ECLI:NL:RBSHE:2005:AT7593
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdverklaring van de rechtbank inzake verzoek om inzage in notitie schijnhandelingen
Op 10 juni 2005 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch zich onbevoegd verklaard in drie zaken (AWB 04/1638, AWB 04/1639, AWB 04/1668) die door eiseressen waren aangespannen tegen de directeur van de Belastingdienst/Zuidwest. De eiseressen, gevestigd in Nuenen en Breugel, hadden verzocht om inzage in een 'notitie schijnhandelingen', maar dit verzoek werd door de Belastingdienst afgewezen. Eiseressen maakten hiertegen bezwaar en stelden beroep in bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat het besluit om geen inzage te verlenen was genomen op basis van artikel 25 van de Invorderingswet 1990. Dit artikel regelt de procedure voor verzoeken om uitstel van betaling en de rechtbank stelde vast dat de wijze waarop men tegen een dergelijk besluit in beroep kan komen, is vastgelegd in de Leidraad Invordering van de Belastingdienst. De rechtbank concludeerde dat artikel 8:4, aanhef en onder g, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing was, wat betekende dat de rechtbank niet bevoegd was om kennis te nemen van de geschillen.
De rechtbank merkte op dat, hoewel de uitzonderingsbepaling in artikel 8:4 bij de inwerkingtreding van de Wet belastingsrechtspraak in twee feitelijke instanties was vervallen, de beoordeling van het beroep nog steeds werd beheerst door het recht dat gold vóór de inwerkingtreding van die wet. De rechtbank besloot geen proceskostenveroordeling uit te spreken en gaf aan dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.