ECLI:NL:RBSHE:2006:AV3331

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 05 / 1633
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschade in verband met vestiging van een 24-uursdrugsopvang

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 28 februari 2006 uitspraak gedaan in een geschil over planschade. Eisers, voormalig eigenaren van een woning te 's-Hertogenbosch, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gemeente dat hen geen schadevergoeding toekent voor de vestiging van een 24-uursopvang voor drugsverslaafden in de nabijheid van hun woning. De rechtbank oordeelt dat de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) de aard van de opvang niet voldoende heeft betrokken in haar planologische vergelijking. De rechtbank stelt vast dat het gebruik van de panden als 24-uursopvang voor drugsverslaafden bezwaren met zich meebrengt die niet te verwachten zijn bij gebruik als woning of kantoor. De rechtbank wijst erop dat de SAOZ zich te veel heeft gefocust op de gebruiksintensiteit van de bebouwing en niet op de inherente gebruikseffecten van de opvang. Dit heeft geleid tot een onzorgvuldige en ondeugdelijke motivering van het besluit van de gemeente. De rechtbank verklaart het beroep van eisers gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verplicht de gemeente om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de proceskosten en het griffierecht aan eisers toekent.

Uitspraak

RECHTBANK 's-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 05/1633
Uitspraak van de meervoudige kamer van 28 februari 2006
inzake
[eiser] en [eiser],
te 's-Hertogenbosch,
eisers,
[gemachtigde]
tegen
de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder,
[gemachtigde]
Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2004 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van eisers tot vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).
Het hiertegen door eisers ingediende bezwaar is bij besluit van 19 april 2005 gegrond verklaard¸ waarbij het besluit van 22 juni 2004 tot afwijzing van het verzoek tot toekenning van een vergoeding wegens planschade, met verbetering van de gronden, is gehandhaafd.
Tegen dit besluit hebben eisers bij schrijven van 1 juni 2005 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Dit beroep is behandeld ter zitting van 27 januari 2006, waar [eiser] is verschenen in persoon, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. Aan de orde is de vraag of verweerder terecht heeft geweigerd om aan eisers een vergoeding toe te kennen wegens de door hen gestelde planschade.
2. Ingevolge artikel 49, aanhef en onder b, van de WRO, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een besluit omtrent vrijstelling, als bedoeld in artikel 17 of 19, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
3. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan [naam], rust op de percelen [adres] de bestemming "Woningen en kantoren, klasse II".
Het gebruik van de panden aan de [adres] als 24-uursopvang voor drugsverslaafden is mogelijk geworden door het besluit van burgemeester en wethouders van 18 april 2000, waarbij met toepassing van artikel 19 van de WRO vrijstelling is verleend van het bestemmingsplan. Het besluit van 18 april 2000 is onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 december 2002.
4. Eisers zijn voormalig eigenaren van de woning aan de [adres] te
's-Hertogenbosch. Zij stellen als gevolg van het gewijzigd planologisch regime met betrekking tot de panden [adres] te 's-Hertogenbosch, vermogensschade te hebben geleden in de vorm van waardevermindering van hun woning. Daartoe hebben eisers aangevoerd dat er sprake is van een toename van de overlast, een toename van de criminaliteit en een verandering van het karakter van de omgeving van het gebied waarin de woning van eisers is gelegen. Eisers zijn van mening dat de door hen geleden planschade vastgesteld dient te worden op een bedrag van ? 108.907,25 (het verschil tussen de gerealiseerde verkoopwaarde van de woning op 1 oktober 2002 en de fictieve verkoopwaarde rekening houdend met een gemiddelde prijsstijging van 15% gedurende de periode vanaf mei 2000 tot en met het derde kwartaal van 2001, te vermeerderen met de wettelijke rente.)
5. Verweerder heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen omdat eisers door het vrijstellingsbesluit niet in een nadeliger planologische positie zijn komen te verkeren. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op adviezen van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) van 23 januari 2004, 22 maart 2004 en een aanvullend advies van 7 februari 2005.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Voor de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 49 van de WRO dient te worden bezien of sprake is van een wijziging van het planologisch regime waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dienen de beweerdelijk schadeveroorzakende planologische maatregelen te worden vergeleken met het voordien geldende planologische regime. Wat betreft de vergelijking tussen het oude en het nieuwe planologische regime is niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen op grond van beide regimes maximaal aan bebouwing of anderszins kon/ kan worden gerealiseerd, ongeacht of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
8. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de SAOZ bij de vergelijking tussen het oude en het nieuwe planologische regime, in haar advisering de aard van de 24-uursopvang voor drugsverslaafden (in voldoende mate) heeft betrokken.
9. In haar adviezen heeft de SAOZ overwogen dat de onderhavige verleende vrijstelling niet tot schade heeft geleid op grond van artikel 49 WRO. De SAOZ is van mening dat door de exploitatie van het betreffende opvangcentrum weliswaar de gebruiksintensiteit van de bebouwing is toegenomen, maar dat deze toename geen planologisch nadeel tot gevolg heeft gehad. Hoewel het volgens de SAOZ niet onaannemelijk is te achten dat zich bepaalde vormen van overlast, bijvoorbeeld in de sfeer van geluidsoverlast in de avonduren zouden voordoen, zijn dit aspecten van openbare orde, die buiten een beoordeling ex artikel 49 van de WRO dienen te blijven. Uitgegaan dient te worden van een normaal functionerende opvang, waarbij de gebruikers van deze opvang belanghebbenden, gezien de oriëntatie van hun object ten opzichte van de opvang, in planologische zin niet of in een verwaarloosbare mate tot overlast konden zijn. De woning van eisers wordt immers van het opvangcentrum gescheiden door de [adres] en door de woning aan de [adres].
10. Eisers hebben zich in beroep op het standpunt gesteld dat de SAOZ, in tegenstelling tot het expliciete advies van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften, de aard van de 24-uursopvang voor drugsverslaafden onbesproken heeft gelaten. De SAOZ gaat slechts in op de aard van de bebouwing in relatie met een grotere gebruiksintensiteit van de bebouwing, terwijl het inherente gebruik van een 24-uursopvang voor drugsverslaafden buiten beschouwing blijft.
11. De rechtbank stelt voorop dat bij de toets of er sprake is van een planologisch nadeliger situatie, niet alleen naar de bestemming en de daarbinnen maximaal mogelijke bebouwing dient te worden gekeken, maar ook naar het aan de bestemming inherente gebruik. Dit betekent dat beoordeeld dient te worden of eisers door het gebruik van de panden als 24-uursopvang voor drugsverslaafden in een nadeliger positie zijn geraakt dan het gebruik van de panden als woning of kantoor.
12. De rechtbank is van oordeel dat de SAOZ de aard van de 24-uursopvang voor drugsverslaafden ten onrechte niet bij de planologische vergelijking heeft betrokken. De SAOZ is in haar advies slechts uitgegaan van een grotere gebruiksintensiteit van de bebouwing, die echter gelet op de oriëntatie van de woning ten opzichte van het opvangcentrum te verwaarlozen is. Hoewel de SAOZ tevens niet onaannemelijk acht dat zich bepaalde vormen van overlast zullen voordoen, zijn dit volgens de SAOZ aspecten van openbare orde, die buiten een beoordeling op grond van artikel 49 van de WRO dienen te blijven. Daarmee heeft de SAOZ een te beperkte planologische vergelijking uitgevoerd.
13. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard van het gebruik van de panden als 24-uursopvang voor drugsverslaafden, gelet op het doen en laten van de gebruikers van deze opvang, waaronder hun maatschappelijk minder aangepastheid, hun gebrek aan aandacht voor persoonlijke verzorging en hun apathie, gevoelens van onrust, onveiligheid en zelfs angst bij velen met zich. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan het gebruik van de panden voor 24-uursopvang voor drugsverslaafden bezwaren kleven, welke niet zijn te verwachten bij gebruik van de panden als woning of kantoor. Het standpunt van verweerder dat deze vormen van overlast niet in de planologische vergelijking moeten worden betrokken omdat dit aspecten zijn die de openbare orde betreffen wordt niet gevolgd. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de te verwachten overlast onlosmakelijk verbonden met het gebruik van de panden als 24-uursopvang voor drugsverslaafden en is de hieruit voortvloeiende schade dus een rechtstreeks gevolg van het vrijstellingsbesluit. Voor het oordeel dat deze schade, omdat sprake is van openbare orde aspecten, niet voor vergoeding op grond van artikel 49 van de WRO in aanmerking komt, acht de rechtbank geen aanknopingspunten aanwezig. De verwijzing van verweerder in dit verband naar onder meer de uitspraken van de Afdeling van 17 maart 2004 (LJN: AO5666) en 27 april 2005 (LJN: AT4731) leidt niet tot een ander oordeel, nu in deze uitspraken - anders dan in onderhavig geval - de schade niet was toe te schrijven aan de verleende vrijstelling.
14. Gelet op het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat het bestreden besluit in strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd.
15. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Verweerder zal worden opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
16. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal ? 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
( 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
( 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
( waarde per punt ? 322,00
( wegingsfactor 1.
17. Tevens zal de rechtbank bepalen dat door de gemeente 's-Hertogenbosch aan eisers het door hen gestorte griffierecht van ? 138,00 dient te worden vergoed.
18. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- gelast de gemeente 's-Hertogenbosch aan eisers te vergoeden het door hen gestorte griffierecht van ? 138,00;
- veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten vastgesteld op ? 644,00;
- wijst de gemeente 's-Hertogenbosch aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. P.H.C.M. Schoemaker als voorzitter en mr. J.H.G. van den Broek en mr. W.C.E. Winfield als leden in tegenwoordigheid van mr. M.C. Willemsen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2006.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Afschriften verzonden:
4
AWB 05/1633 4
uitspraak