ECLI:NL:RBSGR:2012:BY8636

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/4417
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschadevergoeding als gevolg van restaurant met terras in de nabijheid van een woonboot

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 december 2012 uitspraak gedaan in een geschil over planschadevergoeding. Eiser, eigenaar van een woonboot, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden, dat zijn verzoek om planschadevergoeding had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de planschade die eiser lijdt als gevolg van de vestiging van een restaurant met terras tegenover zijn woonboot, terecht was vastgesteld op € 30.000,-. De rechtbank volgde het advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB), die had geconcludeerd dat de wijziging van het bestemmingsplan, waardoor het restaurant mogelijk werd, een planologisch nadeel voor eiser met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van het restaurant de privacy van eiser meer aantast dan de eerder geldende bestemming van detailhandel in hout en wijn. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en stelde vast dat eiser recht had op vergoeding van de planschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van zijn aanvraag. Tevens werd het door eiser betaalde griffierecht vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/4417
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 december 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 8 september 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder een
op 26 oktober 2007 van eiser ontvangen verzoek om planschade afgewezen.
Bij besluit van 26 april 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2011. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Mangal en
mr. D.J. Scholten.
Bij tussenbeslissing van 16 november 2011 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) verzocht een deskundigenbericht uit te brengen.
De StAB heeft op 17 april 2012 deskundigenbericht uitgebracht.
Partijen hebben hun zienswijzen op het deskundigenbericht naar voren gebracht. Verweerder heeft daarbij een schriftelijke reactie van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) van 9 mei 2012 ingezonden.
Desverzocht heeft de StAB op 12 september 2012 nader verslag uitgebracht.
Eiser heeft gereageerd op het verslag van 12 september 2012 en nadere stukken ingediend.
De zaak is nader behandeld ter zitting van 20 november 2012. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Mangal en drs. A.B.F. Nijssen.Ter zitting zijn voorts verschenen de deskundigen dr. J.F. Voerman en
P.A.H.M. Willems, beiden verbonden aan de StAB.
Overwegingen
1. Voor een weergave van het wettelijk kader en de relevante feiten en omstandigheden verwijst de rechtbank naar haar tussenbeslissing van 16 november 2011 (LJN: BU6270).
2. In haar tussenbeslissing heeft de rechtbank over enkele beroepsgronden reeds een oordeel gegeven. Voor dit oordeel verwijst de rechtbank naar de desbetreffende overwegingen 6, 11 en 12 van de tussenbeslissing.
3. Verweerder heeft de afwijzing van eisers verzoek om planschadevergoeding gebaseerd op adviezen van de SAOZ van december 2008 en 22 april 2010. Omdat de rechtbank betwijfelde of de SAOZ een volledig juiste planologische vergelijking had gemaakt, heeft zij aanleiding gezien de StAB als deskundige te benoemen voor het uitbrengen van een advies ter zake. Voor zover de StAB tot de conclusie zou komen dat sprake was van planologisch nadeel als gevolg van de verandering in gebruik van de in geding zijnde gronden, is zij verzocht een taxateur te benoemen voor de vaststelling van de hoogte van de schade.
4. De StAB heeft op 17 april 2012 een deskundigenbericht uitgebracht. In dat bericht heeft zij, anders dan de SAOZ, een vergelijking gemaakt van de situatie die bestond onder het bestemmingsplan “Herziening Leiden Zuid-West 1990” (het vorige bestemmingsplan) met de situatie die is ontstaan doordat verweerder op 14 juni 2005 (de peildatum) op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vrijstelling van de voorschriften van dit bestemmingsplan heeft verleend. Door deze vrijstelling is onder meer geregeld dat aan de overzijde van de Rijn waar eisers woonboot ligt, een restaurant met terras werd gevestigd. Verder heeft de StAB, evenals de SAOZ, een vergelijking gemaakt van de situatie onder het bestemmingsplan “Leiden Zuidwest” (het vigerende bestemmingsplan) met die van het vorige bestemmingsplan, inclusief genoemde vrijstelling. De bevindingen van de StAB met betrekking tot de tweede vergelijking waren, na herziening van haar conclusies bij het nadere verslag van 12 september 2012, dat het vigerende bestemmingsplan niet tot planschade leidt, zoals ook door de SAOZ geconcludeerd. Deze conclusie staat tussen partijen niet ter discussie en hoeft de rechtbank daarom verder niet te bespreken.
5. De eerstgenoemde vergelijking heeft de StAB in haar deskundigenbericht van
17 april 2012 tot de conclusie geleid dat de artikel 19-vrijstelling voor eiser wel planologisch nadeel heeft gebracht. Volgens de StAB valt van een restaurant met terras meer beperking van de privacy en overlast door stemgeluid te verwachten dan van detailhandel in hout en wijn, waartoe de desbetreffende gronden onder het vorige bestemmingsplan waren bestemd. Volgens de StAB is het verschil tussen een restaurant en detailhandel gelegen in de verblijftijd, de aard van het verblijf van klanten en de delen van de dag waarop klanten zich in het bedrijf bevinden. Bij detailhandelbedrijven verblijven klanten doorgaans korte tijd met het doel van het zoeken, keuren en kopen van een produkt. Bij restaurants is de verblijftijd van klanten aanmerkelijk langer, doorgaans langer dan een uur. Bij de verblijftijd op het terras speelt daarbij de oriëntatie op de omgeving een rol, precies de reden waarom het restaurant en terras op de Rijn zijn georiënteerd. Conversatie tussen klanten is een van de kenmerken van het verblijf in een restaurant. Bovendien vallen de openingstijden van een restaurant voor een groot deel samen met de tijden dat mensen thuis zijn, aanmerkelijk anders dan bij detailhandel. Gezien de geringe afstand en het feit dat zich tussen de woonboot van eiser zowel feitelijk als planologisch water bevindt, in combinatie met de wezenlijk andere openingstijden van een restaurant in vergelijking met detailhandel, meent de StAB dat een restaurant de privacy meer aantast en tot meer overlast door stemgeluid leidt dan detailhandel. Daarbij heeft de StAB nog aangetekend dat het terras volgens de overzichtstekening bij de vrijstelling 3 meter dichterbij de woonboot van eiser ligt dan de grens van de bestemming “detailhandel in hout en wijn” in het vorige bestemmingsplan.
6. In haar reactie van 9 mei 2012 heeft de SAOZ naar voren gebracht dat in het deskundigenbericht geen aandacht wordt besteed aan de grootschaligheid van met name de detailhandel in hout en de daarmee gepaard gaande overlast van bezoekers maar zeker ook van de bevoorrading daarvan, die ook buiten de openingstijden van een detailhandel kon plaatsvinden. Daarbij heeft de SAOZ aangevoerd dat een detailhandel in wijn en hout ook ruime openingstijden kon kennen, aangezien het bestemmingsplan die niet reguleert. Verder heeft de StAB volgens de SAOZ geen rekening gehouden met de voorheen reeds bestaande mogelijkheid om direct tegenover eisers woonboot woonboten af te meren, de hinder daarvan en de effecten op de privacy.
7. In haar nadere verslag van 12 september 2012 heeft de StAB naar aanleiding van het commentaar van de SAOZ een nieuwe planvergelijking gemaakt en daarbij tevens betrokken dat zowel in het vorige bestemmingsplan als ten tijde van de artikel
19-vrijstelling woonboten konden worden aangelegd langs de gronden met de bestemming “detailhandel in hout en wijn”. De StAB heeft opgemerkt dat detailhandel bevoorraad dient te worden, maar een restaurant evenzeer. Zij heeft haar conclusie gehandhaafd dat de planologische wijziging waardoor het restaurant mogelijk wordt gemaakt als een planologisch nadeel is aan te merken. Volgens de StAB gaat het er bij de planvergelijking om dat de aanwezigheid van een restaurant de privacy van eiser hier meer aantast dan detailhandel. Dit ligt niet zozeer in de schaal als in de aard en uitstraling van een restaurant met terras dat direct uitzicht heeft op eisers woonboot in vergelijking met detailhandel.
8. De StAB heeft de eerder door haar ingeschakelde woonschepentaxateur, [A], verzocht om op basis van de aangepaste planvergelijking nieuwe taxaties te verrichten. De taxateur heeft de waarde van de woonboot inclusief ligplaats in de vrije verkoop voor de peildatum van 14 juni 2005 -uitgaande van de bestemming “detailhandel in hout en wijn” voor de gronden tegenover eisers woonboot én de planologische mogelijkheid woonboten af te meren tegenover de woonboot van eiser- getaxeerd op € 342.000,-. De waarde op de peildatum heeft hij -uitgaande van deze bestemming én de mogelijkheid woonboten tegenover eisers woonboot af te meren, inclusief de artikel 19-vrijstelling, die het restaurant met terras mogelijk maakte-, getaxeerd op € 312.000,-. De StAB heeft vervolgens de planschade die eiser lijdt op € 30.000,- vastgesteld.
9. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de juistheid van de door de StAB gemaakte planologische vergelijking tussen het vorige bestemmingsplan en de artikel
19-vrijstelling te twijfelen. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om aan de definitieve conclusies van de StAB te twijfelen. De StAB heeft in haar verslagen, zoals weergegeven in de overwegingen 5 en 7 en ter zitting nader toegelicht, overtuigend uiteengezet waarom een restaurant met terras de privacy van eiser meer beperkt, hij van deze gebruiksmogelijkheid meer overlast ondervindt dan van detailhandel in hout en wijn en er om die redenen op de peildatum sprake is van planologisch nadeel.
10. De taxateur heeft desverzocht door de StAB zijn taxaties toegelicht, waaronder zijn vaststelling dat de in de nieuwe planvergelijking betrokken mogelijkheid om woonboten af te meren tegenover eisers woonboot aan de overzijde van de Rijn bij de waardetaxatie geen waardeverminderend effect heeft. Gelet hierop bestaat er geen reden om niet van de in overweging 8 genoemde waarden uit te gaan. Hetgeen verweerder, overeenkomstig het commentaar van de SAOZ, heeft aangevoerd, biedt onvoldoende aanknopingspunten om deze taxatie niet te volgen. De opmerking van de SAOZ dat de getaxeerde waardedaling, bezien tegen de achtergrond van de reeds bestaande gebruiksmogelijkheden, buitensporig hoog is, is op zichzelf onvoldoende om aan de juistheid van de taxaties te twijfelen, nu deze opmerking niet nader is onderbouwd.
11. Gelet op het vorenstaande, heeft verweerder ten aanzien van het planologisch nadeel dat voortvloeit uit de artikel 19-vrijstelling, ten onrechte de adviezen van de SAOZ van december 2008 en 22 april 2010 aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.
12. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
13. Gezien de door de rechtbank onderschreven conclusies van de deskundigenberichten, moet verweerder aan eiser € 30.000,- ter vergoeding van planschade toekennen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van eisers aanvraag, 26 oktober 2007. Daaraan staat niet in de weg dat eisers woonboot niet als onroerende zaak zou zijn aan te merken. Anders dan verweerder -in navolging van het commentaar van de SAOZ op het deskundigenbericht van 17 april 2012- nog heeft betoogd, is dit hier geen relevant gegeven. Zoals de StAB heeft opgemerkt, is voor planschadevergoeding onder het regime van artikel 49 van de WRO geen voorwaarde dat de schade wordt geleden door waardemindering van een onroerende zaak. Het wettelijk criterium is of de belanghebbende schade lijdt. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en de hiervoor genoemde planschadevergoeding toe te wijzen.
14. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
15. Niet gebleken is van (overige) proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Voor een vergoeding van de kosten van het contra-expertiserapport van woonarktaxateur [B] is geen grond aanwezig. Eiser heeft dit rapport in de bezwaarfase overgelegd. Voor zover hij deze kosten vergoed had willen zien, had hij, gelet op artikel 7:15, derde lid, van de Awb, reeds in die fase aan verweerder om vergoeding daarvan moeten verzoeken. Verweerder had zich dan daarover in de beslissing op bezwaar kunnen uitlaten. Hierbij merkt de rechtbank verder nog op dat het niet in de rede ligt dat verweerder een vergoeding zou hebben toegekend, omdat dit rapport geen bijdrage heeft geleverd aan de bepaling van de schade. De rechtbank verwijst voor dit oordeel naar hetgeen zij over dit rapport heeft overwogen in overweging 12 van haar tussenbeslissing.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het door eiser tegen het bestreden besluit gemaakte bezwaar gegrond en herroept dat besluit;
- bepaalt dat verweerder ter vergoeding van planschade € 30.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2007 tot aan de dag van uitbetaling, aan eiser betaalt;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 152 ,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P.M. Meskers, voorzitter, mr. dr. L.M. Koenraad, rechter, mr.C.T. Aalbers, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Koppe, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2012.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.