ECLI:NL:RBSHE:2001:AD7547
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Raadkamer
- M. Droesen
- M. Boersma
- A. de Vries-Leemans
- Rechtspraak.nl
Einde strafprocedure zonder oplegging van straf of maatregel met toekenning van kostenvergoeding voor rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Hertogenbosch op 21 december 2001 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend op 7 juli 2000. Verzoekster, die verdacht werd van valsheid in geschrift en het opzettelijk doen van onjuiste aangiften vennootschapsbelasting, verzocht om een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie had op 30 mei 2000 medegedeeld dat er niet verder vervolgd zou worden, omdat 'fiscale afdoening prevaleert'. De rechtbank oordeelde dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, waardoor verzoekster recht had op een vergoeding voor de kosten van haar raadsman.
De rechtbank overwoog dat de kennisgeving van niet verdere vervolging de strafprocedure beëindigde en dat de transactiebevoegdheid van het bestuur van 's Rijks belastingen was ingeroepen. De rechtbank benadrukte dat de artikelen 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering de basis vormen voor de toekenning van een vergoeding, mits de zaak eindigt zonder straf of maatregel. De rechtbank concludeerde dat de kosten van rechtsbijstand redelijk waren, gezien de complexiteit van de zaak, en kende een vergoeding toe van f 220.985,12, na aftrek van de BTW.
De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd in openbare raadkamer uitgesproken. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering in acht genomen en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen.