ECLI:NL:RBSHE:2002:AE7524

Rechtbank 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01.029040.02
Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door meerdere personen

Op 12 september 2002 heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak kwam ter terechtzitting op 29 augustus 2002, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de ernst van het gepleegde strafbare feit een gevangenisstraf vereiste. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werden schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de verdachte, die aansprakelijk was voor de schade aan de benadeelden. De rechtbank verklaarde niet bewezen wat de verdachte onder 2 was tenlastegelegd en sprak hem daarvan vrij. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de benadeelde partij 1 niet ontvankelijk werd verklaard in haar vordering. De rechtbank motiveerde haar beslissing op basis van de feiten en omstandigheden die tijdens de zitting naar voren waren gekomen, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 01-029040-02.
Uitspraakdatum: 12 september 2002
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedaum] 1982,
wonende te [woonplaats] aan de [adres],
gedetineerd in P.I. Vught, locatie "Nieuw Vosseveld" te Vught
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 augustus 2002.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij de dagvaarding van 6 mei 2002. Een afschrift van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 29 augustus 2002 gewijzigd. Van deze vordering is een kopie aan dit vonnis gehecht.
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte op 11 januari 2002 te Someren tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen € 29.702,57 en drie geldkoffers toebehorende aan de Edah bv, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen medewerkers van die Edah, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
- zich met (een) bivakmuts(en) op naar/in die Edah hebben begeven en
- voornoemde medewerkers een vuurwapen, dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en/of voorgehouden en
- voornoemde medewerkers hebben gedwongen op de grond te gaan liggen en (vervolgens)
- voornoemde medewerkers hebben vastgebonden en
- opzettelijk dreigend tegen voornoemde medewerker hebben gezegd: "blijf liggen, anders krijg je een 9 mm door je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- een van voornoemde medewerkers hebben gedwongen de kluis te openen;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID.
De eis van de officier van justitie.
* een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
* ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen:
- [benadeelde partij 1]: niet ontvankelijkverklaring in de vordering (onvoldoende onderbouwd, geen concreet schade bedrag in het voegingsformulier gevorderd);
- [benadeelde partij 2]: toewijzen € 1.000,-- immateriële schade bij wijze van voorschot;
- [benadeelde partij 3]: gehele vordering toewijzen ƒ 159,-- (= € 72,15);
Voor alle toe te wijzen bedragen dient verdachte hoofdelijk te worden veroordeeld. Daarnaast dient - eveneens hoofdelijk - de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht te worden opgelegd ter grootte van de bedragen waarvoor de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder de draagkracht.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden:
omstandigheden ten bezware van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap;
strafmatigende omstandigheden:
- verdachte is niet eerder terzake enig feit veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot (een deel van) de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de hierna te formuleren voorwaarden houdt. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregelen opleggen nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht aan benadeelden en de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat daadwerkelijk schadevergoeding aan de benadeelden bevordert. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover die bedragen door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is voldaan.
De motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die hierna zal worden toegewezen, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van een van de hiervoor bewezenverklaarde strafbare feiten door de handelingen van verdachte rechtstreekse schade bestaande uit immateriele schade, heeft geleden tot een bedrag van € 600,-- kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij (overige immateriële schade) is niet van zodanig eenvoudige aard dat dit gedeelte van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aan verdachte worden meerdere wijzen van vergoeding van dezelfde schade opgelegd. In verband hiermee zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde zal zijn gekweten tot het bedrag waarvoor verdachte en/of (een) van zijn mededader(s)/medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hiervoor genoemde wijzen van schadevergoeding.
De motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van een van de hiervoor bewezenverklaarde strafbare feiten door de handelingen van verdachte rechtstreekse schade, bestaande uit immateriele schade, heeft geleden kan de vordering volledig worden toegewezen.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door een van zijn mededaders(s)/medeplichtige(n) is vergoed. Aan de maatstaven van burgerlijk recht is voldaan.
Verdachte zal, als de in het ongelijk gestelde partij, verwezen worden in de door de benadeelde partij terzake haar voeging in deze strafzaak gemaakte kosten, als na te melden. Verdachte is niet gehouden tot de betaling voor zover deze kosten door een van zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed.
De motivering van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1].
De benadeelde partij heeft de vordering onvoldoende geconcretiseerd. De benadeelde partij heeft in het voegingsformulier de hoogte van hun vordering niet aangegeven. Gelet hierop zal de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
1. Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. (artikel 312, eerst lid en tweede lid aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht)
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en):
* een gevangenisstraf voor de duur van ACHTTIEN MAANDEN, met bevel dat een deel van deze gevangenisstraf te weten zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de hierna te noemen bijzondere voorwaarde.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Arrondissementaal Secretariaat van de Reclassering, Leeghwaterlaan 14 te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
De op te leggen schadevergoedingsmaatregelen:
1. [benadeelde partij 3] (feit 1):
Legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3],van een bedrag van € 72,15 (fl 159,00) (zegge: tweeënzeventig euro en vijftien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed.
2. [benadeelde partij 2] (feit 1):
Legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] van een bedrag van EUR 600,-- (zegge: zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed.
De beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen:
1. [benadeelde partij 3] (feit 1):
WIJST de vordering van de benadeelde partij TOE en veroordeelt verdachte te betalen aan de benadeelde partij,genaamd [benadeelde partij 3], wonende te [wonplaats, adres] een bedrag van € 72,15
(fl. 159,--) (zegge: tweeënzeventig euro en vijftien eurocent). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde gekweten tot het bedrag waarvoor hij en/of (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hiervoor opgelegde wijzen van vergoeding van deze schade.
2. [benadeelde partij 2] (feit 1):
WIJST de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats, adres], van een bedrag van € 600,-- (zegge: zeshonderd euro). Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is vergoed.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige gedeelte niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde gekweten tot het bedrag waarvoor hij en/of (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) heeft voldaan aan een van de hiervoor opgelegde wijzen van vergoeding van deze schade.
3. [benadeelde partij 1] (feit 1):
Verklaart de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij 1], postadres: [postadres] niet ontvankelijk in haar vordering. Veroordeeldt de benadeelde partij in de kosten door verdachte tot op heden gemaakt en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.F. Rijken, voorzitter, mr. W.C.E. Winfield en mr. W.J. Kolkert, leden, in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier en is uitgesproken op 12 september 2002. Mr. Winfield is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.