten worden gehouden met genoemde samenhang.
4. Het beroep van eiser sub 3 ([naam]) is gegrond. Verweerder heeft eiser sub 3 niet-ontvankelijk verklaard, aangezien eisers perceel niet grenst aan de percelen waarop de verlegging van de Schijndelseweg betrekking heeft, hij slechts beperkt zicht heeft op die percelen en hij niet behoort tot de kring van omwonenden op wiens leefomgeving het besluit invloed zou kunnen hebben. Wat daarvan zij, hiervóór heeft de rechtbank aangegeven dat het besluit van 14 maart 2006 moet worden beoordeeld in het kader van de samenhang die bestaat tussen de wegverlegging en de realisering van het [naam]-blok. De rechtbank stelt vast, dat de door eiser sub 3 in eigendom gehouden percelen in de onmiddellijke nabijheid van genoemd [naam]-blok zijn gelegen, dat hij daarop direct zicht heeft en dat de leefomgeving van eiser sub 3 wordt beïnvloed door dat blok. Gelet op deze omstandigheden heeft verweerder eiser sub 3 ten onrechte niet in zijn bezwaren ontvangen, zodat het besluit van 14 maart 2006 reeds hierom niet in stand kan blijven.
5. De rechtbank zal in het hiernavolgende beoordelen of ook overigens grond voor vernietiging aanwezig is.
6. Vastgesteld wordt dat aan de formele eisen voor het volgen van de vrijstellingsprocedure op basis van artikel 19, tweede lid, van de WRO is voldaan. De gemeenteraad van Sint-Michielsgestel heeft bij besluit van 2 maart 2006 het bestemmingsplan 'Centrum Sint-Michielsgestel' vastgesteld. Nu voorts de in artikel 19a van de WRO opgenomen voorbereidingsprocedure is geschreven voor de vrijstellingsbesluiten als bedoeld in artikel 19, tweede lid van de WRO, heeft verweerder zich terecht en op goede gronden bevoegd geacht tot het verlenen van vrijstelling als hier bedoeld.
7. Eisers sub 1 wonen op het adres Schijndelseweg 12-14. Als gevolg van de wegverlegging komt de Schijndelseweg dichter bij hun woning te liggen.
8. Ingevolge artikel 76a, eerste lid, van de Wet geluidhinder (Wgh) worden bij het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere gebouwen dan woningen of van andere geluidsgevoelige objecten binnen die zone de waarden in acht genomen, die ingevolge de artikelen 82, 82a, 83, 85, 100 en 100a van de Wgh, als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.
9. Artikel 82, eerste lid, van de Wgh bepaalt dat behoudens het in de artikelen 82a, 83 en 100a van de Wgh bepaalde voor woningen binnen een zone de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 50 dB(A) is. Niet in geschil is dat de geluidsbelasting op de gevels van de woningen van eisers sub 1 deze voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) zal overschrijden na realisering van de wegverlegging. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat deze overschrijding niet in de weg staat aan het vrijstellingsbesluit , aangezien gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 12 december 2005 een besluit hebben genomen als bedoeld in artikel 83 van de Wgh.
10. Artikel 83, eerste lid, van de Wgh bepaalt dat onverminderd het bepaalde in artikel 82a, gedeputeerde staten in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen en volgens daarbij te stellen regels, op verzoek van degenen die daartoe bij die maatregel zijn aangewezen, voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde kunnen vaststellen, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied 55 dB(A) en voor woningen in stedelijk gebied 60 dB(A) niet te boven mag gaan.
11. Bij besluit van 12 december 2005 hebben gedeputeerde staten van Noord-Brabant op verzoek van verweerder krachtens artikel 83 van de Wgh voor het bestemmingsplan 'Centrum Sint-Michielsgestel' een hogere grenswaarde vastgesteld. Daarbij overwegen zij onder meer dat maatregelen ter bestrijding van verkeerslawaai aan de bron door beperking van verkeersintensiteit of andere verkeersmaatregelen gegeven de aard en de functie van de Schijndelseweg geen mogelijkheid bieden tot vermindering van de geluidsbelasting op de gevels van de woningen.
12. De rechtbank overweegt, dat de vraag moet worden beantwoord of op het moment van het nemen van het bestreden besluit, te weten op 14 maart 2006, was voldaan aan de eisen die de Wet geluidhinder dienaangaande stelt. Het antwoord daarop moet ontkennend luiden, aangezien op dat moment geen hogere grenswaarde gold ter hoogte van de percelen van eisers sub 1 bij waarneempunt 26. Het besluit van gedeputeerde staten van 12 december 2005 had immers geen betrekking op de woning van eisers sub 1. Verweerder heeft in dit verband weliswaar nog opgemerkt dat een dergelijke hogere grenswaarde niet nodig is, doch uit een nadere toelichting van gedeputeerde staten van 1 mei 2006 blijkt dat zulks naar het oordeel van gedeputeerde staten afhankelijk is van de vraag of ter hoogte van de percelen van eisers sub 1 in een voldoende geluidwerende voorziening kan worden voorzien. Van een dergelijke voorziening noch van een concreet voornemen tot het treffen daarvan was op ten tijde van het nemen van het bestreden besluit sprake. De rechtbank merkt hierbij nog op dat ter zitting onvoldoende duidelijkheid is ontstaan of een dergelijke voorziening realiseerbaar zou zijn. Daarbij speelt met name een rol de vraag of het bestemmingsplan 'Centrum Sint-Michielsgestel' deze voorziening mogelijk maakt.
13. Nu ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet was voldaan aan de eisen die de Wgh dienaangaande stelt, kan het bestreden besluit ook om deze reden niet in stand blijven.
Het beroep van eisers sub 1 en eiseres sub 2 is derhalve gegrond.
14. Aan hetgeen partijen overigens verdeeld houd gaat de rechtbank voorbij.
15. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eisers sub 1 en eiser sub 3 gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage voor zowel eisers sub 1 als voor eiser sub 3 begroot op in totaal ? 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
( 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
( 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
( waarde per punt ? 322,00
( wegingsfactor 1.
16. Tevens zal de rechtbank bepalen dat door de gemeente Sint-Michielsgestel aan eisers sub 1, eiseres sub 2 en eiser sub 3 het door hen gestorte griffierecht dient te worden vergoed.
17. Beslist wordt als volgt.
De rechtbank,
- verklaart het beroep van eiseres sub 4 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van eisers sub 1, eiseres sub 2 en eiser sub 3 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- gelast de gemeente Sint-Michielsgestel aan eisers sub 1, eiseres sub 2 en eiser sub 3 te vergoeden het door elk van hen gestorte griffierecht ten bedrage van respectievelijk ? 141,00, ? 281,00 en ? 141,00;
- veroordeelt verweerder in de door eisers sub 1 en eiser sub 3 ieder afzonderlijk gemaakte proceskosten vastgesteld op ? 644,00;
- wijst de gemeente Sint-Michielsgestel aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. W.C.E. Winfield als voorzitter en mr. J.H.G. van den Broek en mr. M.T. van Vliet als leden in tegenwoordigheid van A.J.H. van der Donk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2006.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.